Langs de melkweg Het mesten van stieren en ossen in de praktijk ontwerp-verordening bestrijding runderti ierculose en abortus bang 1972 het lijkt ons interessant in een tijdtafel enkele jaar tallen weer te geven waarin op het gebied van de melkveehouderij en de zuivelverwerking uitvindingen of gebeurtenissen plaatsvonden en ontwikkelingen begonnen zijn. 8 (L) In het verleden ligt het heden voorspelling najaarsbesmetting leverbot 1971 Resultaten van zelf opgefokte meststieren afgeleverd op een leeftijd van 16 maanden. ET L.E.I. heeft een onderzoek ingesteld naar de rentabiliteit van het mesten van stieren en ossen op in hoofdzaak akkerbouwbedrijven met rundveemes- terij van enige omvang (koppels van 20 tot 50 dieren en meer). De resultaten van deze bedrijven gedurende de jaren 1967 tot en met 1970 bleken van jaar tot jaar sterk te fluctueren als gevolg van schommelingen in de vleesprijzen. In 1967 waren de uit komsten van de mesterij ongunstig; die in de jaren 1968 en 1969 waren beter. Het jaar 1970 leverde tenslotte weer lagere uitkomsten op dan het voorafgaande jaar. Het beste rendement had het mesten van jonge stieren die op een leeftijd! van 16 maanden en met een levend gewicht van ca. 500 kg werden afgeleverd. Het mesten van stieren tot ruim tweejarige leeftijd en met een levend gewicht van ca. 600 kg, was minder rendabel. De uitkomsten van het mesten van ossen tot twee driejarige leeftijd- waren tenslotte het slechtst. De vraag of het rendabeler is nuchtere kalveren voor de mesterij te kopen dan wel stieren van 8 12 maanden, kan niet worden beantwoord De vakbekwaamheid en handelsgeest van de mester blijken n.l. van doorslaggevende betekenis te zijn voor de bedrijfsuitkomsten. Wel is gebleken dat het door de mester zelf opfokken van kalveren gunstige resultaten kan opleveren bij een goed voeder schema. In de pubiikatie zijn, behalve de resultaten van de 81 afgeleverde koppels dieren, tevens de uitkomsten per categorie dieren vermeld. Van de belangrijkste categorie, namelijk die van jonge stieren, afgeleverd op een leeftijd van 16 maanden met een gewicht van 470 h 500 kg, waren de resultaten als volgt: Jaar van aflevering Aantal dieren Levend eindgewicht (kg) Geslacht gewicht (kg) Prijs per kg geslacht gewicht (ct.) Hoeveelheid voer (kg ZW) Voerprijs (ct. per kg ZW) 1967 1968 1969 1970 137 127 156 225 476 471 493 520 265 265 278 289 419 446 512 492 1592 1642 1678 1712 46 41 43 45 Opbrengstprijs 1106 1180 1422 1425 Aankoop kalveren 210 189 249 297 i i Netto omzet 896 991 1173 1128 Voerkosten 734 679 726 764 Voederwinst 162 312 447 364 Overige berekende kosten 186 173 177 196 Blijft voor arbeid 24 139 270 168 Aantal mestdagen 492 484 505 500 Arbeidsvergoeding per mestdag 0,05 0,25 0,54 0,34 Terwijl de opbrengstprijs per kg geslacht gewicht tot 1969 hoger werd en in 1970 weer iets daalde, steeg sinds 1968 de prijs van nuchtere kalveren. Het arbeidsinkomen per stier bereikte in 1969 een top. Ook op zichzelf bezien was dat resultaat, een arbeidsinkomen van 270,per dier, gunstig, in aanmerking genomen, dat bij een volwaardige beloning van alle arbe.id, de arbeidskosten per stier ongeveer 150, bedragen. In 1970 tenslotte, heeft de stienmesterij nog juist een voldoende arbeids- beloning opgeleverd. (Belangstellenden kunnen deze pubiikatie betreffende het mesten van stieren en ossen in de praktijk bij het L.E.I. bestellen door overschrijving van if 4,50 op no. 41.22.35 t.n.v. het LJE.I. te Den Haag, onder vermelding van „Zend pubiikatie no. 3.25". Op voordracht van de hoofdafdeling Veehouderij, ge hoord de Sichting Gezondheidszorg voor Dieren, heeft het bestuur van het Landbouwschap besloten tot pubii katie van de ontwerpverordening bestrijding runder- tuberculose 1972 met het daarbij behorende ontwerp- reglement bestrijding rundertuberculose 1972: de ont- werp-verordening bestrijding abortus Bang 1972 met het daarbij behorende ontwerp-reglement bestrijding abortus Bang 1972; de ontwerp-verordening tot wijziging van de Verordening abortus Bang besmetting en de ontwerp verordening tot wijziging van de Verordening identifica tie en registratie runderen. De reorganisatie van de dierziektenbestrijding is de oorzaak, dat bovengenoemde ontwerp-verordeningen en reglementen op enkele punten gewijzigd zijn. Zo is de omschrijving van het begrip „gezondheidsdienst" aange past aan de nieuwe positie die de gezondheidsdiensten voor dieren met ingang van 1 januari 1972 zullen in nemen, te weten als organen van de Stichting Gezond heidszorg voor Dieren. De reorganisatie brengt intrek king van het besluit Erkenning gezondheidsdiensten voor dieren met zich mee. Nieuw is de inschakeling van de Stichting Gezondheidsdienst voor Dieren. Aan deze stichting zijn enkele bevoegdheden verleend, die tot nu toe toebedeeld zijn aan de hoofdafdeling Veehouderij. gOMMIGE situaties van het moment worden wel als vanzelfsprekend beleefd. Deze verworven situa ties zijn evenwel in de loop der tijden ontstaan na het aftasten van die voor- en nadelen van een nieuw gezichts punt. Bij de ontwikkelingen is datgene tot stand gekomen, waarbij de te bereiken voordelen domineerden. Om iets te bereiken is initiatief en daadkracht nodig. De mate van het resultaat is thans zichtbaar. Zo is het voor elke melkveehouder een vanzelfspre kende zaak geworden, dat zijn te leveren melk, hoe gering ook, door een zuivelfabriek wordt opgehaald. Daar komt nog bij, dat de uitbetaling is gebaseerd op het vetgehal te, de hygiënische kwaliteit en bij sommige fabrieken ook naar het eiwitgehalte zonder met de hoeveelheid rekening te houden. Dit gebeurt met het oogmerk om een zo eerlijk mogelijke verdeling naar waarde van de ge leverde grondstof tot stand te brengen. De verwerking en afzet van de melk en -produkten is in het algemeen goed georganiseerd. Alles heeft een oorsprong. Voordat vindingen en/of initiatieven in ruime mate in praktijk zijn gebracht ligt een zekere tijd Dit tijdsbestek is afhankelijk van de belangrijkheid en de voortvarendheid van de belanghebbenden. Evenwel zijn niet alle ideeën voor de gehele praktijk passend. Hier kunnen verschillende belangen een rol spelen. 1673: Anthonie Leeuwenhoek te Delft ontdekt de vet bolletjes in de melk. 1838: Mond- en klauwzeer komt voor het eerst in ons land voor. 1863: Eerste zuivelfabriek in ons land te Waddinxveen (z.-h.). 1886: Eerste Coöperatieve Zuivelfabriek in ons land te Warga (Fr.). 1889: Aanstelling van een Zuivelconsulent in Friesland. Dit was de eerste in ons land en is de voorloper van de latere Rijkslandbouwvoorlichtingsdiensten. In Zeeland kwam in 1899 een Zuivelconsulent. De Zuivelvoorlichtingsdienst is de oudste tak varf voorlichting. 1889: Oprichting van de Zuivelschool te Bolsward. 1890: Invoering van de eerste boterwet. J. H. LANTINGA Consulentschap voor de akkerbouw en rundveehouderij Goes 1893: De Zwitserse Dr. Gerber komt uit met een metho de voor bepaling van het vetgehalte van de melk, die zich leent van massaonderzoek. Deze methode vindt in West-Europa nog nagenoeg algemene toe passing. 1894: De Coöp. Zuivelfabriek te Wirdum (Fr.) voert als eerste de uitbetaling naar vetgehalte in. 1894: Oprichting van de eerste vereniging ter wereld voor melkproduktiecontrole in Denemarken (Jut land). 1896: Melkcontrolevereniging in Jelsum (Fr.) opgericht. Dit is de tweede in de wereld. 1898: Wedstrijd in het handmelken te Doorwerth in Gelderland. Dit vond navolging en Meruit ont stonden de cursussen voor goed melken, die pas na 1920 meer algemene bekendheid kregen. Vanaf 1947 kwamen cursussen in machinaal melken tot stand, die tussen 19551965 de meeste belang stellenden trokken. 1900: Oprichting van de Algemene Nederlandse Zuivel- bond. Dit is een overkoepelend orgaan van de gewestelijke bonden, waarvan de Zuid-Nederland se Bond in 1893 als eerste tot stand is gekomen. 19011904: Oprichting van botercontrole-stations. 1904: De botercontrole onder Rijkstoezicht gesteld. 1906: Oprichting van het Kaascontrolestation te Hoorn. Dit is de eerste in ons landi. 1910: Eerste electrisch aangedreven melkmachines in ons land te Deventer. Vanaf omstreeks 1895 zijn meerdere handmelkmachines in ons land be proefd. In Zeeland kwam de eerste melkmachine in 1925 te Groede. 1916: Invoering van de machinale kaasbereiding. 1920: Oprichting van de Gezondheidsdienst voor Die ren in Friesland. In Zeelandi gebeurde dit in 1946. 1933: Wettelijke regeling voor de uitbetaling van de melk naar kwaliteit 4n het westen van ons land ingevoerd. In 1958 werd dit landelijk van kracht. 1940: Invoering van de standaardisatie van de consump- tiemelk op 2,5 vet. In 1960 is dit gebracht op 3,Q en vanaf 1968 bedraagt dit 3,20 vet. 1943: Instelling van de Centrale Melkcontrole Dienst te Arnhem. 1951: In de Verenigde Staten van Noord-Amerika ont vangt één zuivelfabriek uitsluitend boerderijmelk uit tanks met diepkoelapparatuur. 1954: Eerste machine van het melkleidingtype in ons land. 1957: Een aantal zuivelfabrieken in Friesland betalen de ontvangen melk ook uit naar het eiwitgehalte. 1958: De C.Z. te Nieuw-Schoonebeek (Dr.) schaft als eerste in Nederland een rijdende melkontvangst aan. Deze is ingericht voor het leegzuigen van bussen. 1959: Eerste melktank met diepkoelapparatuur in ons land (Schiphol). Thans zijn er omstreeks 5.000 stuks en wordt rond 10 van de Nederlandse koemelk diepgekoeld uit tanks ontvangen. 1960: Begin van het melkbaarheidsonderzoek bij doch- tergroepen van stieren in ons land. 1962: In dit jaar zijn 67 van de Nederlandse melk koeien op produktie gecontroleerd, nadien is er enige daUng. 1964: Melkbaarheidsonderzoek van individuele koeien vindt aanvang. 1965: Antibioticawet treedt in werking. 1969: Pooling van de kwaliteitsgelden van de melk in ons land. 1969: Periodiek onderzoek op aanwezigheid van anti biotica in boerderijmelk. 1971: Invoering van een periodieke bepaling van het celgetal van de geleverde melk. De hierboven vermelde gegevens zijn een greep uit vele. Ze getuigen van een streven naar ontwikkeling en aanpassing. De tijd staat niet stil. In de laatste halve eeuw is de totale melkproduktie in ons land omstreeks verdrievoudigd, terwijl het vetgehalte dat rond 1900 om streeks 3 bedroeg is gestegen tot gemiddeld 3,83 Door de schaalvergroting van de produktie-eenheden op de bedrijven, is er de laatste jaren een structurele wijziging in beweging. In het nu ligt wat worden zal. Naar verwachting zal dit jaar de najaarsbesmetting met leverbot over het algemeen laag blijven, aldus de Stichting Gezondheidsdienst voor Dieren in Zeeland. Op bedrijven waar ook na langdurige droogte de bodem vochtig bleef, is leverbotbesmetting te verwachten. BEHANDELINGSADVIES: Runderen: Op de meeste bedrijven zal het voldoende zijn de runderen slechts eenmaal te behandelen en wel tijdens de droogs tand in de stalperiode. Op bedrijven met een ongunstige waterhuishouding is het raadzaam het jongvee te behandelen direct na het opstallen en vervol gens nogmaals tegelijk met de koeien (januarimaart). Schapen: Over het algemeen zullen 2 behandelingen toereikend zijn en wel de eerste behandeling omstreeks half november en de tweede begin januari. Op ongunstige bedrijven wordt ee.i extra behandeling begin oktober aanbevolen. Behandeling heeft uiteraard alleen zin op die bedrijven waar in het verleden leverbot is voorgekomen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 8