Als de opvolger
aantreedt!
„STRAKS MAG HIJ DOEN WAT HIJ WIL"
Stichting
Toegepast
Onderzoek
Reiniging Afvalwater
opgericht
H
W. J. J. BROEX
B. VELTMAN
Jaarlijks treden nog velen toe als onder
nemer in land- en tuinbouw. Zal hun onder
neming slagen? Dat hangt van veel faktoren af.
Sommige ervan zijn niet te voorzien en zij vor
men een bron van onzekerheid waarmee elke
ondernemer moet leren te leven. Eén punt kan
een belangrijke steun geven: een goede start
positie. Heel wat boeren en tuinders hebben het
gered omdat ze vanuit een goede positie zijn ge
start. Een goed 'begin is ook hier het halve werk.
Hoe bereik je nu als jonge boer of tuinder zo'n
goede startpositie? Een ding is zeker: Wat in de
jaren '50 en '60 in dat opzicht goed was kan nu
best onvoldoende zijn. De land- en tuinbouw
bedrijven worden steeds kapitaalintensiever zeg
gen we elkaar achterna. Dat betekent, dat de
jonge boer en tuinder naast het vergaren van
vakkennis ook moet denken aan het vormen van
een eigen vermogen. Dat laatste moet in de eer
ste plaats komen uit de beloning van zijn arbeid
op het bedrijf. Gebeurt dat ook in de praktijk?
Het Landbouw-Economisch-Instituut:
„De beloning van de meewerkende zoon op
ten minste het niveau van een landarbeider is
eerder uitzondering dan regel. Doordat de thuis
werkende zoons minder verdienden dan het
c.a.o.-loon van een landarbeider was vermogens
vorming niet mogelijk. Waarschijnlijk waren de
bedrijven veelal te klein voor 'n tweede arbeids
kracht en werd de arbeid niet rationeel aange
wend."
Als de opvolger aantreedt moet het 'bedrijf
worden aangepast en moeten regelingen in het
gezin worden getroffen. Daaraan willen we in
enkele artikelen aandacht besteden aan de hand
van enkele praktijkvoorbeelden. Maar vooraf
zouden we nog een boekje open willen doen over
de situatie in de praktijk op dit moment.
EEN BOEKJE OPEN OVER VANDAAG
DOEREN en tuinders, die een opvolger in 't bedrijf
hebben gaan er van uit, dat hun bedrijf zal wor
den voortgezet. Daarom is de situatie op die bedrijven
op één van de twee onderzochte bedrijven te kort
•gekomen. De arbeid van in het bedrijf meewerken
de kinderen was dus op zeer vele bedrijven nodig
om een redelijk bestaan van het gezin mogelijk te
maken.
van belang voor de land- en tuinbouw van morgen.
Hoe staat de vlag er nu bij op die bedrijven? Bereidt
men zich voor op de toekomst?
Op die vragen wilde de Provinciale Raad voor Be
drijfsontwikkeling in Noord-Brabant het antwoord
hebben. Dat antwoord is immers van belang voor het
te voeren beleid van de raad. Aan de voorlichtings
diensten van de Noordbrabantse Christelijke Boeren
bond en de ZLM werd verzocht een onderzoek in te
stellen naar de bedrijfsontwikkeling, de vermogens
ontwikkeling en de vermogensvorming van de kinde
ren op land- en tuinbouwbedrijven in Noord-Brabant,
waar een meewerkende zoon van minstens 16 jaar aan
wezig was. Aan de financiële kant van de ontwikkeling
werd dus veel aandacht besteed in het onderzoek.
Van de uitkomsten van het onderzoek schrokken we
wel wat. Laten we eerlijk zijn: de indruk wordt vaak
gevestigd, dat in Noord-Brabant het puikje van de
boerenstand van morgen woont. Dan verwacht je toch
niet anders, dan dat op de bedrijven waar de toekom
stige boer werkt een modern bedrijfsbeleid wordt ge
voerd. Dan schrik je toch wel even van de volgende
conclusies, die door het onderzoek worden blootgelegd:
HET stond heel nuchter in een verslag van een
voorlichter: „De gemiddelde leeftijd van de
boerenstand komt in dit gebied langzamerhand boven
de 55 jaar. Velen zien het moment van bedrijfsover-
dracht naderen en stellen de bedrijfsaanpassing nog
wat uit. Ze laten het graag aan de opvolger over!"
Toen we aan een paar boeren vroegen of deze op
merking in z'n algemeenheid nog wel opging keken ze
ons aan met een gezicht van: „Zijn jullie nu nog
vreemden in het groene Jeruzalem?" Hun antwoord:
„Zo is het toch altijd geweest?" Een van hen vertelt:
„Op de boerderij van ons thuis hadden we kunstweiden.
Toen ik thuis werkte zei ik tegen m'n vader: „We kun
nen op die kunstweiden best wat meer koeien houden."
Maar 't ging niet door! Hij zei: „Als je 't straks over
genomen hebt mag jij doen wat je wilt; 't gaat mij zo
nog wel naar 't zin." „Zo was 't vijf en twintig jaar
geleden en zo gaat het bij velen nu nog", is z'n stellige
mening als man van de praktijk. Maar span je dan nu
niet het paard achter de wagen met zo'n redenering.
Vijf en twintig jaar geleden kon je nog als boer klein
beginnen. Met een goede gezondheid, werklust en een
zuinige vrouw kon je je er wel bovenop werken. Ver
geet dat nu maar. Het overnemen van een bedrijf kost
een vermogen. Hoe zul je dat als 'beginnende boer of
tuinder financieel bolwerken als je een bedrijf over
neemt waarop het de laatste jaren wat kalm aan ge
daan is met de investeringen? Kun je dan nog wel doen
wat je wilt?
1. Op de bedrijven waar die toekomstige boer werkt,
geschiedt de bedrijfsaanpassing niet op tijd. Aan
vergroting van de bedrijfsomvang wordt op die
bedrijven gemiddeld vrij weinig aandacht besteed
Er treedt dan ook geen noemenswaardige in
komensverbetering op deze bedrijven op.
2. Toch worden op het merendeel van deze bedrijven
de boeren rijker. Op vijf van de zes bedrijven gaf
de boekhouding een vermogenstoename aan. Dat
kwam overigens doordat de arbeid van de mee
werkende kinderen schamel werd beloond en vaak
ook door inkomsten buiten het bedrijf. Zou men
alleen van de bedrijfsinkomsten en de ontvangen
kinderbijslag hebben moeten leven, dan was men
3. Aan het sparen voor een eigen startkapitaal kwa
men vele toekomstige boeren dcm ook niet toe.
Niet minder dan 60 van de op het bedrijf mee
werkende kinderen ontvingen alleen kost, in
woning, kleding en zakgeld voor het werken op
het ouderlijk 'bedrijf.
DE LANDBOUW VAN MORGEN
UOOR de landbouw van morgen lijkt dit beeld niet
te best. Het laat zien, dat de beginnende boeren
straks voor vrij grote startmoeilijkheden staan als ze
het bedrijf van hun ouders willen overnemen. Velen
van hen kunnen een bedrijf overnemen dat de laatste
jaren niet is meegegroeid. Na overname zullen ze de
achterstand moeten inhalen. Zullen ze daarvoor de
nodige financiën bij elkaar kunnen krijgen? Als je
kijkt naar wat ze zelf als eigen gespaard vermogen bij
elkaar gebracht hebben stellig niet. Op die basis zou
den velen zelfs niet eens ais boer of tuinder kunnen
starten. Zij zijn daarvoor afhankelijk van de financiële
hulp van hun ouders. En wat dat betreft ziet het er
nu eens niet somber uit.
Als we het Landbouw-Economisch-Instituut mogen
geloven, dan worden door de ouders forse schenkingen
gedaan aan hun opvolger op het moment, dat hij het
bedrijf overneemt. Zelfs zo, dat gemiddeld van elke
100,die hij voor de overname van het bedrijf neer
telt er 35,van hemzelf zijn. Dat is een financiële
positie waar je mee uit de voeten kunt. Zelfs in de
ogen van een bank. Dus toch een happy end?
ONZEKERE FAKTOREN
70U je je als jonge ondernemer zo gelukkig voelen
als je met zoveel onzekere faktoren moet stèrten?
Een bedrijf waai' de laatste jaren niet teveel in is ge
ïnvesteerd mag dan goedkoper zijn om over te «ïemen,
de inkomensmogelijkheden zijn op zo'n bedijijf ook
achtergebleven.Wij hebben de indruk, dat een begin
nende ondernemer vandaag z'n zekerheid moet zoeken
in het overnemen van een rendabel bedrijf. Eerst
kijken naar de winstmogelijkheden van een bedrijf is
een regel, die we graag aan de beginnende ondernemer
voorhouden.
Natuurlijk speelt het eigen vermogen van de begin
nende ondernemer een rol bij de start. Ondernemen
betekent risico's dragen.
Dat kan alléén als je zelf enig eigen geld kunt in
zetten.
Of de vorming van eigen vermogen afhankelijk moet
zijn van de schenkingen, die de ouders kunnen doen
is naar onze mening zeer de vraag. Vormen schenkin
gen niet een bron van narigheden in de familie? Je
moet als beginnende boer maar afwachten. Dat is nog
eens een extra onzekerheid bij de start.
Naar onze mening moet de vorming van eigen ver
mogen door de jonge boer z'n uitgangspunt vinden in
de zakelijke regel: loon naar werken.
Aan de hand van enkele praktijkvoorbeelden zullen
we in enige artikelen weergeven hoe die regel uit
gewerkt kan worden.
(Vervolg zie pagina 10/11)
IJVE Unie van Waterschappen heeft het initiatief ge-
nomen om te komen tot een 'bundeling van akti-
viteiten op het gebied van de behandeling van afval
water en zuiveringsslib. Hiertoe is op 13 september j.l.
opgericht de Stichting Toegepast Onderzoek Reiniging
Afvalwater: STORA. De taak van de STORA zal zijn
om het toegepast onderzoek te coördineren en te laten
uitvoeren door bestaande instituten en laboratoria.
Tevens zal de stichting zich belasten met het ver
zamelen en registreren van bestaande en in de toe
komst te verkrijgen kennis, die betrekking heeft op
de 'behandeling van afvalwater en zuiveringsslib.
HET gaat hier om een samenwerking van in beginsel
alle organisaties en instanties, die zelf direkt of
indirekt belast zijn met de zuivering van het afval
water. Momenteel zijn dit de rijksoverheid, gemeenten,
industrie en waterschappen, terwijl zich daarbij een
aantal andere belanghebbende organisaties hebben ge
voegd.
Door deze samenwerking wordt verwacht dat een
versnippering van werkzaamheden en daardoor ver
spilling van tijd en energie tegengegaan en of voor
komen kan worden. Vandaar dat alle met de akti'eve
zuiveringstaak belaste overheids- en andere instel
lingen en bij de afvalwaterzuivering belanghebbende
organisaties aan de stichting STORA kunnen deel
nemen.
[ET bestuur bestaat uit vertegenwoordigers van de
waterschappen De Aa, de Berkel, De Dommel,
Regge en Dinkel, het hoogheemraadschap van Rijn
land, het hoogheemraadschap van de Uitwaterende
Sluizen in Kennemerland en Westfriesland, het zuive
ringschap De Geul, het zuiveringschap West-Over
ijssel, de Unie van Waterschappen, het Rijksinstituut
voor Zuivering van Afvalwater (RIZA), het Bureau
Milieuhygiëne van de Raad van Nederlandse Werk
geversverbonden, de Vereniging van Nederlandse Ge
meenten, de Orde van Nederlandse Raadgevende In
genieurs, de Centrale Organisatie TNO, de Nederlandse
Vereniging voor Afvalwaterzuivering en de Vereniging
van Exploitanten van Waterleidingbedrijven in Neder
land.
De door de stichting uit te brengen adviezen op
grond van de resultaten van verrichte onderzoekingen
zullen aan alle deelnemers van de STORA de moge
lijkheden bieden om de vervuiling van het opper
vlaktewater versneld tegen te gaan.
(IVE financiering van de stichting geschiedt door jaar-
lijkse bijdragen van de in het algemeen bestuur
vertegenwoordigde, zelf afvalwater zuiverende over
heidsinstellingen en wel naar rato van het aantal ver
vuilingseenheden (inwonerequivalenten) waarover
heffingen en/of bijdragen, als bedoeld in de Wet Ver
ontreiniging Oppervlaktewateren, worden of kunnen
worden geheven. De mogelijkheden van subsidies zul
len worden onderzocht. Voorlopig zal het bureau van
de STORA gevestigd zijn in het pand van de Unie van
Waterschappen te Den Haag. Binnenkort zal worden
overgegaan tot het aanstellen van een direkteur.