Melkveehouderijbedrijf in beweging arbeidsaanbod van 18 uur per dag. Dit betekent dus voor 2 man een werkdag van 9 uur. Alleen gedurende de knel- periode van de voederwinning van half mei tot 1 juli is het arbeidsaanbod gesteld op maximaal 24 uur per dag. Dit aanbod kan bij handhaving van het aantal vrije dagen alleen verkregen worden door zeer lange werkdagen te maken. Het is echter ook mogelijk in deze periode het aantal vrije dagen te beperken. Vakantie is in deze perio de natuurlijk uitgesloten. Onder de gestelde voorwaarden kwam als optimaal naar voren een driemans bedrijf van 60 ha met 128 melkkoeien. Het arbeidsinkomen was dan f 21.000,per man en het aantal gewerkte uren per jaar 2.050 per man. De nodige investeringen bedroegen 270.000,— per man, exclusief woning. Uiteraard gelden deze resultaten alleen bij een reeks vastgestelde uit gangspunten. Enkele hiervan Zijn: Grond 50 in eigen dom 7.000,— per ha. Grond 50 gedraineerd 1.000,per ha. Gebouwen: ligboxenstal met 10-stands- visgraatmelkstal, waarin gemolken volgens de methode PiAio. De investering in de gebouwen incl. erfverharding en werktuigenberging is gesteld op 62.000, f 1.550,per koe, incl. bijbehorend jongvee. Gebouwen en dode inventaris zijn bij de vermogensbehoefte ge waardeerd tegen nieuwwaarde. Melkopbrengst 4.200 liter per koe. Voor een juiste beoordeling van de genoemde resultaten is het nodig deze te kunnen vergelijken met die van gelijkwaardige eenmansbedrijven. Dit is mogelijk dank zij een andere studie betreffende eenmansbedrijven in het traject van 15—33 ha, waarbij voor zover moge lijk dezelfde uitgangspunten zijn genomen. Hierbij bleek een eenmansbedrijf van 24 ha optimaal. FUSIE VAN GEUIKWAABDIGE BEDRIJVEN l |N de volgende tabel vindt U enkele belangrijke ken getallen van de eenmansbedrijven van 20 en 24 ha en van de driemansbedrijven van 60 ha en 72 ha uit de genoemde studies. Eenmansbedrijf Bedrijfsoppervlakte Totale investering Arbeidsinkomen Aantal m.k. Aantal gewerkte uren Aangekochte Z-W. Drleesansbedriff Bedrijfsoppervlakte Totale investering Arbeidsinkomen Aantal m.k. Aantal gewerkte uren Aangekochte Z.W. Hieruit blijkt dat het ook voor het optimale eenmans bedrijf van 24 ha nog economisch voordelig is met twee gelijkwaardige bedrijven te fuseren tot een driemansbe- drijf, zelfs indien men daarbij de bedrijfsomvang beperkt om 120 vrije dagen per man te kunnen verwezenlijken. Voor de veehouder met 20 ha wordt het arbeidsinkomen bij fusie tot een driemansbedrijf 40 hoger. Het aantal gewerkte uren is op het eenmansbedrijf 50 hoger dan het aantal uren per man op het drie mansbedrijf. Het hogere arbeidsinkomen per man op het driemans bedrijf is toe te schrijven aan de lagere investeringen per man en de daaruitvoortvloeiende lagere jaarlijkse kosten aan rente, afschrijving en onderhoud van gebou wen en machines. Bij het 72 ha 'bedrijf gaat de hierdoor verkregen winst echter weer grotendeels verloren door het geringere aan tal koeien per man, vergeleken met het 24 ha bedrijf. Dit is natuurlijk de consequentie van de gestelde voor waarden t.a.v. de arbeidstijd en het aantal vrije dagen. Hiet aantal koeien is op het 72 ha bedrijf zelfs lager dan op het 60 ha bedrijf. Dit is het gevolg van de grotere oppervlakte die bewerkt moet worden waardoor minder tijd overblijft voor de veeverzorging. Door de lagere vee bezetting hoeft op het 72 ha bedrijf geen ruwvoer meer bijgekocht te worden, terwijl dat op het 60 ha bedrijf een aanzienlijke hoeveelheid betreft. FUSIE: INGRIJPENDE ZAAK gEN fusie met collega's is voor een zelfstandige on dernemer een ingrijpende zaak. Het betekent prijs geven van een groot stuk zelfstandigheid. Voor een blij vende samenwerking is een goede onderlinge verstand houding noodzakelijk. Wat betreft mentaliteit en geaard heid worden hoge eisen aan de partners gesteld. Tenslotte is het van belang dat de rechtsvorm, de in breng en die vergoeding daarvan, de wijze van beëindi ging, de voortzetting bij uitbreiding of overlijden, de ver deling van bevoegdheden en de gezagsstruktuur enz. goed worden geregeld en vastgelegd. Het is raadzaam voor deze punten de sociaal-economische voorlichting van de standsorganisaties in te schakelen. Concluderend! kan gesteld worden dat het op een drie mansbedrijf mogelijk en economisch verantwoord is evenveel vrije dagen per man te realiseren als buiten de landbouw normaal is. De hierdoor beperkte bedrijfsom vang kan toch nog een 'belangrijk hoger arbeidsinkomen per man opleveren dan op het eenmansbedrijf mogelijk is. Naast de betere arbeidsvoorwaarden en het hoger arbeidsinkomen is er nog het voordeel van de lagere De economische groei en de technische ont wikkeling hebben op de melkveehouderij evenals op andere sectoren van de Nederlandse landbouw een grote invloed. De technische ontwikkeling stelt de melkvee houders in staat de arbeidsproduktiviteit aan merkelijk te vergroten, waardoor het mogelijk is de steeds stijgende arbeidskosten geheel of ten dele op te vangen. Toepassing van arbeidsbesparende technieken vergt een economisch verantwoord gebruik van de hiervoor benodigde kapitaalgoederen, het geen vaak bedrijf svergroting noodzakelijk maakt. Deze bedrijf svergroting brengt echter tal van problemen met zich mee, zoals de financiering, het te geringe aanbod van grond voor bedrijfsvergroting, aanloopverliezen bij een aanzienlijke bedrijfsvergroting, verbouwing of vernieuwing van bedrijfsgebouwen etc. Over deze vraagstukken in de melkveehou derij hebben medewerkers van de Afdeling Be drijfseconomisch Onderzoek van het Landbouw- Economisch Instituut regelmatig artikelen ge publiceerd en lezingen gehouden. Een aantal hiervan zijn thans gebundeld in een publika- tie waarin onder meer de volgende onder werpen ter sprake komen: bedrijfsgrootte, ar beidsproduktiviteit, intensivering van de be drijfsvoering, wrektijdverkorting, bedrijfsbe ëindiging, bedrijfsgebouwen en financiering. Deze publikatie kan worden besteld door overschrijving van 9,50 op postrekening no. 41.22.35 t.n.v. het L.EJ. te Den Haag, onder ver melding „publikatie no. 3.24". kapitaalsbehoefte per man. Dit varieert van ƒ45.000 tot meer dan f 80.000, o.a. afhankelijk van de bedrijfs oppervlakte. Deze besparingen zijn uiteraard alleen reëel als voor de voortzetting van de afzonderlijke bedrijven nieuwbouw of omvangrijke verbouwingen noodzakelijk zijn. Dit is b.v. het geval bij verplaatsers in een ruilver kaveling. 20 ha 315.000 15.000 43 2.900 21.000 kg 24 ha 365.000 19.000 51 3.200 25.000 kg 60 ha 270.000/man 21.000/man 128 2.050/man 64.000 kg 72 ha 282.000/man 21.000/man 123 2.100/man Conserven groenten ennien. De vooruitzichten voor de oppervlakte doperwten (ca. 7.000 ha) zijn onzeker. Als alles meeloopt kan de huidige produktieomvang worden gehandhaafd. De stok- en slabonenteelt zou mogelijk van nu ca. 6.000 ha tot ca. 8.000 ha uit te breiden zijn. De overige conaervengewassen nu ca. 2.000 ha zou misschien tot ca. 5.000 ha kunnen worden uitgebreid. Rekening houdende met dubbele teelten (2 gewassen per seizoen) zou de teelt van groentegewassen kunnen uitbreiden van ca. 10.000 ha tot ca. 12.000 ha. Bij de uienteelt, de laatste jaren op 7 a 8.000 ha, sluit de afzetmogelijkheden een sterke uitbreiding uit, zodat voor 1977 een oppervlakte van 10.000 ha wordt ge raamd. Verwachtingen bouwplan 1977. Een benadering van een mogelijke ontwikkeling van de samenstelling van het akkerbouwareaal in 1977 t.o.v. 1969 voor Neder land en het Zeekleigebied (die voor de Veenkoloniën en de overige gebieden zijn niet opgenomen) geeft het volgende overzicht in van het totale areaal. Nederland Zeekleigebied 1969 1977 1969 1977 granen 52 44 46 34 aardappelen 18% 21% 15 18 suikerbieten 13 14% 18 19 kunstweide 6 7 4% 7 groentegew. 4- uien 2 3 3% 5 overige gewassen 8% 10 13 17 100% 100% 100% 100% Zeekleigebieden (ha) 1969 1977 droge peulvruchten 14.800 15.000 koolzaad 6.000 8.000 karwij/blauwmaanzaad 3.000 3.000 vlas 8.600 15.000 overige handelsgewassen 1.000 1.000 bietenzaden 1.700 2.000 graszaden 7.100 13.500 overige landbouwzaden 100 p.m. luzerne 5.700 6.500 snijmais 100 500 overige groenvoedergewassen 450 p.m. voederbieten 2.200 1.000 50.750 65.500 'V Voor de overige gewassen geeft onderstaande raming inzicht omtrent de mogelijke verschuivingen in ha in de zeekleigebieden: NAAR GROTERE EENHEDEN IN de nota wordt er met nadruk op gewezen dat men aan de hand van een aantal gegevens heeft ge tracht, globaal door middel van het doortrekken van de aan de gang zijnde ontwikkelingen, een beeld te geven hetgeen te verwachten zou kunnen zijn. Het is de vraag of de structurele ontwikkelingen in het zelfde tempo zullen doorgaan of er een versnelling in de geleidelijke vermindering van het aantal be drijven met akkerbouw en een verschuiving naar hogere grootte klassen op zal treden. Een verschuiving naar grotere eenheden is nu reeds over de gehele linie duidelijk. Een meer revolutionaire ontwikkeling is zeer wel denkbaar. Betreffende de vraag tot welke vormen van bedrijfs voering en produktierichtingen schaalvergroting voor de blijvers aanleiding zou kunnen geven wordt het volgende in de nota opgemerkt: BEDRIJVEN MET BOUWLAND MINDER DAN 20 HA Voorzover deze bedrijven zich niet ontmengen zal het hoofdbestanddeel van het inkomen niet bij de akker bouw liggen. Naast melkveehouderij zal veredeling in de dierlijke sector nodig zijn. Op de geringe oppervlakte bouwland op deze be drijven zal de specialisatie van de akkerbouwproduk- tie niet ver komen. Het zal moeilijk zijn om door samenwerking tussen meerdere bedrijven te komen tot „akkerbouw-units" van zodanige omvang dat een rationele toepassing van de mechanisatie mogelijk is. De meerdere produktierichtingen van deze bedrijven, alsook de perceelsspreiding en de perceelsgrootte zul len dit ook in de weg staan. BEDRIJVEN MET BOUWLAND EN 20—30 HA CULTUURGROND Hoewel deze categorie in de afgelopen 10 jaren pro centueel iets is toegenomen, kan hiervan voor de toe komst weinig expansie worden verwacht en kan er in absolute zin een afname worden verwacht. Indien en voorzover het hierbij gaat om bedrijven met overwegend akkerbouw zal men het moeten zoeken in de zeer intensieve produktierichtingen en zullen vergaande samenwerkingsvormen nodig zijn, niet alleen wat betreft de gezamenlijke exploitatie van machines maar ook in de vorm van bouwplan-combi naties. Hiervoor zal de verkaveling en de perceels indeling geschikt moeten zijn of worden gemaakt. De produktie-omstandigheden wat betreft bodemgesteld heid zullen voor de intensieve produkties optimaal moeten zijn. Het laat zich aanzien, dat er in deze categorie ook een tendens van ontmenging resp. omschakeling op graslandexploitatie en melkveehouderij zal zijn. Voor al wanneer de omstandigheden voor het vormen van rationele „akkerbouw-units" door samenwerking min der gunstig zijn, lijkt de omschakeling op melkvee houderij een mogelijk alternatief. Overigens wordt verwacht dat deze categorie in de zeekleigebieden pro centueel iets in betekenis zal afnemen. BEDRIJVEN MET BOUWLAND EN 30—50 HA CULTUURGROND Deze categorie is, vooral in de zeekleigebieden, reeds zeer gangbaar. Er zullen hierin veel bedrijven zijn met overwegend akkerbouw en een vrij intensief bouwplan. Er zal echter ook in deze categorie nog grote behoefte zijn aan het vormen van grotere „akker bouw-units" onder meer door samenwerkingsvormen. (Zie verder pag. 15)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 9