LANDBOUWSCHAP
VERGADERING BESTUUR
Bespreking minister van Landbouw en Landbouwschap
17
In zijn openingswoord van de openbare bestuurs
vergadering van het Landbouwschap, gehouden op
1 december j.l., werd door de voorzitter ir. C. S. Knott
nerus ingegaan op enkele punten op fiscaal gebied.
Bijzonder belangrijk voor de agrarische sector want
het gaat er immers om dat ook voor de land- en tuin
bouw een belastingbeleid gevoerd wordt dat rekening
houdt zowel met de concurrentieverhoudingen ten op
zichte van andere landen als met de structurele posi
tie, waarin de landbouw verkeert. De Belastingcommis
sie van het Landbouwschap zal zich beraden over
het huidige fiscale klimaat. Een dergelijke studie zal
hopelijk alle tekortkomingen voor de landbouw signa
leren en aanbevelingen doen voor mogelijke verbete
ringen.
PEN aantal belastingvoorstellen heeft de Tweede
Kamer gepasseerd en is door de volksvertegen
woordiging goedgekeurd, aldus i»r. Knottnerus. De
voorstellen bestaan uit een -spel van geven en nemen
ik denk daarbij aan de inflatiecorrectie en de wie-
beltax. In het Meerjarenprogramma (hebben wij ge
vraagd naar de mogelijkheid om een belastingvrije
pensioenreserve te vormen, die binnen 'het bedrijf
kan worden belegd. Een en ander heeft geleid tot de
voorstellen van de commissie Van Soest. Toen ons
bleek dat deze voorstellen pas in 1973 in werking
zullen treden, hebben wij aangedrongen op een com
pensatie van deze vertraagde invoering. Daartoe is
■de zogenaamde zelfstandigenaftrek verruimd met
25 Deze regeling zal alleen gelden voor 1972.
Afgaande op sommige geluiden lijkt het er nu op,
dat de voorstellen van de commissie Van Soest een
vervanging van de zelfstandigenaftrek inhouden.
Naar de mening van ir. Knottnerus zou dit laatste on
juist zijn, want het gaat om twee verschillende zaken.
De aftrekregeling voor zelfstandigen komt tegemoet
aan de verschillen in inkomensbesteding. De zelfstan
dige ondernemer moet immers een deel van zijn in
komen aanwenden om de voortzetting van het be
drijf (en inkomen) te handhaven. De voorstellen door
de commissie Van Soest gedaan, beogen de opbouw
van een oudedagsvoorziening voor de zelfstandige
ondernemers fiscaal mogeliik te maken.
Bij de wijziging van de Wet op de omzetbelasting
is voor de tuinbouw succes bereikt. Als agrarisch be
drijfsleven ihebben wij de regering bereid gevonden
om de omzetbelasting op vervoer van tuinbouwpro-
dukten naar de veiling van het 14 -tarief naar het
zogenaamde verlaagde (of 4 %-)tarief over te bren
gen. Door dit besluit is onder meer een hindernis
voor veilingfusies weggenomen. Deze fiscale aanpas
sing is ongetwijfeld van betekenis voor de tuinbouw.
Daarnaast zullen vele wensen van de Nederlandse
land- er. tuinbouw door Brussel ingewilligd moeten
worden. Eer. verdere voortgang in het prijsbeleid
wordt op dit ogenblik afhankelijk gesteld van de
moeilijkheden op monetair gebied. Ondanks de vele
verklaringen en afspraken om in de maand november
topconferenties te wijden aan de verwarrende geld-
situatie zijn de resultaten tot nu toe pover te noemen.
Ik ben van mening dat de nieuwe prijsvoorstellen niet
langer'uit kunnen blijven als in januari van h'et vol
gende jaar en dat is nog maar een maand! geen
oplossing gevonden is in de onoverzichtelijke geld-
sfeer. Overigens vindt op hoog niveau overleg plaats
en alle ogen zijn hierop gericht. Ook het EE.G.-
structuurbeleid lijkt, ondanks de besprekingen over
de ontwerp-richtlijnen, nog maar moeilijk op gang te
komen, maar langer uitstel van enig steunbeleid lijkt
welhaast onmogelijk te worden. Daarom is het ge
wenst dat er plannen uitgewerkt worden in het ka
der van het Nederlandse structuurbeleid, waarbij wel
rekening gehouden moet worden met de voorstellen
zoals die nu in de Gemeenschap besproken worden
en voorzover deze passen in de Nederlandse opvat
tingen.
Over de ontwikkelingssamenwerking merkte ir.
Knottnerus op dat de georganiseerde landbouw zich
steeds positief heeft uitgesproken over de bijdrage die
het Westen moet leveren aan de economische groei
van de ontwikkelingslanden. De ontwikkelingssamen
werking moet deel uitmaken van het totale economi
sche en sociale beleid, zonder dat andere doelstellin
gen van dit beleid (namelijk het welzijn van degenen
die in de landbouw werkzaam zijn) achtergesteld
worden. Het is onjuist als men ontwikkelingshulp op
hangt aan overschot-, 'respectievelijk tekortsituaties
in de landbouw. De wereldmarkt voor suiker heeft
met name aangetoond, dat men zich kan vergissen.
In dit verband is het misschien goed te wijzen op een
dreigend suikertekort. Wij blijven overigens van me
ning dat de Gemeenschap zich had moeten aansluiten
bij de internationale suikerovereenkomst.
Het lijkt er op, dat in de memorie van toelichting
bij de begroting voor ontwikkelingshulp enigszins ge
twijfeld wordt aan de werkelijke betekenis van de
voedselhulp. Toch is een voortgang van deze hulp
zeker in twee vormen noodzakelijk.
Ir. Knottnerus juichte ihet voorstel van onze minis
ter van Landbouw toe om snelle en doelmatige hulp
te verlenen als de voedselvoorziening in ontwikke
lingslanden ten gevolge van ranwen zou stagneren.
Het zogenaamde Emergency Food Scheme voorziet
in een tijdsbesparing om voedsel in de meest geëigen
de vorm op de plaats van de calamiteit te brengen.
Het kwam hem voor, dat er ook in voldoende mate
voedsel opgeslagen moet worden. Met zorg consta
teerde hij dat men met de grootste moeite heeft kun
nen voldoen aan de toezeggingen om mager melkpoe
der als voedselhulp aan de ontwikkelingslanden te
leveren.
De economische ontwikkeling van de ontwikke
lingslanden verhindert nog steeds een geëigende
voedselvoorziening aan economisch zwakkere en
kwetsbare groepen. Een verbetering van de physieke
en psychische gesteldheid van de werkende bevol
king zal de economische groei van een land ongetwij
feld bevorderen. Het valt niet te ontkennen, dat
voedselhulp in deze gevallen meer waard is dan
steun uitsluitend in de vorm van geld. Hoewel men
rekening zal moeten houden met de voedselproduktie
in de ontwikkelingslanden, betekent dit niet dat daar
mede de produktie in eigen land beperkt moet wor
den. Wij blijven als landbouwbedrijfsleven betrokken
bij ontwikkelingssamenwerking waarbij duidelijk ge
steld moet worden dat ontwikkelingshulp meer is en
verder reikt dan het opruimen van overschotten!
GARANTIEREGELING POOTAARDAPPELEN
OOGST 1972 - IETS LAGERE HEFFINGEN
Het bestuur van het Landbouwschap stelde in deze
vergadering het beleid inzake de garantieregeling
voor pootaardappelen voor de oogst 1972 vast. De
voorstellen zijn zoals gebruikelijk tot stand gekomen
in het overleg tussen de Pootgoedcommissie en de
betreffende afdeling van het Bedrijfschap voor de
Groothandel in Aardappelen, dat plaatsvindt in de
Pootgoed-Contact-Commissie. De plannen zijn door
de hoofdafdeling Akkerbouw overgenomen en voor
gelegd aan het bestuur. Daar tussendoor heeft de
Pootgoedcommissie een vergadering gehouden met
een groot aantal belanghebbende pootgoedtelers in
het land (de zogenaamde hearing).
In het vooroverleg is door alle betrokken partijen
ingestemd met voortzetting van de garantieregeling.
Men achtte het om verschillende redenen onverant
woord de regeling niet te continueren.
Het voorgestelde beleid ïs in hoofdlijnen gelijk aan
dat van het voorgaande jaar. De belangrijkste wijzi
gingen komen neer op een verdergaande differentia
tie van de areaal- en plombeheffing, gepaard gaande
met enige verlaging van beide heffingen, alsmede het
handhaven van de garantieprijzen op het huidige ni
veau.
De financiële situatie van de fondsen is voor het
eerst sinds een aantal jaren weer wat gunstiger. De
tekorten zijn weggewerkt en er is weer sprake van
een 'bescheiden fondsvorming. In deze situatie is het
logisch om te denken aan een verlaging van de hef
fingen óf een verhoging van de garantieprijzen. In
verband met de dringende noodzaak tot verlaging van
allerlei kostenfactoren, heeft de Pootgoedcommissie
Tijdens het gesprek, dat het Landbouwschap op 1
december j.l. met de minister van Landbouw gevoerd
heeft, is vooral aandacht gewijd aan een aantal fruitteelt
en tuinbouwaangelegenheden. Daarnaast is met de be
windsman van gedachten gewisseld over het structuur
beleid in Nederland en in de EEG.
Betreffende de fruitteelt werd in november door minis
ter Lardinois toegezegd de eventuele voortzetting van
de overbruggingsregeling aan de orde te stellen zodira
het rapport Little officieel aangeboden is. Tevens zou
dan meer over de ontwikkeling van de fruitprijzen in
november bekend zijn. De minister heeft nu aan het
Landbouwschap meegedeeld de beslissing inzake de over-
bruggingsregeling uit te stellen totdat het rapport Little
uitvoerig bestudeerd is.
In januari 1972 zullen het Landbouwschap en de
minister spreken over het te volgen fruitteeltbeleidi De
bewindsman merkt overigens op, dat uitstel van een
beslissing inzake de overbruggingsfinanciering niet be
tekent dat nu alle hulpmiddelen voor de fruittelers stil
liggen. Voor normale bankkredieten kan het Borgstel
lingsfonds garanties geven. Eveneens blijven de moge
lijkheden die de Bijstandswet en de Rijksgroepsregeling
Zelfstandigen bieden.
Het Landbouwschap heeft die bewindsman gevraagd
naar zijn standpunt over de EEG-subsidieregeling bij de
oprichting van producentengroeperingen. Deze zoge
naamde drie, twee, één procentsregeling (voor telers
groeperingen in de tuinbouw) is inmiddels in België in
gevoerd. In het rapport Little wordt ook aandacht aan de
afzet van fruit besteed. In dit verband is mef de minister
overeengekomen dat de 3, 2, 1 -regeling tegelijk met
het genoemd rapport aan de orde gesteld zal worden.
Tijdens het onderhoud met de heer Lardinois heeft het
Landbouwschap zijn voldoening uitgesproken over de
aanpak van die bestrijding van het perevuur in meidoorns.
Deze bestrijding is overigens mede noodzakelijk in ver
band met de uitvoer van Nederlandse boomkwekerij pro-
dukten.
TUINBOUWAANGELEGENHEDEN
In Benelux-verband zal een accijnsharmonisatie plaats
vinden. Naar verluidt zou dan door de harmonisatie de
accijnsrestitutie op stookolie verdwijnen. Het Landbouw
schap heeft aan de minister gevraagd) of dit waar is en
uiteindelijk de voorkeur gegeven aan het eerste. Ove
rigens zijn de garantieprijzen het vorige jaar wat
verhoogd.
Om evenwel het 'risico van grote schulden maar
ook van een te grote fondsvorming tegen te gaan, is
voorgesteld om de maximum-areaalheffing (bij grote
oversdhetten) te handhaven op ƒ250,per ha, maar
de minimumareaalheffing met 25,te verlagen tot
ƒ150,per ha (bij geringe overschotten). Als vei
ligheidsklep is echter een tussentrap voorgesteld van
200,per ha bij een matig overschot. Daarnaast is
besloten om een kleine verlaging toe te.passen van
de plombeheffing en wel van 0,85 tot 0,80 per 100
kilo. Bovendien leek het bijzonder gewenst om wat
extra tegemoet te komen aan de grove niet-gegaran-
deerde maten. Hiervoor zal een halve plombeheffing
van 0,40 per 100 kilo worden aangehouden.
Een en ander betekent een verlaging van de hef
fingen in een niet-overschotjaar van zeer globaal
50,per Sia en een verlaging van de inkomsten van
de fondsen in zo'n situatie van circa 1 miljoen.
Voor een meer uitvoerige informatie moge worden
verwezen naar de nota Footaardappelbeleid oogsi
1972, die voor iedereen op aanvraag verkrijgbaar is
bij het Landbouwschap, Raamweg 26, Den Haag.
E.E.G.-ZAAIZAADREGELING
In de vergadering kwam ook aan de orde de E.E.G.-
verordening „houdende een gemeenschappelijke ver
ordening der markten in de sector zaaizaad". Deze
basisverordening opent de mogelijkheid om voor een
aantal graszaden en zaden van vlinderbloemigen een
steun bij de produktie toe te kennen, wanneer de toe
stand op de markt in de gemeenschap daartoe aan
leiding geeft. Voorts kunnen voor de zaaizaden, die
in de verordening genoemd worden, invoercertifica-
ten worden afgegeven teneinde de ontwikkeling van
het handelsverkeer op de voet te volgen. Voor dé
maishybriden worden referentieprijzen vastgesteld
op basis waarvan aan de buitengrens compenserende
heffingen kunnen worden opgelegd, wanneer vanuit
derde landen beneden de referentieprijzen wordt aan
geboden. De uitvoeringsbesluiten van deze verorde
ning moeten nog worden vastgesteld. Voor de Neder
landse akkerbouw is het aspect van de E.E.G.-gras-
zaadregeling wel het voornaamste, vooral omdat hier
door de mogelijkheid wordt geopend voor een gemeen-
sdhappelijke steun aan de graszaadproduktie.
De hoofdafdeling Akkerbouw gaat overleg plegen
met de Nederlandse Kwekersbond en de Vereniging
voor de Handel in Landbouwzaaizaden en wel over de
vraag hoe een EE.G.-graszaadsubsidie het beste kan
worden uitgewerkt. Verder zal besproken moeten
worden welke regelen ten aanzien van een E.E.G.-
graszaadsubsidie moeten worden gesteld in de model-
voorwaarden voor de vermeerdering van graszaden
(AT.V.-L).
Er zal namelijk duidelijkheid moeten bestaan over
de graszaadtoeslagen bij de contracten die worden
afgesloten vóórdat de toeslag is vastgesteld. Hierover
zullen zo spoedig mogelijk nadere mededelingen wor
den gedaan.
(Zie verder pag. 18)
zo ja wat de gevolgen zijn voor de glastuinbouw. De
overeenkomst voor een harmonisatie zal waarschijnlijk
per 1 januari 1973 in werking treden.
Deze ontwikkelingen zullen gevolgen kunnen hebben
voor de prijzen van de stookolie in de tuinbouw en de
daaraan gekoppelde aardgasprijzen. De minister heeft
toegezegd al het mogelijke te doen om te voorkomen,
dat de tuinbouw nadelige gevolgen van deze wijzigingen
ondervindt. In dit verband heeft de bewindsman zijn be
zorgdheid uitgesproken over het feit dat de belangstel
ling van de tuinbouw voor de omschakeling naar aard
gas duidelijk is afgenomen. Uiteraard is dit een gevolg
van de huidige lagere olieprijzen. De door de minister
geboden faciliteiten, zoals omschakelingspremie en het
verstrekte olievoorschot, zijn bedoeldi om de overscha
keling van olie naar aardgas te vergemakkelijken en zo
mogelijk te versnellen. Wanneer de tuinders deze moge
lijkheden niet of onvoldoende aangrijpen, overweegt de
minister de tegemoetkomingen in te trekken. Het Land
bouwschap is het hiermee eens, omdat een en ander
strookt met de destijds genomen maatregelen.
ONTWIKKELINGSBELEID
Nu de uitvoering van een gemeenschappelijk struc
tuurbeleid nog steedis op zich laat wachten, heeft het
Landbouwschap aan de minister gevraagd naar zijn oor
deel over de invoering van rentesubsidies in het natio
naal ontwikkelingsbeleid. Deze subsidies zijn een belang
rijk onderdeel van de Brusselse richtlijnen. De heer Lar
dinois is van mening dat de invoering van rentesubsidies
in Nederland zeker op korte termijn afgeraden moet wor
den, omdat de uitwerking binnen nationale grenzen wel
eens strijdig zou kunnen zijn met de besluiten op EEG-
niveau. Hij is over de snelheid waarmede in Brussel be
slissingen genomen worden optimistischer gestemd. Het
Europese Parlement heeft zijn visie over de richtlijnen
gegeven en de Ministerraad is met de behandeling daar-
begonnen. Volgens de heer Lardinois zullen de Brusselse
besluiten over het EEG-structuurbeleid vóór april 1972
genomen zijn. Hij stelt het overigens op prijs als het
Landbouwschap de studie en de discussie over de ge
meenschappelijke richtlijnen voortzet, terwijl een voort
durend overleg met de medewerkers van het ministerie
gewenst is.