Koolzaad
aktualiteiten
Onkruidbestrijding
in wintertarwe
in het najaar
Hinderwet'en
agrarische bedrijven
5
C. GO VERS
C.AJR. - Goes
Met name in Zeeuwsch-Vlaanderen is er in de af ge
lopen periode weer veel koolzaad gezaaid. Ais gevolg
van de langdurige droogte zijn er evenwel een aan
tal percelen waar de opkomst en/of de ontwikkeling
onvoldoende of zelfs slecht is. In sommige gevallen
was er sprake van verdroging van de jonge kiem.
Momenteel ziet het er dan ook naar uit, dat er kool
zaad zal worden uitgereden. Inzaaien van wintertarwe
kan slechts geschieden ais er geen TCA of Simazin
werd gespoten, daar wintertarwe deze middelen niet
verdraagt. In dergelijke gevallen zai dus pas het a.s.
voorjaar een ander gewas kunnen worden ingezaaid.
KOOLZAAD HEEFT EEN DICHTE STAND NODIG
De ervaring heeft 'Overigens geleerd dat niet te snel
tot uitrijden moet worden overgegaan. Als het gewas
met plm. 6 blaadjes de winter kan ingaan en indien
globaal van het zaad is bovengekomen, kan nog
een goed gewas verwacht worden. De lichte regen van
de laatste septemberdagen zal wellicht nog één en
ander kunnen goedmaken.
ONKRUIDBESTRIJDING IN OKTOBER
Door de droogte zullen TCA en Simazin veelal on
voldoende resultaat geven. Een tweede behandeling
met één van deze middelen moet worden afgeraden.
Het gewas zou dan te zwak de winter ingaan. Gun
stiger ligt de situatie indien nog geen chemische mid
delen werden toegepast. Wel neemt ook de kans op
vorstschade toe wanneer in de tweede helft van okto
ber pas voor de eerste keer wordt gespoten. Meestal
is echter in Zeeuwsch-Vlaanderen die kans nu ook
weer niet zo groot dat op een vervuild perceel een
behandeling achterwege gelaten moet worden. Mits
en dat is bijzonder belangrijk het gewas gezond
is, goed beworteld en minstens 4a 5 blaadjes heeft.
Er kan worden gespoten:
tegen duist en wintertarwe-opslag, met 1012 kg
TCA/ha in minstens 400 liter op een droog gewas;
tegen breedbladigen, met name muur, met 0,6 a
0,75 kg Simazin per ha, eveneens in minstens 400
liter water op een droog gewas.
De hoeveelheid middel is bij beide afhankelijk van
de zwaarte van de grond. Toepassing van beide mid
delen (al of niet gemengd), zoals bij het zaaien wel
gebeurt, wordt afgeraden. Vanzelfsprekend is ook van
deze late toepassing alleen effect te verwachten bij
regenvnl. De slagingskansen zijn echter minstens zo
groot als bij toepassing in augustus.
CA.R. Goes,
P, VERHAGE.
QAT hier gesproken wordt van onkruidbestrijding in
plaats van duistbestrijding is niet toevallig. Te
recht vindt de toepassing van bodemherbiciden bij het
zaaien van de wintertarwe ook steeds meer plaats in
gevallen, waar duist géén probleem vormt.
In dit verband zouden wij er echter op willen wijzen
met deze najaarstoepassing niet te wachten tot duist op
het oog duidelijk een probleem gaat vormen. En wan
neer u niet meer tot degenen behoort, die, met de hand
op het hart durven verklaren dat hun bedrijf voor 100
vrij is van duist, dan bent u er aan toe om de tarwe in
het najaar te gaan spuiten. Verschillende uwer collega's
hebben er spijt van als haar op het hoofd, met deze vorm
van onkruidbestrijding in wintertarwe niet één of twee
jaar eerder te zijn begonnen. Een bezetting met duist
moet letterlijk in de kiem gesmoord worden.
Overigens is niet alleen uit het oogpunt van een (zwa
re of beginnende) duistbezetting bestrijding van het on
kruid direct na het zaaien, aantrekkelijk. De bestrijding
van muur en kamille is tegelijk van dien aard dat in de
meeste gevallen een 'behandeling in het voorjaar hier
tegen achterwege kan blijven en met MCPA tegen de
stekels kan worden volstaan. Om die reden is het spuiten
van Igran-50 of Tribunil in het najaar op de meeste per
celen in de oude karnen (oftewel op de zgn. rode grond
sterk aan te bevelen. Zowel op Walcheren, Schouwen en
Tholen als in de zak van Zuid-Beveland komen tal van
percelen voor, waar deze najaarsbehandeling grote voor
delen zal opleveren.
Stel niet uit tot het voorjaar, wat ge in het najaar doen
kunt (met minder moeite).
DE MIDDELEN
Wat duistbestrijding betreft is er tussen de middelen
niet veel verschil. Igran-50, Tribunil en Aameryl werken
aanvankelijk trager, maar blijven in het voorjaar langer
actief dan TOK E-25.
Belangrijker is het verschil in werking tegen de ande
re niet-grasachtige onkruiden. TOK E-25 laat het in dit
opzicht wat zitten en waar muur en kamille een pro
bleem vormen, kan men beter géén TOK E-25 gebruiken,
waar men vooral ereprijs (vogeldarm, hoenderdarm) ver
wacht beter géén Igran-50.
Wat de veiligheid voor het gewas betreft wil TOK E-25
in het najaar nog wel eens een gele kleur geven aan het
gewas, dat er echter meestal snel weer uitgroeit. Igran-50
daarentegen kan in het voorjaar, b.v. als het de tarwe
toch al wat tegenzit door het weer enige groeiremming
geven. Wat betreft de in het voorjaar in te zaaien gras-
groenbemester bleek de afgelopen jaren Tribunil nog
wel eens schade te geven.
TENSLOTTE NOG ENKELE PRAKTISCHE WENKEN
De middelen moeten kort na het zaaien worden toe
gepast. Ook onder droge omstandigheden kan een
behandeling beter niet uitgesteld worden.
Bij late zaai verdient een behandeling kort na het
zaaien die voorkeur boven teen bestrijding in het
voorjaar.
Een vlakke ligging van het zaaibed en de afwezig
heid van grove kluiten verbetert het effect op de
duist aanzienlijk.
Als gespoten wordt na breedwerpig zaaien bestaat er
kans op kiembeschadiging bij ondiep liggend of onbedekt
zaad. Het verdient aanbeveling in zo'n geval iets meer
zaaizaad te gebruiken. Rijenzaai is echter onder deze
omstandigheden minstens zo bedrijfszeker.
LANDBOUWSCHAP
VRAAGT MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID
EN MILIEUHYGIËNE OM ONDERHOUD
FT voor enkele jaren stonden de gemeentebestu-
renen ook de rechtspraak op het standpunt dat
de Hinderwet niet van toepassing was op de veeteelt
bedrijven met inbegrip van mesterijen en pluimvee-
bedrijven. Pas in 1967 deed de Kroon voor het eerst
een uitspraak dat een veeteeltbedrijf met mestvaalt
te beschouwen is als een inrichting, bestemd tot be
waring van mest in de zin van de Hinderwet. Het was
een donderslag bij heldere hemel maar sindsdien
zijn vele soortgelijke uitspraken gedaan. Het gevolg
van deze rechtspraak is betreurenswaardig want 'het
feit doet zich voor dat vrijwel geen bedrijf, dat zich
toelegt op de veredeÜngslaridbouw, de beschikking
heeft over een 'hinderwetvergunning. Want de tot
voor kort bestaande opvatting dat bijv. voor veehou
derijbedrijven geen hinderwetsvergunning noodzake
lijk zou zijn heeft er toe geleid dat van de zijde van
de gemeentebesturen geen aandacht werd geschon
ken aan de desbetreffende bepalingen in de Hinder
wet met betrekking tot het bewaren, bewerken en
verwerken van mest. Zelfs indien de ondernemer er
naar informeerde werd in het algemeen gesteld dat
deze niet nodig was. Zelfs in enkele recente gevallen
waarin van de zijde van het Borgstellingsfonds ge
attendeerd werd op de verplichting van een hinder
wetsvergunning, werd van gemeentelijke zijde mede
gedeeld dat deze niet vereist was!
|yX)R de plotseling gewijzigde visie ten aanzien
van de toepassing van de Hinderwet op de agra
rische bedrijven zijn vele veehouders en met name
de veredelingsbedrijven in een uitermate moeilijke
situatie gebracht. Bij het aanvragen van een vergun
ning neemt de ondernemer het risico op zich, dat deze
vergunning wordt geweigerd met als gevolg, dat het
bedrijf moet worden gesloten, zonder dat hij enig
recht op schadevergoeding kan laten gelden. Indien
de ondernemer geen vergunning aanvraagt, blijft de
onzekere positie bestaan, want komen er nu klachten
over stank en hinder vaak klagen nieuwe omwo
nenden dan wordt door het gemeentebestuur de
procedure van de Hinderwet in werking gesteld.
In de Hinderwet is een rechtsbescherming inge
bouwd voor de ondernemers, wiens bedrijf door wij
ziging van de wet of het Hinderbesluit vanaf een be
paalde datum onder het regiem van de Hinderwet
wordt gebracht. Volgens art. 36 kan de ondernemer,
die een inrichting drijft, die is opgericht ten tijde dat
voor de oprichting ervan geen vergunning vereist
was, binnen 6 maanden na het tijdstip, waarop voor
die inrichting een vergunning verplicht wordt, aan
het bevoegde gezag (gemeente) een verzoek voor een
vergunning indienen. De gemeente geeft dan een
schriftelijke verklaring af met de datum, waarop dit
verzoek is binnengekomen. Deze verklaring geldt als
vergunning en gedurende twee jaar kunnen hieraan
geen voorwaarden worden verbonden.
De agrarische ondernemers waren materieel in de
positie, dat volgens de algemeen gangbare opvatting
gebaseerd op uitspraken van de Hoge Raad voor
hun bedrijf geen vergunning nodig was. Door de uit
spraak van de Kroon op 22 februari 1967 en de daar
na gevolgde uitspraken verkeren zij in de positie dat
indien een opslagplaats voor mest of gier op het
bedrijf aanwezig is wel een vergunning vereist is.
Ze hebben echter op geen enkele wijze van de in art.
36 verankerde rechtsbescherming gebruik kunnen
maken.
jlVE ondernemer, die in het bezit is van een hinder-
wetsvergunning kan op grond van de wet hier
uit een zekere bescherming putten. De gemeente kan
het bedrijf niet sluiten. Het bezit van een vergunning
op zichzelf verzekert echter nog geen ongestoorde
bedrijfsuitoefening. De gemeente kan bij hinder aan
de ondernemer wel zwaardere voorwaarden opleg
gen, bijv. een verbod tot uitbreiden van de veestapel,
of het verplichten tot het aanbrengen van technische
voorzieningen. De ondernemer heeft ook thans nog
geen recht op tegemoetkoming in de hieruit voort
vloeiende schade. Indien het uitvoeringsbesluit om
trent de werking van het fonds in het kader van de
Luchtverontreiniging van toepassing is, zal naar ver
wachting bij excessieve investeringen die redelijker
wijs niet ten laste van de ondernemer kunnen blij
ven, een financiële tegemoetkoming kunnen worden
verkregen. Voor wijziging of uitbreiding van het be
drijf is eveneens een nieuwe vergunning nodig. Ook
in dit opzicht zit de betrokken ondernemer in of in
de nabijheid van de bebouwde kom in een zeer on
gunstige positie.
J\AT er in de praktijk steeds meer ondernemers
moeilijkheden ondervinden bij de toepassing van
deze wet blijkt uit het toenemende aantal beroepsge-
vallen, die door de Raad van State worden behan
deld. In de maand juni 1971 werd door de Kroon in
een 10-tal gevallen betrekking hebbend op veehou
derijbedrijven (meestal varkensbedrijven) een besluit
genomen. In 5 gevallen werd de vergunning gewei
gerd, resp. een besluit van de gemeente om een ver
gunning te verlenen, vernietigd. In één geval werd
de aanvrager, die reeds van de gemeente een vergun
ning had verkregen, in beroep alsnog in zijn verzoek
niet ontvankelijk verklaard, omdat hij een onvol
ledige tekening van zijn bedrijf had ingediend.
In twee gevallen werd de vergunning slechts voor
een gedeelte van het bedrijf verstrekt (voor een be
perkt aantal dieren). In twee gevallen werd de ver
gunning voor het gehele bedrijf verleend, waarvan
in één geval onder zware technische voorwaarden
(5 m hoge ontluchtingspijpen op de nok van een
pluimveehok)
Uit de uitspraken blijkt, dat:
het advies van de ambtelijke instantie (de Ar
beidsinspectie resp. de inspecteur van Milieuhy
giëne) in de regel van doorslaggevende aard is
bij de beslissing;
dat algemeen wordt aangenomen, dat tegen ern
stige stankhinder geen maatregelen kunnen wor
de genomen. (Deodoranten en dergelijke middelen
worden als ondoelmatig aangemerkt). Staan de
bedrijfsgebouwen op korte afstand van woningen,
dan wordt in de regel de vergunning geweigerd;
dat met de omstandigheid, dat het bedrijf reeds
lange tijd wordt uitgeoefend, in de regel geen re
kening wordt gehouden;
dat de stankhinder van varkensmesterijen als
ernstiger wordt beschouwd dan van de pluimvee
houderij of de rundveehouderij.
Het gevolg hiervan is dat bedrijven, die nog geen
vergunning hebben en zich op korte afstand van wo
ningen (dorpskernen) bevinden of door de opdrin
gende bebouwing dreigen te worden ingesloten, zich
door de toepassing van deze wet in een zeer hache
lijke positie bevinden. Het aanvragen van een ver
gunning betekent het risico, dat bezwaren van om
wonenden of ambtelijke instanties worden uitgelokt.
Het niet aanvragen van een vergunning betekent,
dat ook al zal de gemeente hiertoe geen initiatieven
ontplooien, het voortbestaan van het bedrijf afhan
kelijk is van de tolerantie van de omwonenden. Zo
dra bij de gemeente klachten over stankhinder wor
den ingediend, is B. en W. wel verplicht de hinder
wetsprocedure in werking te stellen.
MAD AT het Landbouwschap begin 1971 de proble-
men rond de toepassing van de Hinderwet aan
de Minister van Landbouw heeft voorgelegd, heeft
deze het initiatief genomen tot het instellen van een
werkgroep voor nader overleg. Hieraan werd deelge-
(Zie verder pag. 12)