N.A.K. Delta Nederland bouwt nieuw complex Ir. D. Luteijn benoemd als 2e secretaris ZLM Over matiging, muntcrisis en meer 2Czlm ALGEMENE VERGADERING iIIET complex omvat een gebouw waarin kantoor en laboratorium, opslagloods, kweekkas en wa renhuis, bedrijfswoning alsmede 1 ha proefterrein. De keuring van zaaizaad en plantgoed, die thans plaatsvindt onder het regime van de Zaaizaad- en Plantgoedwet 1966 alsmede van internationale rege lingen zoals E.E.G.-richtlijnen en O.KC.D.-bepalin- gen, beslaat wat de veldkeuring betreft in het Keu- ringsgebied Delta-Nederland (omvattende de provin cies Zeeland, Zuid-Holland en het gewestelijk deel van Noord-Brabant) 15.000 ha, terwijl in totaal 50.000 ton zaaizaad en plantgoed geplombeerd wordt; met deze hoeveelheid wordt 500.000 ha be zaaid of beplant in binnen- en buitenland. De nieuwe vestiging (zie perspectief tekening) wordt gebouwd door de Fa Poelman te Ritthem onder architectuur van het bureau Steen en Tuinhof te Vlissingen; een verzoek tot bijstand in bouwkosten en uitrusting is b(j de E.E.G. in Brussel neergelegd. AP 10 november 1971 werd te Goes de eerste steen gelegd voor het gebouwencomplex van de Keu ringsdienst Delta-Nederland door Ir. J. D. Dorst, oud- directeur van de voormalige Keuringsdienst Zeeland. De voorzitter van het Bestuur, de heer J. C. Risseeuw, begroette ondermeer de voorzitter en secretaris van de N.A.W., Ir. H. J. de Bruin en Ir. J. H. Brust, en de voorzitters van de voormalige Keuringsdiensten Noord-Brabant, Zeeland en Zuid-Holland, de heren C. Th. J. de Wit, J. A. Stols en W. H. Jas. Nadat in mei 1970 de Keuringsdienst Delta-Nederland de keu- ringstaak van de gelijktijdig opgeheven keuringsdien sten Zeeland, Noord-Brabant en Zuid-Holland over nam, besloot het Bestuur spoedig tot opheffing van de bestaande vestigingen te Goes, Roosendaal en Ba- rendrecht en tot oprichting van een nieuwe vestiging te Goes aan de 's-Gravenpoldersestraatweg. Door het Dagelijks bestuur van de ZLM is benoemd als tweede secretaris van de ZLM de heer ir. D. Lu teijn te Maassluis. Ir. Luteijn is een boerenzoon, geboren te Zuidzande en thans werkzaam als hoofd van de Marketing-sectie van Windmill Holland te Vlaardingan. Hij is 28 jaar en gehuwd. Na het eind-examen (B) aan de H.B.S. te Oostburg studeerde ir. Luteijn aan de Landbouwhogeschool te Wageningen, richting landhuishoudkunde met inge nieursvakken algemene en bijzondere landhuishoud kunde, staatshuishoudkunde en agrarisch recht. In juni 1968 studeerde hij af, en na plm. 11/2 jaar militaire dienst volgde zijn benoeming bij Windmill. Ir. Luteijn zal per 1 februari 1972, of zo mogelijk reeds eerder, in dienst van de ZLM treden en zal in Goes gaan wo nen. IN NOVEMBERVERGADERING VAN K.N.L.C. Op 2 november j.l. was het hoofdbestuur van het kon. Ned. Landbouw-Comité weer bijeen in zijn twee maandelijkse vergadering. Deze bijeenkomst hield ook een afscheid in. Afscheid van ir. J. Prins te Goes, van hoofdbestuur en dagelijks bestuur K.N.L.C. in verband met zijn aanstaande aftreden als voorzitter van de ZLM. Hem werd hartelijk dank gebracht voor de be kwame en enthousiaste wijze waarop hij de belangen van land- en tuinbouw in het zuidwesten en op natio naal vlak steeds verdedigde. Een stoffelijk blijk van waardering onderstreepte zulks. Gelukkig doet zijn nieuwe functie als directeur van Cebeco, waarin hem alle goeds werd gewenst, hem in de agrarische we reld blijven, zoals ook de heer Prins in zijn dankwoord memoreerde. Voor het hoofdbestuur aan dit agenda punt toe was, had het echter een aantal binnenlandse en internationale zaken te bespreken, waarvan enkele van wel zeer essentiële betekenis voor land- en tuin bouw in de naaste toekomst. LONEN EN PRIJZEN Het hoofdbestuur nam met teleurstelling kennis van het vastlopen van het landelijk overleg van cen trale ondernemersorganisaties en vakcentralen over matiging van de komende loon- en prijsontwikkeling. Het toonde zich verontrust over deze gang van zaken, waar juist zelfstandige ondernemers als die in land en tuinbouw de eerste slachtoffers van de inflatie zijn. De hoop werd uitgesproken, dat het alsnog b.v. door een dringend beroep van de- negering mag ge lukken tot een oplossing te komen. Anders zou de regering toch te gelegener tijd, als inderdaad het nu beginnende bedrijfstaksgewijze overleg geen mati ging zou opleveren, een meer rechtstreeks ingrijpen moeten overwegen. Het hoofdbestuur stelde zich achter het beleid dat namens de georganiseerde land- en tuinbouw in het overleg is gevoerd. Dit steunde in beginsel het stand punt van de industriële werkgevers dat het onver antwoord zou zijn naast de reeds automatisch optre dende Teële loonsverhogingen een extra reële ver betering overeen te komen. Ondertussen hebben des kundige berekeningen aangetoond dat zonder dat laatste al een forse loonkostenstijging in het geding is voor de komende periode. Dit gaf in het hoofdbe stuur aanleiding tot de opmerking, dat dit met name ook voor land- en tuinbouwwerkgevers een onmoge lijke zaak dreigt te gaan worden, waar zeker in ak kerbouw en tuinbouwsectoren de resultaten nog alles behalve florissant zijn. Tenslotte werd er nog eens op gewezen, dat de landbouwprijzen zich onafhankelijk van de lonen be wegen, omdat ze meer bepaald worden door de weers omstandigheden; land- en tuinbouw maken de in flatie niet (Zie verder pag. 4.) De algemene vergadering der ZLM, waarin tevens afscheid zal worden genomen van ir. J. Prins als alge meen-voorzitter van de ZLM, is vastgesteld op maandag 6 december a.s. 's mid dags om 14.00 uur in de Prins van Oranje te Goes. Op deze vergadering zal door de heer ir. C. S. Knottnerus, voorzitter van het K.N.L.C., een in leiding worden gehouden over het onderwerp: „De Nederlandse landbouw in 1972 en 1973." /IP 2 november 1971 heeft de Staatssecretaris voor Financiën, Mr. W. Scholten, geantwoord op brieven van het landbouwschap van 22 april en 4 okto ber 1971 met betrekking tot vragen gesteld over de toepassing van de in aanmerking te nemen bedragen van kosten en opbrengsten van een eigen woning. Dit in verband met het volgende: Zowel de voordelen als de kosten, lasten en af schrijvingen van een eigen woning worden sedert 1 januari 1971 via een norm aan het inkomen toe gerekend. IDe huurwaarde wordt berekend aan de hand van de waarde van de woning in het economisch verkeer en bedraagt bij een waarde van: meer dan 15.000,— 30.000, 60.000, 120.000, 240.000, doch niet meer dan 15.000,— 30.000, 60.000, 120.000, 240.000,— wordt de huurwaarde gesteld op: 150,— 300,— 600,— 1.200,— 2.400r- De kosten, lasten en afschrijvingen andere dan renten en erfpacht) worden niet in aanmerking geno men. De hierboven genoemde huurwaarde vormen dus het saldo van de werkelijke huurwaarde en de werke lijke kosten berekend volgens een bepaalde norm nX. 1 van de laagste waarde genoemd voor de desbe treffende groep. De waarde wordt berekend naar de waarde in het econoomisch verkeer in verhuurde staat. ÏP' zichzelf een aanvaardbare en aantrekkelijke regeling voor particuliere woningbezitters. De regeling geldt echter ook voor woningen behorende tot het vermogen van een onderneming. En hier nu liggen de moeilijkheden. Reeds bij de be handeling in de Kamers is er op gewezen dat de kostensplitsingen vrijwel niet te maken zijn. Denkt u maar aan grond- en polderlasten, onderhoudskosten, verzekeringen, afschrijvingen e.d. voor woningen be horende tot een boerderij, een winkelpand tevens woning, een vxming-praktijkpand van een arts, advo caat en vele anderen, die een gemengd gebruik van een woning maken. Elk grondbelastingbiljet moet gesplitst worden in het deel dat voor het bedrijf en het deel dat voor de eigen woning is, elke verzekeringskwitantie voor het deel van de premie voor de woning en de rest voor de bedrijfsgebouwen, elke onderhoudsnota vraagt de zelfde behandeling. Onuitvoerbaar van dergelijke panden is er van alle kanten geroepen bij de behan deling in de Kamer! HET Landbouwschap heeft hierover een verzoek gedaan aan het Ministerie en gevraagd om een forfaitaire regeling te treffen ter oplossing van de moeilijkheden. Op 2 november heeft de Staatsssecre- taris nu het volgende geantwoord: „Ten antwoord op uw brieven van 4 oktober 1971 en 22 aprit 1971 waarvan de behaindeling tot mijn spijt is vertraagd, deel ik u het volgende mede: Bij de behandeling in de Tweede Kamer der Staten-Generaal van het ontwerp van wet dat heeft geleid tot de Wet van 24 december 1970Stb. 604, is er op gewezen dat mede ter wille van de eenheid in behandeling van alle panden in gemengd gebruik de nieuwe regeling van de eigen woning mede diende te gelden voor panden behorende tot het vermogen van een onderneming. Toepassing van de nieuwe regeling leidt inderdaad tot de door u gesignaleerde noodzaak van een splitsing van kosten en lasten, welke splitsing uiteraard wel eens tot moeilijkheden aanleiding zal kunnen geven. Het is echter naar mijn mening niet mogelijk om in de uitvoeringssfeer voor deze splitsingen een for faitaire regeling te treffen. Een regeling op dit punt ■vereist wetswijziging. Alvorens een dergelijke voorziening in overweging te nemen komt het mij wenselijk voor eerst de erva ringen met de praktische toepassing af te wachten f\EZE brief kost weer handen vol werk wat niet te veronachtzamen kosten met zich brengt. De splitsingen moeten gemaakt en gecontroleerd worden, door boekhouders en belastingcontroleurs en de toe komst moet o.i. uitwijzen, dat beiden een taak wordt opgelegd die redelijkerwijs niet goed kan worden uit gevoerd. Dat wat als een eenvoudige regeling in de particuliere sfeer is aan te merken, is een wangedrocht in de bedrijfssfeer, maar het Ministerie is niet bereid tot een redelijke oplossing. „De wet is hard, maar zij is geschreven" is een oud gezegde wat op de Kneuterdijk in zijn volle gestreng heid wordt gehandhaafd! PAAUWE.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 3