Rundveevoeding in de herfst
Van heinde en verre
Keurlonen voor repressieve keuringen en redelijke verhouding tot reële kosten
13
J. BOGERS.
Consulentschap Rundveehouderij
en Akkerbouw, Tilburg
Door 'n goede voeding van de melk
koeien kan de melkproduktie per
koe op vele bedrijven nog belang
rijk verhoogd worden. De kracht-
voerprijzen zijn gunstig ten opzich
te van de melkprijs. Wees vooral in
de eerste helft van de lactatiepe-
riode niet te zuinig met krachtvoer,
omdat vooral in deze periode nog
te veel koeien beneden de norm
gevoerd worden.
Het is bekend dat de melkproduktie vooral van
melkrijke koeien in de nazomer moeilijk op peil te hou
den is bij alleen beweiden. Hoewel de weersomstan
digheden hierbij een rol spelen moet het vooral toe
geschreven worden aan de samenstelling van het gras.
Het gras heeft dan namelijk een laag gehalte aan
droge stof en aan zetmeelwaarde, terwijl het eiwit
gehalte vrij hoog is. De koeien kunnen daarom te wei
nig voederwaarde opnemen via het gras, zodat andere
voedermiddelen bijgevoerd moeten worden.
Op bedrijven waar de koeien 's nachts opgestald
worden, kan men hooi, aardappelen en krachtvoer
bijvoeren. Wanneer de koeien buiten blijven, zal de
krachtvoergift flink verhoogd moeten worden, wil men
de melkproduktie op peil houden. Boven de 10 kg
melk voor elke 21/2 kg melk meer 1 kg weidekoek.
Voor de voeding op stal zijn stoppelknollen en suiker-
bietekop blad een prima en goedkoop voer, mits
dit goed aangewend wordt.
NITRAATGEHALTE IN STOPPELKNOLLEN
IVX>R de zeer droge nazomer zijnde stoppelknollen
laat gaan groeien. Na de regenval is veel stik
stof opgenomen, zodat de kans bestaat dat het nitraat
gehalte hoog zal zijn en vooral wanneer de stoppel
knollen geteeld zijn op gescheurd grasland en op per
celen die vrij zwaar met drijfmest worden bemest,
Van de eerste onderzochte monsters stoppelknollen
was het nitraatgehalte zeer hoog. Van verdachte per
celen laat men bij voorkeur de stoppelknollen onder
zoeken voordat men gaat voeren.
Stoppelknollen van andere percelen begint men met
niet te grote hoeveelheden te voeren. Door dikwijls
per dag kleine hoeveelheden stoppelknollen te ver
strekken beperkt het gevoor voor nitraatvergiftiging.
Stoppelknollen zijn rijk aan eiwit en vrij arm aan
zetmeelwaarde, zodat naast stoppelknollen een zet-
meelrijk produkt bijgevoerd moet worden, b.v. aard
appelen, voederbieten, snijmaiskuil of droge pulp.
Grote hoeveelheden suikerbietekop blad hebben
een belangrijk hogere zetmeelwaarde dan stoppel
knollen.
VOORBEELDRANTSOENEN
Onderstaande rantsoenen zijn voldoende voor 10
kg melk of droogstand.
1. 3 kg hooi, 50 kg stoppelknollen, 4 kg aardappelen
en 1 kg mineralenbrok.
2. 5 kg hooi, 35 kg stoppelknollen, 6 kg aardappelen
en 1 kg mineralenbrok.
3. 5 kg hooi, 30 kg suikerbietekop -f blad, 3 kg bier-
borstel en 1 kg mineralenbrok.
4. 3 kg hooi, 25 kg stoppelknollen, 25 kg suikerbiete
kop -j- blad en 1 kg mineralenbrok.
5. 4 kg hooi, 40 kg suikerbietekop -f- blad en 1 kg
mineralenbrok.
Boven de 10 kg melk per 2% kg melk 1 kg A-brok
verstrekken.
Melkvaarzei» 1 kg krachtvoer extra verstrekken.
Vervangingsmogelijkheden. 7 kg aardappelen door
2 kg pulpbrok of 13 kg voederbieten of 7 kg snymais-
kuil.
VOEDING VAN DROOGSTAANDE KOEIEN
|\ROOGSTAANDE koeien 34 weken voor 'het
kalven de krachtvoergift geleidelijk opvoeren met
2—4 kg krachtvoer boven deze rantsoenen, afhanke
lijk van conditie en te verwachten melkproduktie.
Voordelen zijn: Minder voederstoornissen na het af
kalven. De koeien zijn reeds voor het afkalven ge
wend aan de opname van krachtvoer, zodat na het
afkalven de krachtvoergift sneller (1 a 2 weken na
het afkalven) kan worden opgevoerd tot het gewenste
niveau. Door het extra voervlak voor het afkalven
wordt het uierweefsel geaktiveerd, zodat de koe klaar
is om veel melk te produceren. Het extra voer is ook
nodig voor het kalf, dat juist in deze periode van de
dracht zijn grootste groei doormaakt.
AANKOOP VAN ZETMEELRUKE PRODUKTEN
fVBZE aankoop kan plaatshebben via aardappelen,
droge pulp of suikerbietekop blad. Bij onder
staande prijzen per 100 kg is de prijs per kg zetmeel
waarde als volgt.
Aardappelen 6,33 cent
Aardappelen 6,50 36 cent
Droge pulp 26,50 41 cent
Aardappelen zijn bij deze prijzen goedkoper dan
droge pulp; daar staat tegenover dat droge pulp niet
zo bewerkelijk is en tijdens het bewaren geen ver
liezen optreden. Suikerbietekop -f blad die vers ver-
voederd worden, zijn meestal belangrijk goedkoper
dan aardappelen.
LANGS DE MELKWEG
1. AANTALLEN MELKKOEIEN
Per mei 1970 had de omvang van de rundveestapel
in ons land een recordhoogte van 4.4 miljoen dieren,
waarvan 1.9 miljoen stuks melkvee. Volgens het
C.B.S. waren er mei 1971 rond 30.000 melkkoeien min
der dan in mei 1970. Dit is een daling van 2
In België daalde de omvang van de totale rundvee
stapel in dat jaar met 60.000 dieren tot 2.8 miljoen-
het aantal melkkoeien daalde met 3 tot 970.000
stuks. Het aantal rundveehouders nam af met 6
tot 119.000. (Belgische Veefokkerij).
Ook in Zwitserland nam de rundveestapel af en
wel met 4
Eenzelfde verloop is er in West-Duitsland te zien.
In het afgelopen jaar nam daar het aantal melkkoei
en met 2.3 af tot 5.5 miljoen dieren. Voorts be
richt het „Officieel Orgaan", dat o.a. ook in Frank
rijk, Australië en Oostenrijk de melkproductie daalt.
Het aantal melkkoeien in Denemarken daalde van
1955 tot 1971 van 1.5 miljoen tot 1.2 miljoen stuks,
hfetgeen in deze 16-jarige periode een daling van
20 omvat.
Het is nog maar enkele jaren geleden, dat in ons
land werd gesproken van een boterberg. Het kan vlug
veranderen. Een tekort aan melk- en zuivelproduc
ten behoort nu niet meer tot de onmogelijkheden.
Dit is iets waar we vreemd tegenaan kijken.
2. MELKPRODUCTIE
De melkproductie in de E.EG.-landen had in 1970
de volgende omvang:
Frankrijk
West-Duitsland
Italië
Nederland
België
Luxemburg
29.5 miljard kg
22.0
8.9
8.1 99
4.1
0.2
4. VERPAKKING VAN DE MELK.
De verpakking van de melk geleverd aan consu
menten vertoont in diverse landen een grote ver
scheidenheid. Dit komt in onderstaande percentages,
die we aan het „Officieel Orgaan" ontleenden tot
72.8 miljard kg
Er zijn in de E.E.G.-landen rond 20 miljoen melk
koeien.
3. MELKKOELTANK
Er zijn in ons land momenteel op ongeveer 4.500
veehouderijbedryven melktanks met diepkoelappa-
ratuur in gebruik. Op deze bedrijven wordt ruim
10 van onze totale melkproductie geproduceerd. In
enkele landen is deze ontwikkeling veel verder ge
vorderd. In Engeland en Wales o.a. wordt reeds rond
60 van de geproduceerde melk uit melktanks met
Rijdende Melk Ontvangsten (R.M.O.) naar de fabrie
ken vervoerd. Men hoopt binnen 5 jaren te bereiken,
dat alle melkveebedrijven met melkkoeltanks zijn
uitgerust.
uiting:
in karton
of kunststof
Land
in glas
verpakking
West-Duitsland
21
79
Frankrijk
48
52
België
94
6
Nederland
79
21
Engeland
93
7
Zwitserland
0
98
Zweden
1
99
Sovjet-Unie
80
20
Ver. Staten van N.-Amerika
12
87
In Amerika en Zwitserland is nog respectievelijk
1 en 2 „andere" verpakkingen.
Deze percentages berustten op het jaar 1969. In
middels zijn deze verhoudingen verschoven, waarbij
de glasverpakking verder aan het afnemen is.
5. EXPORT
In 1970 kwam 20.2 van onze totale export uit de
agrarische sektor. Onderverdeeld was dit respectie
velijk 11.0 uit de veehouderij, 5.8 tuinbouw en
3.4 uit de akkerbouw. Hieruit blijkt dat de land
bouw nog steeds een belangrijke bijdrage levert aan
onze nationale economie.
J. H. LANTÏNGA.
WIJZIGING „ARTIKEL 8" VLEESKFURINGSWET
AF één van de gevolgen van de voorgenomen in-
trekking van artikel 8 van de Vleeskeuringswet
(afschaffing van de nadere keuring van vlees) zal
zijn, dat een aanzienlijke kostenbesparing optreedt,
die zou kunnen doorwerken in de verkoopprijs van
met name vers voorverpakt vlees, kan niet zonder
meer worden bevestigd. Tegenover de kostenver
laging, voortvloeiende uit de intrekking van dit arti
kel moet worden gesteld de mogelijk prijsverhogen
de invloed van het verplicht stellen van gekoeld ver
voer en van de mate, waarin in de praktijk het toe
zicht in de distributiefasen uitbreiding zal blijken te
behoeven. Aldus het antwoord van de minister van
volksgezondheid en milieugygiëne, dr. L. B. J. Stuyt,
mede namens de minister van landbouw, op schrifte
lijke vragen van de Tweede Kamer.
IIET is niet aannemelijk, dat het bedoelde voordeel
te niet gedaan zal worden doordat gemeentebe
sturen verordeningen vaststellen op de heffing van
keurloon voor repressieve keuringen. Enerzijds zal
de opbrengst van deze heffing in een redelijke ver
houding moeten staan tot de kosten van deze repres
sieve keuringen en mag niet dienen ter dekking van
exploitatietekorten van slachthuizen e.d. en ander
zijds zullen de uit de nadere keuring voortvloeiende
bijkomende kosten van wachttijden, omrijden, ope
nen van koelwagens e.d., kosten die dikwijls even
hoog zijn als de invoerheffing zelf, door intrekking
van artikel 8 komen te vervallen. Door de sterke uit
breiding in de laatste jaren van het aantal verkoop
punten van vlees en vleeswaren voornamelijk bij an
dere dan slagerijen is de noodzaak een uitbreiding
van de repressieve keuringen reeds geruime tijd aan
wezig. Het intrekken van artikel 8 zal afhankelijk
van plaatselijke omstandigheden tot een verdere uit
breiding van dit repressieve toezicht leiden. Het is
daarom begrijpelijk, dat verschillende gemeentebe
sturen dekkingsmogelijkheid zoeken voor de kosten
van deze repressieve keuringen, zoals o.a. in de ge
meenten Amsterdam en Zwolle, waar kostendek
kende heffingen worden opgelegd aan die inrichtin
gen zowel verkoopplaatsen als anderszins waar
het repressieve keuren van vlees en vleeswaren
krachtens de Vleeskeuringswet wordt uitgeoefend.
Deze inrichtingen zijn veelal ook onderworpen aan
een heffing krachtens de Warenwet. Het plaatselijk
bedrijfsleven heeft de gelegenheid by de vaststelling
van een dergelijke verordening bij de gemeenteraad
zijn eventuele bezwaren kenbaar te maken.
MINISTER Stuyt stelt dat er wel toezicht is van
tweeërlei aard, maar geen dubbele controle in
eigenlijke zin. De uitoefening van het repressief toe
zicht op vlees en vleeswaren wordt door de Vlees
keuringswet, alsmede door de Warenwet opgedragen
aan de betreffende keuringsdiensten. Het door deze
diensten uitgeoefende toezicht beperkt zich tot de
keuring van scheikundige aard. De vleeskeurings
diensten, hoewel wettelijk niet in hun taak beperkt,
oefent alle overige aspecten van het repressief toe
zicht uit.
Repressieve keuring van vlees en vleeswaren bij
een bepaalde onderneming door één dienst verdient
de voorkeur. Om dit te realiseren zullen vlees en
vleeswaren ook volledig onder de werking van de
Warenwet dienen te worden gebracht met een taak
afbakening ten aanzien van de keuring tussen de
vleeskeuringsdiensten en de keuringsdiensten van
waren. Hierover zal, zoals reeds eerder medegedeeld,
een voorstel worden uitgewerkt, dat wordt opgeno
men in de nota voor de betreffende Kamercommis
sies.
HERFSTENTING JONGVEE
MOND- EN KLAUWZEE 1971
1970, welke op dat moment ouder dan 4 maanden zijn,
In de periode 1 september 1971 tot 16 december 1971
moet de herfstenting van jonge runderen geboren op of
na 1 oktober 1970, welke op het moment dat de dieren
arts op het bedrijf komt om deze enting te verrichten
ouder zijn dan 4 maanden, plaatsvinden, tenzij uit de
aankoopverklaring blijkt dat het rund reeds in deze
periode werd! geënt.
Runderen, welke op het moment dat de dierenarts de
enting komt verrichten nog geen 4 maanden oud zijn,
behoeven op een later tijdstip in deze entperiode, als ze
wel ouder dan 4 maanden zijn geworden, niet te worden
„bijgeënt". Met andere woorden, voor de herfstenting
bezoekt de dierenarts slechts één keer uw bedrijf en ent
dan die aanwezige runderen, geboren op of na 1 oktober
uitgezonderd reeds geënt aangekocht jongvee.
Wanneer deze herfstenting niet plaatsvindt, wordt het
gehele rundrveebeslag na 15 december 1971 als een
ongeënt rundveebeslag aangemerkt, hetgeen inhoudt:
geen mond- en klauwzeerentverklaring bij verkoop van
een rund!
De kosten van de herfstenting jongvee worden mits
in de genoemde entperiode verricht door de Gezond
heidsdienst met de dierenartsen verrekend. Deze enting
kost U dus geen geld!
Met grote nadruk wil ik U erop wijzen dat de verant
woording voor het tijdig enten van de daarvoor in aan
merking komende jonge runderen bij de veehouder be
rust en dus niet bij diens dierenarts. Anders gezegd: de
veehouder stelt zijn dierenarts tijdig op de hoogte dat op
zijn bedrijf jongvee aanwezig is dat voor de herfstenting
in aanmerking komt.