Nogmaals „Als de opvolger aantreedt" Zo vlot gaat het niet altijd Nogmaals: Her fruitteeltrapport „Little" In de afgelopen weken hebben wij in een artikelen serie ,,Als de opvolger aantreedt" de aandacht willen vestigen op de vele kanten, die er zitten aan de be drijfsopvolging in de land- en tuinbouw. Naar aanlei ding van het vraaggesprek in het nummer van 20 no vember j.l. met Giel van der Sande, sinds 1 februari 1965 boer te Esch (Noord-Brabant), kregen we een brief van de heer A. W. Groeneweg te Numansdorp. We laten de heer Groeneweg graag aan het woord: MET, belangstelling lees ik steeds de artikelenserie „Als de opvolger aantreedt". Bij het lezen van het 5e artikel met als voorbeeld het bedrijf van Giel van der Sande zijn bij mij enkele vragen gerezen. De economische aanpak van het bedrijf door de heer Van der Sande heeft imijn bewondering, en als de teke nen, in het artikel te beluisteren, niet bedriegen, zal deze jonge boer zeker bij de „Blijvers" behoren. Mijn vraag teken bij dit voorbeeld ontstaat dan ook niet door wat wel in het artikel wordt gezegd, maar ze ontstaat door hetgeen er niet in wordt behandeld. In de eerste plaats het feit dat de jongste broer van Van dier Sande een werkkring buiten de landbouw heeft gevonden. Heel zakelijk wordt in het artikel vermeld, dat Giel boer wilde worden, hij deze kans kreeg en alle voorbereidin gen worden getroffen om deze stap zo geleidelijk moge lijk te nemen. Van zijn jongere broer wordt gezegd, dat hij alle kans kreeg om te leren. Ja-wel, maar wilde deze jongeman dat ook? Was het werkelijk zo, dat deze jong ste broer per se geen boer wilden warden? Mag ik het eens scherp zeggen, geachte redactie, was het misschien zo dat de ene moest, omdat de ander wilde? In het geval Van der Sande moet ik het nog als vraag stellen, maar er zijn voorbeelden van jongens, die hun levenlang in een beroep werkzaam zijn, waarin zij wel hun brpod verdienen, maar levensvreugde door beroeps liefde nooit zullen kennen. En dat als opoffering aan hun broer, die dat wel zal kennen. Ziehier mijn eerste opmerking. Voorwaarden moeten bevatten dat vanaf 1976 terug betaald moet worden, doch met de restrictie dat nog voor 1975 aan de hand van de situatie bepaald moet worden in hoeverre redelijkerwijze terugbetaling ge vraagd kan worden. (Opmerking: dieze voorstellen doen denken aan steun op economische basis, zoals steeds werd bepleit.) VERPLICHTE BEWAARNORMEN 2[EER ingrijpend zijn de voorstellen aangaande de kwaliteitsnormen en vooral ook ten aanzien van de bewaring. Geconstateerd wordt dat het noodzakelijk is de consument een prima produkt aan te bieden. Fruit dat er niet alleen van buiten aantrekkelijk uitziet en gaaf is, maar vooral ook wat de smaak betreft de koper niet teleur mag stellen. Anders houdit men die niet als klant! Daarom wordt het gewenst geacht na te gaan of er smaaknormen kunnen worden vastgesteld voor de be langrijkste rassen. Die normen zouden o.a. betrekking moeten hebben op de rijpheidsgraad (denk aan te vroeg geplukte James Grieve) en op afwezigheid van een „bij smaak". Ook wordt uitvoerig ingegaan op de gebreken bij de bewaring. Er wordt bijv. fruit van ongelijke rijpheids- graad in de koelhuizen geplaatst, veel appelen worden zo lang bewaard dat de kwaliteit sterk teruggelopen is, enz. Dat wordt ongewenst geacht. Te laat geplukte appels moeten anders worden bewaard dan vroeg ge oogste appelen. Als onrijp en te rijp bij en door elkaar in een cel staat, kan men geen optimale bewaaromstan digheden vaststellen. In het rapport wordt daarom ge pleit voor normen betreffende: sortering op rijpheid vóór de bewaring die bewaaromstandigheden de maximum bewaarduur. Men acht het gewenst dat deze verplicht worden inge voerd1. De huidige kwaliteitscontrole zou zodanig moeten worden uitgebreid, dat ook de controle op de bewaring er onder valt. Verder zijn de rapporteurs er van overtuigd dat die bewaring geen taak is voor de teler. Men beveelt daarom aan dat de overheid stopt met financiële medewerking (via Borgstellingsfonds?) bij de bouw van telerskoelhui zen. Ook veilingkoelhuizen die niet aan de te stellen eisen voldoen, zouden van financiële faciliteiten moeten worden uitgesloten. M"N tweede vraagteken wordt opgeroepen door de bedrijfsovername in eigendom door Giel tegen taxatieprijs. In hoeverre in het geval Van der Sande de taxatieprijs afwijkt van de economische verkeerswaarde, weet ik natuurlijk niet, geeft ook niet, omdat ik dit even in het algemeen wil zien. Elk kind in een gezin heeft evenveel recht op het bezit van vader en moeder, wanneer deze er niet meer zijn. Bij het leven van de ouders kunnen deze echter, tot op grote hoogte, met hun bezit doen wat ze willen. Of het echter met het oog op gezinsmoeilijkheden en met het oog op eerlijkheid en rechtvaardigheid, verant woord is de één te bevoordelen boven de ander waag ik NASCHRIFT: j .E heer Groeneweg slaat, dunkt ons, de spijker op de kop, als hij schrijft, dat het in de praktijk meestal niet zo vlot gaat met de overname in eigendom bij meer kinderen. In zulke situaties wordt van de ouders grote wijsheid gevraagd om in 't gezin goede verhoudingen te handhaven. Die wijsheid is al nodig als de beroepskeuze van de kinderen aan de orde is. Terecht wijst Groeneweg op de moeilijkheid, dat als je één van de kinderen de kans geeft om boer te wor den dit beperkingen voor de andere kinderen inhoudt om eveneens een eigen bedrijf in de landbouw te be ginnen. Dat kan dan gemakkelijk een bron van latere spanningen vxxrden. Waarom de één wel en de ander niet? Een tweede moeilijkheid komt er, wanneer de over dracht van het bedrijf in eigendom aan de opvolger aan de orde is. Groeneweg geeft met een duidelijk voorbeeld aan, waar die moeilijkheid ligt, namelijk in de vaststelling van de prijs van de grond waarvoor de opvolger moet overnemen. Ook daarin kan een bron van grote spanningen in de familie-verhoudingen lig gen. Als voorlichters ontgaan ons deze zaken niet. Om dat hier zulke grote belangen als goede verhoudingen in het gezin op het spel staan, hebben we het onder werp van de bedrijfsopvolging uitvoerig in dit blad besproken. We hebben geprobeerd om door middel van vraaggesprekken met mensen, die de problemen rond de bedrijfsopvolging zelf ervaren hebben, de praktijk zoveel mogelijk aan het woord te laten. Daarmee dachten we anderen te kunnen helpen bij het vinden van oplossingen. O hebben we ook een gesprek gevoerd met Giel van der Sande, die twee jaar geleden het bedrijf van z'n ouders in eigendom overnam. Uit het verhaal, dat Giel ons vertelde over de rege ling van de bedrijfsopvolging thuis en dat stond weer gegeven in het nummer van 20 november 1971, blijkt wel dat zijn ouders de moeilijkheden wisten te VOOR KOMEN. DE VEILINGEN gETREFFENDE de afzet lezen we o.a.: Als die veiling een effectieve rol wil spelen bij de distributie van appelen en peren is modernisering nodig. Om de prijsschommelingen te beperken en nadelige speculatie te voorkomen is het gewenst: Voorwaarden te scheppen waardoor het aantal veilin gen in versneld tempo wordt Verminderd. Een meer direkt ingrijpen op de markt te bevorderen door dit kleinere aantal veilingen door poolen en door directe inkoop en verkoop op een gecoördineerde basis tussen de veilingen. OVERIGE PUNTEN ^AMELIJK uitvoerig wordt verder ingegaan op even tuele directe verkoop door de teler in bepaalde gebieden, aan gewenst onderzoek ter opvoering van de kwaliteit van het fruit en verbetering van de afzet, aan eventuele oprichting van een „fruit-afzet-bedrijf" (min of meer als „Hesbania" in België of de East Kent Packers in Engeland als we het goed hebben begrepen) op uitbreiding van het appelsortiment en op beperking en stabilisering van het aanbod van peren. Het zou te ver voeren alles weer te geven. In 't kort is alles te vin den in de algemeen verspreide samenvatting van het rapport Little. VEEL STUDIE GEWENST HET is onmogelijk om in een beknopt artikel een be hoorlijke weergave te geven van de inhoud van het rapport. In feite is men daarin ook slechts ten dele geslaagd in de ruim verspreide samenvatting. We moeten erkennen dat de waardering voor het rapport bij ons stijgt, naarmate we ons er meer in verdiepen. Pas na een grondige studie kan men er zich een verantwoord oordeel over vormen. Bepaalde punten zullen beslist reacties uitlokken. We willen ons thans onthouden van commentaar, mede om dat het gewenst is dat het bedrijfsleven met een eensge zind standpunt komt na uitvoerige bestudering. Bedenk daarbij dat buitenstaanders zoals deze Amerikanen vaak beter fouten door vastgeroeste gewoonten aan kunnen geven dian iemand uit eigen kring. De opmerkingen be te betwijfelen. En toch gebeurt dit in feite, als tegen taxatieprijs wordit overgenomen. Het verschil kan soms wel 4.000,— per ha ten op zichte van de verkeerswaarde zijn. Bij 20 ha is dit een bevoordeling van 80.000,— weet u. Bij deze gedragslijn vraag ik u, met welk steekhoudend argument moet ik bij de andere kinderen aankomen, om dit te rechtvaardigen als ik hun niet eenzelfde bedrag uitkeer? Het lijkt allemaal zo leuk gegaan te zijn bij de fam. Van der Sande. En ik gun ze diat, maar in de prak tijk gaat het meestal zo vlot niet bij overname in eigen dom bij meer kinderen. A. W. GROENEWEG, Numansdorp. „Vader en moeder", vertelde hij, gingen veel naar vergaderingen en daar werd nogal eens over al die dingen van bedrijfsopvolging en financiële regelingen met kinderen gesproken. Daar werd dan thuis ook nog wel eens over nagepraat en soms in praktijk gebracht". Men liet zich dus goed voorlichten en men deed iets met die voorlichting door er met de kinderen over te praten. „We waren thuis met vier kinderent', aldus Giel. „Ik heb twee zusters en een broer, die nogal wat jon ger is dan ïk. Toen het duidelijk werd, dat ik boer wilde worden hebben m'n ouders m'n jongste broer alle kansen gegeven om te leren. Twee jongens boer maken, dat zou toch niet gaan, vonden ze". Vader en moeder Van der Sande onderkenden de moeilijkheden en gingen ze niet uit de weg. Toen Giel thuis kwam meewerken op de boerderij werd ervoor gezorgd, dat er werk was voor twee man en werd een regeling getroffen voor de beloning van z'n arbeid. Daardoor kon hij een eigen vermogen vormen voor mede-financiering van de overname. De overnameprijs werd vastgesteld door een taxatie van een onafhankelijke derde (rijkstaxateur)Een vol komen zakelijke regeling, waarbij geen van de kinde ren toch het gevoel kan krijgen dat men tekort gedaan wordt. De moeilijkheden waarop Groeneweg wijst kunnen dus worden VOORKOMEN. Daarop hebben we met de artikelenserie „Als de opvolger aantreedt" de aandacht van de praktijk nog eens willen vestigen. Dat leek ons heel erg nodig, om dat uit een onderzoek van het L.E.I. omtrent de finan ciële positie van beginnende ondernemers in Fries land, Gelderland en Noord-Brabant bleek, dat: beloning van de meewerkende zoons op tenminste het niveau van een landarbeidersloon eerder uit zondering was dan regel; op het moment van bedrijfsovername door de ouders forse schenkingen aan de opvolger worden gedaan. VRAGEN ZULKE REGELINGENNIET OM GROTE MOEILIJKHEDEN? BROEX VELTMAN. treffende de telerskoelhuizen vinden we een teer punt, vooral omdat in de praktijk gebleken is hoe waardevol ze kunnen zijn om de strijd te overleven. Maar is het zo gek dat er naar wordt gestreefd om fruit van een gelijke rijpheidsgraad in één cel te krijgen en er op toe te zien dat het niet zo lang wordt bewaard dat de kwaliteit sterk teruggelopen is? En dat er op wordt aangedrongen om de consumenten van goed smakend fruit te voorzien, zodat ze niet alleen klant blijven, maar zelfs meer fruit gaan eten? In het rapport wordt de Nederlandse fruitteelt in 't algemeen gunstig beoordeeld. Men ziet redelijke perspec tieven, speciaal vanaf 1975, voor moderne bedrijven. Maar men geeft een aantal punten aan die naar het oor deel van de rapporteurs voor verbetering vatbaar zijn. Tevens doet men voorstellen hoe men die verbeteringen wil bereiken. Het doel is duidelijk om de moderne Ne derlandse fruittelers sneller aan betere prijzen te helpen. Men hoeft het niet bij voorbaat met alle voorstellen eens te zijn. Dat zijn wij ook niet. Maar men kan te snel zijn in zijn oordeel. Het is gemakkelijker te zeggen hoe het niet moet, dan hoe het wel moet. DOELSTELLINGEN JUIST 0PGEMERKT kan nog worden dat ieder het met de doelstellingen van de rapporteurs wel eens kan zijn. Deze stellen namelijk dat het voorgestelde program ma van het bij een goede uitvoering kan leiden tot: a. Een verbetering van de geldelijke opbrengst voor de moderne teler. Deze behoort in 1975 tenminste 8 rente van zijn investeringen te maken en zelfs meer, als de situatie in de EEG speciaal wat betreft Frankrijk gunstiger verloopt dan thans wordt ver wacht. b. Een sterke Nederlandse appel- en pereteelt in 1980, gekenmerkt door een goede, evenwichtige leeftijdsop bouw van de aanplantingen, fruit van hoge kwaliteit, en een verbeterd appelsortiment. Het programma kan ook le:den tot een doelmatiger afzetsysteem, waar door in 1980 de moderne teler meer dan 8 rente van zijn geïnvesteerd vermogen kan maken en daar door in staat zal zijn de regelmatig noodzakelijke ver nieuwingen en verbeteringen zelf te financieren. We hopen dat er voldoende tijd en gelegenheid zal zijn voor een goede oordeelvorming betreffende het rapport, door de praktijk! A. v. O. ïi

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 11