18 VERWACHTINGEN MECHANISATIEONTWIKKELING AKKER- EN WEIDEBOUWBEDRIJVEN TOT 1980 bracht de studie aan het licht een afname van het aantal aankopen aan maaidorsers, opraappersen en melkmachines, maar een duidelijke stijging- van het aantal melktanks en voerautomaten. Ook is opgeno men de aankoopbedragen in de betrokken 5-jaarlijkse perioden in miljoenen guldens. De afname van het aantal werktuigen wordt meer dan gecompenseerd door de prijs per werktuig als gevolg van een grotere capaciteit, technische verbeteringen, enz. Wanneer dan bovendien nog de prijsindex toegevoegd wordt, dan blijkt het aankoopbedrag in de periode 1975 1980 ongeveer 44 te liggen boven dat in de periode 1965—1970 De volgende tabel geeft aan, hoeveel de totale inves teringen op zullen lopen. Ontwikkeling aankopen werktuigenpark in aantallen en in miljoenen guldens 1965-70 1970-75 1975-'80 Trekkers 53495 56409 47552 Voorladers 3725 4400 4800 Maaidorsers 4049 2963 2857 Opraappersen aantallen 7990 5500 5188 Melkmachines 22070 20174 17945 Melktanks 2133 5476 10685 Voerautomaten 1000 6400 7500 Totaal aankopen in miljoenen guldens prijspeil 1965 idem, tegen lopende prijzen 1862 2141 2220 2048 2591 2953 INVESTERINGEN NEMEN GROTE VLUCHT Investeringen per 5 jaar 1965-70 1970-75 1975-'80 Akkerbouw op zeeklei 443 461 461 Weidestreken 268 326 392 Gemengde bedrij ven op zand 623 661 709 Uitgaande van 265 werkdagen per jaar blijkt dat in de periode 1965—1970 per werkdag 1,46 miljoen ir>r^fP€l1 1965)' in de Peri°de 1 QfioT 1,68 miljoen en in de periode 1975— 1980 1,74 miljoen gulden zijn. Tegen lopende prijzen bedragen deze dagelijkse aankopen respectievelijk 1,61 miljoen, 2,03 miljoen en 2,32 miljoen. Tegenover deze werkelijk niet geringe bedragen staat dan ook een forse stijging van de arbeidsproduktiviteit die echter alleen kan worden bereikt, wanneer de nódige aanpassing van de bedrijfsstructuur gelijktijdig ver wezenlijkt wordt. Deze aanpassing zal ten dele 'be staan uit bedrijfsvergroting, ten dele uit zeer nauwe samenwerkingsvormen, ten dele door meer geplande inzet van loonwerkers, die per bedrijf eveneens zullen groeien waarbij opgemerkt moet worden dat de studie- •groep vanzelfsprekend geen rekening heeft kunnen houden met grote storende externe invloeden als eco nomische crisis, andere E.E.G.-landbouwoolitiek, be drijfsbeëindiging, rentesubsidies, grondorijzen),' etc. Maar ook onder sterk veranderde uitwendige omstan digheden zal toch de voortgang der techniek moeilijk te stuiten zijn, met op de achtergrond de algemeen economische ontwikkeling en in nauwe relatie tot het schaalvergrotingsprobleem t.b.v. een grotere arbeids produktiviteit. En juist daarop heeft het rapport zich gebaseerd! De publikatie Prognose 1980 landbouumiechanisatie" is verkrijg baar door overmaking van f25, (vncl. BTW) op postrekening 947057 t.n.v. de Stichting Mechanisatie CentrumWageningen onder ver melding van „Prognose deel 1". NIEUWE UNIMOGS IN HOEGEN DIJKHOF LEVERINGSPROGRAMMA II7AT de totale geïnvesteerde bedragen in land- 'bouwwerktuigen inclusief installaties in be drijfsgebouwen betreft zijn de verwachtingen de vol gende (in milj. guldens). 1965 1970 1975 1980 Totaal (prijspeil 1965) 3648 4308 4873 5490 Totaal (lopende prijzen) 3648 4739 5896 7302 Tenslotte blijkt uit het overzicht betreffende de investeringen in werktuigen voor de 5-jaarlijkse perio den voor drie typen bedrijven dat de investeringen op de gemengde bedrijven en de weidebouwbedrijven een iets grotere vlucht nemen dan die op de akkerbouw bedrijven. In de bekende Unimog serie (importeur H. J. Hoe gen Dijkhof Handelmij. N.V. te Doetinchem met o.m. een vestiging te 's-Heer Arendskerke) hebben zich enkele wijzigingen voorgedaan c.q. uitbreidingen. De Unimog type U 45 heeft plaats moeten maken voor de Unimog U 52. De U 52 heeft een 52 DIN pk motor (U 45, 45 pk) die dit vermogen levert bij 3000 omw min. Het max. koppel 13,8 mkp ligt bij 1900 omw/min. De cylinderinhoud bedraagt 2456 cm3. De rijsnelheid is verhoogd tot max. 63 km/u. De U 52 is in twee uitvoeringen leverbaar: a. met een totaal toelaatbaar gewicht van 3500 kg (voor rijbewijs B-E) en b. met een totaal toelaatbaar gewicht van 4100 kg. De brandstoftank is vergroot tot een inhoud van 90 1. Bovendien is nu een hydraulische besturing leverbaar. De hydraulische installatie (150 ato) ach ter werkt nu met 2 cylinders en heeft een hefkracht van 1700 kg. De driepunts hefinrichting is van cate gorie II. Het is echter mogelijk werktuigen van de categorie I te gebruiken. De Unimog U 80 is vervan gen door de U 84. De U 84 heeft een motorvermogen van 84 DIN pk bij 2500 onw/min. Verder zijn aan dit type geen veranderingen. De Unimog type 416 is thans leverbaar met een motor van 90, 100 of 125 DIN pk. Dit zwaardere type Unimog is bij uitstek geschikt voor opbouw van brandweerapparatuur, enz. De snel heid is volgens de IC AO eisen. Van 0 tot 80 km/u in 35 sec. met een totaalgewicht van 5800 kg. De max. rijsnelheid is 100 km/u. RIJKSDIENST WEGVERKEER NIEUWE AKTIVITEITEN (Vervolg van pag. 11) Het ziet er dus naar uit, dat naarmate men de ver plichte keuring uitstelt, het aantal voertuigen dat daarvoor in aanmerking komt sterk groeit. Filz: Ook daarover is wel iets te zeggen: Wanneer men in 1973 zou beginnen met de voertuigen van tien jaar en ouder, dan zijn dat zoals gezegd 330.000 voertuigen. Wanneer men in 1974 begint, is dat aantal opgelopen tot 413.000, in 1975 tot 534.000. Dat komt omdat tien jaar geleden de groei van het personen wagenpark plotseling is versneld. Kuiperbak: Om een idee te krijgen van het immense probleem om de eerste stap te zetten in deze perio dieke keuring: de keuringscapaciteit van overheid en A.N.W.B. bedraagt op dit ogenblik nog geen 200.000 keuringen per jaar. En deze keuringscapaciteit is in heel veel jaren opgebouwd. Met andere woorden, we zullen er nog veel langer over doen voordat we een keuringscapaciteit hebben, berekend op de aantallen die u zojuist noemde. Kuiperbak: Eh te organiseren is alles. Maar het zal een enorme hoop geld en moeite kosten. VERKOOP LANGS RIJKSWEGEN BEPERKT Benzinestations langs rijkswegen mogen sinds enige tijd nog slechts een beperkt aantal artikelen verkopen. Deze maatregel werd door Rijkswaterstaat genomen, toen bleek dat vele benzinestations langs rijkswegen zich gingen toeleggen op de verkoop van artikelen die volgens Rijkswaterstaat op geen enkele wijze verband hielden met de functie van een benzine station langs een rijksweg. Om technische storingen van kleine aard te kunnen verhelpen is de verkoop van een beperkt assortiment artikelen wel toegestaan. Hieronder vallen artikelen die de gevolgen van weersomstandigheden ODheffen, zoals antivries, ijskrabbers, ontdooiingsmiddelen, enz. Tevens artikelen die nodig zijn voor het opheffen van kleine technische storingen, zoals waterslangen en klemmen, zekeringen, bougies, contactpunten, enz. Tenslotte mogen benzinepompen langs rijkswegen nog artikelen als gevarendriehoeken, plasticruiten, nechlampen, wegenkaarten, zonnebrillen, middelen tegen wagenziekten en ten hoogste acht soorten snoep verkopen. Deze nieuwe regeling heeft geen invloed op de plaatsing van melk-, koffie- en frisdrankautomaten. DE PIJPLEIDINGSTRAAT TEN aanzien van het ingediende voorstel om de beide tracé-gedeelten samen te voegen tot één oostelijk tracé met een aftakking langs de rijksgrens in de richting Zeeland wordt opgemerkt dat het oos telijk tracé met een „Zeeuwse tak" binnen het klei gebied ongeveer dezelfde lengte heeft als het weste lijk tracé. Beide tracé's lopen vanaf Noordihoek tot de rivier de Mark door kleigronden, terwijl beide tracé's nabij Bergen op Zoom opnieuw kleigebied bereiken. De lengte door zandgronden is voor het voorgestelde oostelijke tracé met een „Zeeuwse tak" inderdaad groter dan die van het westelijk tracé, maar dit wordt veroorzaakt door de toename van de lengte van het eerstgenoemde tracé met 5 a 6 km. Indien beide tra cé-gedeelten in Noord-Brabant in het oostelijk tracé zouden worden samengevoegd, zou inderdaad de to tale lengte aan leidingenstraat afnemen. Doch daar staat tegenover, dat het voorgestelde oostelijke tracé gedeelte met een „Zeeuwse tak" als twee samenge voegde tracé's zouden moeten worden gezien met een totale breedte gelijk aan de som van de breedtes van de in het wetsontwerp voorgestelde twee afzonder lijke tracégedeelten, zodat de totaal benodigde opper vlakte in hectaren uitgedrukt aanzienlijk zou toene men. Tengevolge van het feit, dat in de leidingen straat gestreefd wordt naar een continue ondiepe lig ging van de leidingen, wordt het verschil in moei lijkheidsgraad tussen het leggen van leidingen in het klei- en in het zandgebied sterk verminderd. De be nodigde aanpassingswerken zijn in beide gebieden belangrijk; een kostenverschil is blijkens het inrich tingsplan nauwelijks aanwezig. Dit vindt zijn oorzaak in het feit, dat de zandgronden veelal wat geacciden teerd zijn, waardoor de schaal van de aanpassings werken ten behoeve van de waterbeheersing welis waar kleiner is dan in de kleigebieden, maar het aan tal aanpassingswerken neemt toe, terwijl de kosten op hetzelfde niveau liggen. Zowel in het klei- als in het zandgebied moet een zodanig inrichtingsplan worden uitgevoerd, dat voor de leidingleggers een goed ingerichte leidingen baan ontstaat, terwijl de ge volgen van deze ingreep voor de naastliggende agra rische grondgebruikers door aanpassingswerken zo goed mogelijk worden gecompenseerd. Uit de erva ringen die tot dusverre zijn opgedaan blijkt, dat van een belangrijk kostenverschil dan geen. sprake zal zijn. Het voorgestelde alternatieve tracé doorsnijdt de bos- en natuurgebieden mede gelet op de breed te van 100 m nabij Bergen op Zoom op schadelijke en daardoor onaanvaardbare wijze, vooral omdat geen aansluiting kan worden gezocht bij bestaande coupu res. Dit geldt bijvoorbeeld voor het landgoed de Mat- tenburg. Betreffende de twee voorgestelde detailwijzigingen van het oostelijk gedeelte van het tracé in Noord- Brabant wordt opgemerkt dat tussen Noordhoek en Oudenbosch de leidingenstraat door de bestaande ver (Vervolg van pag. 14) kaveling snijdt. De daarbij betrokken bedrijven zul len schadeloos worden gesteld. Bovendien wordt bij de inrichting van de leidingenstraat zoveel mogelijk rekening gehouden met het bestaande verkavelings patroon met het oog op de, eveneens eerdergenoem de, gebruiksmogelijkheden in de toekomst. Daarnaast valt dit gebied binnen de ruilverkaveling in voorbe reiding Oud-Gastel. Tenslotte wordt opgemerkt dat op meerdere plaatsen in het voorgestelde tracé de verkaveling schuil wordt doorsneden. Wijzigingen van het tracé op deze plaatsen, als voorgesteld voor het gedeelte tussen Noordhoek en Oudenbosch, zou een onnodige verlenging en daarmede een groter beslag op de ruimte betekenen. De voorgestelde verschuiving ten zuiden van Oudenbosch, die bedoeld is om aan sluiting te krijgen bij de Rucphense bossen, zou slechts ten dele uitvoerbaar zijn in verband met de bestaande bebouwing van het gehucht Langendijk. Het gevolg daarvan zou zijn dat ter vermijding van genoemde woonbebouwing de bestaande verkaveling, die nu globaal wordt gevolgd, schuin zou moeten wor den doorsneden. Evenwel zijn de ministers van me ning dat bij de gedetailleerde uitwerking van het tra cé ten behoeve van de tweede tervisielegging, nader zal kunnen worden beoordeeld in hoeverre aan de suggestie tegemoet kan worden gekomen. Ten aanzien van de nauwere aansluiting aan rijks weg 17 van het westelijke tracégedeelte wordt er op gewezen dat deze aansluiting zo goed mogelijk is ge realiseerd met inachtneming van bestaande bebou wing en van de eisen van de gemeente Roosendaal ten aanzien van het tracé op haar grondgebied. De breedte van het tracé van het westelijk gedeelte van de leidingenstraat in Noord-Brabant ter hoogte van het landgoed „Groot Molenbeek", waarnaar wordt gevraagd in het verslag, bedraagt 150 m en niet 200 meter zoals blijkbaar wordt verondersteld. De grotere breedte dan elders in dit tracégedeelte is technisch onvermijdelijk tengevolge van de uiterst slechte bodemgesteldheid. Zoals in het voorgaande werd uiteengezet zou het voorgestelde oostelijke tracégedeelte met een „Zeeuw se tak" als twee samengevoegde tracé's moeten wor den gezien met een totale breedte gelijk aan de som van de breedtes van de voorgestelde twee afzonder lijke tracégedeelten. Een verdergaande ontwikkeling van het vervoer per buisleiding dan thans wordt verwacht tussen de bij deze leidingenstraat betrokken haven- en indus triegebieden zou ertoe leiden dat moet worden voor zien in een grotere capaciteit dan de straat thans biedt. De vraag in hoeverre dat zou moeten worden gerealiseerd door verbreding van de onderhavige lei dingenstraat of door het zoeken van een nieuw tracé, zal naar de mening van de minister eerst in de toe komst in het licht van de dan bestaande omstandig heden kunnen worden beoordeeld.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 18