Definitieve oogstraming akkerbouwproduktie oogst 1971 10 Door hoge opbrengsten per ha meer granen, handelsgewassen, aardappelen, suikerbieten en zaai-uien dan verleden jaar DEFINITIEVE OOGSTRAMING 1971 (voorlopige uitkomsten) Volgens globale landelijke en voorlopige uitkomsten van de in oktober 1971 gehouden definitieve oogstraming van akkerbouwgewassen van het C.B.S. waarbij de oppervlakten van de kleine bedrijven (bedrijfsomvang kleiner dan 10 standaardbedrijfseenheden) niet in de raming betrokken wordt. De totale graanproduktie 1971 geraamd op 1,5 miljoen ton of wel 12 meer dan in 1970. De tarweproduktie blijkt t.o.v. verleden jaar met 10 te zijn toegenomen tot 706000 ton. De stijging moet vrijwel geheel worden toegeschreven aan het bijzonder hoge rendement van 5000 kg/ha dat dit jaar is gehaald. De gerst- opbrengst per ha wordt geschat op gemiddeld 3800 kg/ha -f 19 t.o.v. 1970 maar gelijk aan het tienjaarlijks gemiddelde). Dit betekent, dat van het klei nere areaal toch nog 373.000 ton is geoogst -f 13 t.o.v. verleden jaar). Door de grotere uitzaai van rogge en1 het zeer hoge rendement van gemiddeld 3500 kg/ha, wordt de totale produktie getaxeerd op 209000 ton 24 t.o.v. 1970). Ook haver vertoont een record - opbrengst van gemiddeld 4600 kg/ha. Ondanks de areaalinkrimping is de totale haveroogst met 206000 ton nog 4 meer dan verleden jaar. Door de steeds afnemende belangstelling voor het telen van mengsels van granen is de oogjst verder gedaald van 8200 ton in 1970 tot 6500 ton in 1971 (—21 PEULVRUCHTEN (DROOG GEOOGST) Als gevolg van een sterke areaalinkrimping wordt de produktie van droog geoogste groene erwten geschat op 21.300 ton 24 t.o.v. 1970). Van de verkleinde oppervlakte schokkers is eeni gunstig rendement afgekomen van 3350 kg/ha, zodat de totale opbrengst op 7.0ÜO ton wordt geraamd 10 to.v. verleden jaar). Hetzelfde beeld vertonen de oogstcijfers van kapucijners en grauwe erwten (totaal 2500 ton of wel 7 lager dan in 1970) en bruine en witte bonen (totaal 9800 of wel 12 t.o.v. verleden jaar). HANDELSGEWASSEN De produktie van koolzaad is door het zeer gunstige rendement van 3150 kg/ha en de grotere oppervlakte gestegen tot 32.300 ton 48 t.o.v. 1970). Door de areaalinkrimping is de totale produktie van kar wijzaad met 13 gedaald tot 2700 ton. Als gevolg van de grotere uitzaai enerzijds en het bijzon der hoge rendement van 1450 kg/ha anderzijds is de totale produktie van blauwmaanzaad t.o.v. 1970 met 50 toegenomen tot 1200 ton. Ditzelfde geldt voor de vlasoogst waardoor de totale opbrengst van ongerepeld vlas wordt ge taxeerd op 63100 ton 80 t.o.v. verleden jaar) en van gerepeld vlas op 45100 ton 89 KNOL-, BOL- EN WORTELGEWASSEN De nettoproduktie van consumptie-aardappelen (incl. vroege, voer- en poot- aardappelen) wordt geschat op 2.684.000 ton 5 t.o.v. 1970) waarvan 2.215.000 ton 10 klei-aardappelen en 469.000 ton 14 zand- en veenaardappelen. De oogst van fabrieksaardappelen (incl. poters) wordt ge raamd op 2.573.000 ton (+9 to.v. verleden jaar). Door het gunstige rende ment van gemiddeld 49.000 kg/ha wordt de totale oogst van suikerbieten ge taxeerd op ruim 5 miljoen ton 7% t.o.v. 1970). Als gevolg van de af nemende belangstelling voor de teelt van voederbieten is de produktie verder gedaald tot 635.000 ton 12 t.o.v. verleden jaar). De oogst van zaai-uien is met 21 toegenomen tot 400.000 ton. Deze stijging kan zowel aan de grotere oppervlakte worden toegeschreven als aan het hoge rendement van 415.000 kg/ha 5 t.o.v. 1970 en 19 t.o.v. het tienjaarlijks gemiddelde). Geoogste Opbrengst per ha oppervlakte 1971 1970 1971 (voorlopig) Totale opbrengst 1970 1971 1971 (1970 100) ha kg X 1000 ton Granen Tarwe 142.065 +500 5.000 640,1 705,8 110 w.v. wintertarwe 104.565 4.900 5.200 508,6 546,7 107 zomertarwe 37.500 3.600 4.200 131,5 159,1 121 Gerst 98.396 3.200 3.800 329,1 373,2 113 w.v. wintergerst 8.876 3.900 4.300 33,8 38,1 113 zomergerst 89.520 3.100 3.700 295,2 335,1 114 Rogge 59.914 3.000 3.500 168,3 208,6 124 Haver 45.205 3.700 4.600 198,9 205,9 104 Mengsels van granen 1.847 2.600 3.500 8,2 6,5 79 Peulvruchten (droog geoogste) Groene erwten 6.375 2.950 3.350 28,1 21,3 76 Schokkers 2.073 3.250 3.350 7,8 7,0 90 Kapucijners en grauwe erwten 698 3.400 3.600 2,7 2,5 93 Bruine en witte bonen 3.818 2.850 2.550 11,2 9,8 88 Handelsgewassen Koolzaad 10.281 2.900 3.150 21,8 - 32,3 148 Karwijzaad 1.621 1.800 1.700 3,1 2,7 87 Blauwmaanzaad 853 1.200 1.450 0,8 1,2 150 Vlas: ongerepeld 6.750 8.850 35,1 63,1 180 7.125 gerepeld 4.600 6.350 23,9 45,1 189 Knol-, bol- en wortelgew. Aardappelen (incl. uitval) 153.885 35.500 37.500 5603,7 5742,6 102 w.v. consumptie- aard. 1 op kleigrond: incl. uitval 37.000 38.500 2543,8 2596,9 102 67.086 exci. uitval 29.000 33.000 2013,2 2215,0 110 op zand- en veengrond: incl. uitval 32.000 32.000 689,8 572,6 83 17.815 excl. uitval 25.000 26.500 542,2 468,7 86 Fabriek saard.2) 68.984 35.500 37.500 2370,1 2573,2 109 Suikerbieten 102.221 45.500 49.000 4710,9 5021,0 107 Voederbieten 7.954 77.500 80.000 720,4 634,6 88 Zaai-uien 9.636 39.500 41.500 331,3 400,1 121 Stro van: Tarwe 141.063 3.500 4.200 488,7 591,8 121 w.v. wintertarwe 103.710 3.600 4.300 374,1 448,5 120 zomertarwe 37.373 3.100 3.800 114,6 143,2 125 Gerst 97.987 2.100 2.700 212,6 259,8 122 w.v. wintergerst 8.867 2.900 3.300 25,2 29,7 118 zomergerst 89.120 2.000 2.600 187,4 230,1 123 Rogge 59.909 3.900 4.200 213,8 251,8 118 Haver 45.193 2.900 3.800 159,2 173,9 109 Mengsels van granen 1.847 2.300 2.900 7,2 5,4 75 Groene erwten 6.317 1.700 1.850 15,7 11,6 74 Schokkers 2.035 1.900 2.050 4,4 4,2 95 N.B. Exclusief oppervlakten van bedrijven met minder dan 10 sbe J) Inclusief vroege, voer- en pootaardappelen. 2) Inclusief pootaardappelen. Volgens de voorlopige uitkomsten landbouwtelling veestapel mei 1971 van het C.B.S. waarvan de resul taten eerst nu bekend zijn, daalde de totale rundvee stapel ten opzichte van mei 1970 met bijna 3 Het aantal bedrijven met rundvee nam van 131.000 in 1970 af tot 124.000 in 1971. Het aantal stuks jongvee ver minderde van 1,65 miljoen in 1970 tot 1,56 miljoen dieren in 1971. Het aantal melk- en kalfkoeien nam iets toe; in mei 1971 werden 1,9 miljoen koeien geteld. Het aantal mestkalveren breidde zich met 31.000 stuks uit tot 465.000 stuks in mei 1971. Een aanzienlijke daling gaf de categorie „ander jongvee voor de mes- terij en ossen" te zien. In mei 1971 omvatte deze groep 161.000 dieren 33 Het aantal stuks overig mest en weidevee vain 3 jaar en ouder nam met 15 toe tot 64.000. VARKENS De varkensstapel nam ten opzichte van mei 1970 toe met ruim 11 Het aantal bedrijven met varkens daalde daarentegen van 76.000 in 1970 tot 72.000 in 1971. Bij de biggen tot 20 kg was de uitbreiding aanzien lijk, namelijk van 1,8 miljoen stuks tot 2,1 miljoen stuks in 1971. Het aantal varkens van 2050 kg steeg met bijna 28 tot bijna 1,4 miljoen stuks. De groep mestvarkens van 50 kg en meer omvatte in mei 1971 bijna 1,9 miljoen dieren. Het aantal fokzeugen van 50 kg en meer breidde zich met 4 uit tot 768.000 stuks. De categorie fokberen steeg van 21.000 stuks in 1970 tot 24.000 stuks in 1971. PAARDEN Het totale aantal paarden verminderde met 16 tot 73.000 stuks. Bij de categorie paarden jonger dan 3 jaar waren in mei 1971 nog 18.000 dieren aanwezig, 4000 minder dan in mei 1970. Ook bij de landbouwpaarden van 3 jaar en ouder deed zich een belangrijke daling voor; deze groep nam met ongeveer 10.000 af tot 36.000 dieren in 1971. De groep overige paarden van 3 jaar en ouder bleef met ruim 18.000 stuks in aantal onge veer gelijk. SCHAPEN Het totale aantal schapen nam in de periode mei 1970 mei 1971 met 3000 dieren af tot 572.000 dieren. KIPPEN Het aantal slachtkuikens breidde zich met bijna 4,5 miljoen uit tot 34,5 miljoen stuks in 1971. Het aantal bedrij ven met slachtkuikens nam iets af en bedroeg in mei 1971 bijna 2800. Er waren in mei 1971 7,5 miljoen leghennen jonger dan 5 maanden en bijna 18 miljoen leghennen van 5 maanden en ouder. EENDEN Het totale aantal eenden bedroeg in mei 1971 852.000 stuks 10 waaronder 664.000 jonge een den voor de slacht. KALKOENEN Op de ongeveer 250 bedrijven met kalkoenen wor den in mei 1971 1,3 miljoen kalkoenen gehouden, het geen een stijging betekent van 32 ten opzichte van mei 1970. INKRIMPING OPPERVLAKTE GROENTEN IN DE OPEN GROND EN ONDER GLAS EN FRUIT Volgens de voorlopige uitkomsten van het C.B.S. Landbouwtelling 1971, zijn de arealen tuinbouwge- wassen als volgt: Groenten in de open grond (exclusief zaai-uien). De totale oppervlakte groenten in de open grond nam af van 44.738 ha in mei 1970 tot 43.168 ha in mei 1971 4 Een belangrijke uitbreiding van de beteelde oppervlakte deed zich voor bij de éénjarige asperges (+22%), tuinbonen 14%) en poot- en plant - uien (+40 De oppervlakte groen te oogsten erw ten en vroege sluitkool verminderde met resp. 18 en 19 Groenten onder glas. De totale oppervlakte groen ten onder glas was in mei 1971 2 kléiner dan vorig jaar. Het areaal tomaten liep terug van 3339 ha in 1970 tot 3187 ha in 1971 5 Bij de komkommers was de vermindering van de beteelde oppervlakte relatief nog groter dan bij de tomaten, t.w. 13 Een belangrijke uitbreiding valt waar te nemen bij de augurken. In 1970 werd 233 ha van dit gewas ge teeld onder glas tegen 301 ha in 1971 (+29 Pit- en steenvruchten. De oppervlakte appelen daalde van 26.164 ha in 1970 tot 24.052 ha in 1971 8 In de periode mei 1970mei 1971 werd slechts 511 ha appelen aangeplant (45 minder dan in de periode mei 1969mei 1970). Ook het peren areaal nam af, echter in mindere mate dan de opper vlakte appelen, nl. met 4 tot 8046 ha. De totale op pervlakte pit- en steenvruchten daalde van 37.826 ha in 1970 tot 35.186 ha in 1971 (—7 Klein fruit. Ook in de periode mei 1970mei 1971 is de teelt van bessen weer belangrijk ingekrompen. De oppervlakte zwarte bessen daalde van 162 ha tot 105 ha 35 Het areaal rode en witte bessen gaf een vermindering te zien met 23 tot 382 ha. Ook de teelt van frambozen is enigermate ingekrompen (367 ha in mei 1971 tegen 394 ha in mei 1970). De totale oppervlakte beteeld met klein fruit liep terug met 16

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 10