L
Technische en
economische analyse
Brabantse varkensfokkerij
mei 1970/1971
UIT een aanvullend onderzoek op 475 bedrijven blijkt
dat 33,7 van de zeugen van het bedrijf afge
voerd zijn. De oorzaak van uitval is oa.
Gewichten van schapen
9
GERINGE ACHTERUITGANG
VAN DE RESULTATEN
A. G. M. ALBERS,
Bedrijfstakdeskundige.
Consulentschap Varkens- en Pluim
veehouderij Tilburg.
Uit de fokkerijresultaten (boekjaar
mei '70mei Tl van ongeveer 650
bedrijven, komen dit jaar weer be
langrijke gegevens. Zo blijkt dat op
deze bedrijven, nagenoeg dezelfde be
drijven als vorig boekjaar, nu gemid
deld 47,7 zeugen (39,5) aanwezig zijn.
Het aandeel van bedrijven met minder
dan 25 zeugen is met 7*4 vermin
derd, terwijl bet aandeel van bedrijven
met 50 zeugen of méér is toegenomen
met 12V2 t.o.v. het vorige boekjaar.
Deze en nog vele andere voor de
varkensfokker zeer belangrijke gege
vens staan In het provinciaal overzicht
1970-1971. Nog belangrijker is dat
ieder bedrijf komt tot analysering van
de technische en economische gege
vens. Daardoor is hij in staat, even
tueel samen met de bedrijfsvoorlich
ter, de zwakke schakel tijdig op te
sporen en te vervangen Met vakman
schap en voldoende controle is nog
veel te bereiken De cijfers spreken
duidelijke taal. Hierover meer in het
volgende artikeL
^OALS ieder jaar, is er tussen de bedrijven onderling
een groot verschil in resultaat. Maar ook tussen
de groepen bedrijven, zoals die naar grootte zijn inge
deeld, zijn verschillen waarneembaar. Onderstaand staat
je ,is een deel van het vergelijkend overzicht tussen de
groepen.
Opbrengst
gestorven
per 100
van die
voerkosten
levend geb.
Aantal zeugen
biggen
Gr. I
0 —25
175
16
Gr. II
25 —30,5
177
16
Gr. III
30,534,5
183
14
Gr. IV
34,5—10
184
16
Gr. V
40 -44
182
17
Gr. VI
44 —50
187
14
Gr. VII
50 —59
194
14
Gr. Vin
59 —80
193
14
Gr, DC
80 en meer
193
13
Gemiddeld
188
15
QAT het financieel resultaat van de varkensfokkerij
over de periode mei 1970mei 1971 aanmerkelijk
lager is, dan die van het vorige jaar, zal niemand ver
bazing wekken. Was de gemiddelde opbrengstprijs per
big in vorig boekjaar 94,voor een big van 20 kg, in
deze verslagperiode is dlie 78,72 voor een big van 21
kg. Aan de andere kant hebben kostenstijgingen het ver
schil tussen opbrengst en kosten sterk besnoeid. Zo zijn
de voerkosten met ongeveer 4*4 gestegen. Hierdoor is
het resultaat minder. Maar ook zijn in dit boekjaar de
technische resultaten lager dan vorig jaar. Zo blijkt, dat
het percentage gestorven van de levend geboren biggen
15 (vorig jaar 14,4 is. Het aantal grootgebrachte
biggen per jaar per gemiddeld aanwezige zeug is 14,90
(vorig jaar 15,07). Het aantal grootgebrachte biggen per
zeug per jaar en de voerkosten per gemiddeld aanwezige
zeug, zijn kengetallen die veel invloed hebben op de ren
tabiliteit van de varkensfokkerij. Deze kengetallen zijn
daarom naar hun economische betekenis gewogen en in
een verhoudingsgetal weergegeven. Een combinatie van
deze verhoudingsgetallen geeft een waarderingscijfer per
bedrijf, uitgedrukt in een rentabiliteitsindex per gemid
deld aanwezige zeug. Vakmanschap en goede verzorging
wordt betaald.
Voer nauwkeurig!...., want de voerkosten en.
UITVAL VAN DE ZEUGEN
Grootgebr.
biggen
per worp
Aantal
worpen
per zeug
per jaar
Aantal
grootgebr.
biggen per
zeug/jaar
Rentabiliteits
index per
gem. aanw. zeug
8.19
8.20
8.34
8.15
8.31
8.43
8.48
8.28
8.43
1.76
1.78
1.79
1.73
1.75
1.74
1.81
1.77
1.78
14.44
14.57
14.99
14.59
14.73
14.66
15.33
15.05
14.99
47,58
23.49
28.54
77,38
34,55
9,56
5,85
28,78
3,16
8.37
1.78
14.90
Storingen in de vruchtbaarheid
Beengebreken
28,6
18,4
47%
IJIT bovenstaand overzicht blijkt, dat naarmate het
aantal zeugen per bedrijf groter wordt, het resul
taat beter is. Dit komt ook duidelijk naar voren in de
rentabiliteitsindex. Deze is op de kleinere bedrijven nega
tief. Dat de grotere bedrijven een beter resultaat behalen
is een gevolg van meerdere oorzaken. Over het algemeen
heeft men een wat betere huisvesting. Er is vaak méér
vakmanschap en men besteed meer tijd aan controle op
de grotere bedrijven. Dat de technische resultaten on
danks alles een achteruitgang te zien geven t.o.v. het
vorige boekjaar wordt veroorzaakt door-een hogere big-
gensterfte als gevolg van de warme dagen in de zomer
van 1970, anderzijds door een geringe controle. Om een
antwoord te geven op de vraag waarom minder gecon
troleerd zou zijn bestaat de indruk dat wellicht bedrijfs-
aanpassingen (bouwen) hiervan de oorzaak zijn.
Storingen in de vruchtbaarheid houdt in: niet berig
worden, niet drachtig worden en te kleine tomen. Bijna
die helft van de uitval van zeugen wordt veroorzaakt
door de twee bovengenoemde oorzaken. Het is nodig
dat een ieder die zich met de varkenshouderij bezig houdt
zoekt naar mogelijkheden om hierin verbetering te bren
gen. Mogelijk kan al veel bereikt worden door uit te gaan
van
regelmatig tn goed ontwormen.
een goede identificatie en registratie.
op het juiste tijdstip enten voor ziekten.
tijdig onderzoek naar de kwaliteit van het sperma.
SPEENLEEFTIJD
HET tijdig (vroeg) spenen van de biggen heeft een
gunstige invloed op vooral het aantal worpen per
zeug per jaar maar ook op het aantal grootgebrachte
higgen per worp. Dat dit financieel voordelig, is hebben
vooral de bedrijven met een groter aantal zeugen begre
pen.
T3
3
CO
c
03
ÖO
e
0.
c
4->
SZ
O
Aantal zei
per bedrijf
Aantal wo
per zeuger
per jaar
Aan groot
gebrachte
biggen per
Grootgebrj
per zeuger
per jaar
65
1,86
8,58
15,97
49
1,78
8,37
14,90
40
1,72
8,03
13,77
56 weken
67 weken
later dan 7 weken
Hieruit blijkt dat door spenen op een leeftijd van on
geveer 5 weken men kan komen tot ruim 2 biggen per
zeug per jaar méér t.o.v. de speenleeftijd van 89 weken.
Overzicht van de gemiddelde gewichten en de variatie per rubriek en totaal
J. J. ZONDERLAND.
C.A.R. Goes,
O' de provinciale Zeeuwse fokschapendag, welke op 3 september te Goes plaats
vond, zijn de individueel gekeurde schapen en de ooien met lammeren gewogen.
Het was niet mogelijk om alle dieren uit de hokken te wegen. Toch hebben de ver
kregen gewichten interessante gegevens opgeleverd.
13 ooilammeren wogen gemiddeld 44 kg. 18 ramlammeren wogen gemiddeld 52 kg.
52 ooien (enkelingen en de moeders van de lammeren) wogen gemiddeld 85 kg. De
moeders van de lammeren wogen gen\iddeld 7 kg minder dan hun individueel gekeur
de leeftijdgenoten.
In de rubriek ooien met 2 ooilammeren waren de lammeren gemiddeld het lichtst
(42,5 kg), de ooien wogen gemiddeld ook maar 78 kg. Van de 18 2^-jarige en oudere
rammen zijn 8 in Zeeland gefokt, zes zijn afkomstig vain een vooraanstaande Texelse
fokker en 4 rammen van verschillende Noord-Hollandse fokkers.
De in Zeeland gefokte rammen wogen gemiddeld 116 kg (86—132). De door C. J.
Commandeur gefokte rammen wogen gemiddeld 108 kg (87125). De overige ram
men wogen gemiddeld 109 kg (105113). Het is de vraag welke invloed het gewicht
van de rammen heeft op de groeisnelheid van, de lammeren. Het zou daarom interes
aantal
rubriek gemiddeld gewicht in kg
variatie
6
raimmen geboren vóór 1969
114
97—132
12
21/2-jarige rammen
110
86—131
13
1 ^-jarige rammen
95
83—110
alle rammen
(107)
11
ooien geboren vóór 1969
93
85—104
9
ooien geboren in 1969
87
75—105
11
ooien geboren in 1970 (vóór 18-3)
83
70— 91
10
ooien geboren in 1970 (na 17-3)
80
67— 93
alle ooien geboren in 1970
(81)
alle ooien
(86)
ooi met lammeren
11
ooien
83
70— 99
8
ooilammeren (0. -f 2 ooilammeren)
42,5
40— 46
5
ooilammeren (0. ooi- en ramlammeren)
47
40— 53
5
ramlammeren (0. ooi- en ramlammeren)
54
42— 66
4
ramlammeren (0. 2 ramlammeren)
49
42— 56
9
ramlammeren (individueel)
51
44— 62
sant zijn om van rammen die een groot aantal ooien dekken een aantal nakomelingen
onder gelijke omstandigheden te testen op groeivermogen, voederconversie en slacht
kwaliteit.
Wanneer deze gegevens gebruikt kunnen worden bij de selectie en de keuze van de
rammen, kan dit bijdragen tot verhoging van de opbrengsten van de schapenhouderij.