Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de landbouw Zeer gunstige oogstverwachtingen consumptieaardappelen zaai-uien en blauwmaanzaad Het Landbouwschap heeft een nota „Landbouw en de wet verontreiniging oppervlaktewateren" samen gesteld welke thans in gedrukte vorm verkrijgbaar is. De publi'katie kan aangevraagd worden bij de afdeling Pers en Voorlichting van het Landbouwschap, Raam- weg 26, Den Haag, tel. 070656920. Het in deze nota behandelde onderwerp is sterk in beweging. Aan de kwaliteit van het water worden steeds zwaardere eisen gesteld, de technische mo gelijkheden om waterverontreiniging tegen te gaan zijn in ontwikkeling, terwijl de kostprijs van de verschillen de middelen de gebruikelijke tendens naar boven ver toont. Het is dan ook ondoenlijk een voorlichtingsdoku- ment te maken dat voor langere duur „bij blijft" en aan de individuele bedrijfsgenoót, die een antwoord zoekt op de vraap wat hem te doen staat, verantwoorde bij stand kan verlenen. Het Landbouwschap zal dan ook j>p de nota te ge legener tijd aanvullingen publiceren, zodat de voor lichting up to date blijft. Zo vindt thans weer een dis- kussie plaats over de vraag of de pasveersloot in de toekomst een doelmatig zuiveringsmiddel zal zijn. Het is daarom belangrijk dat iedereen, die in deze richting investeringen overweegt, zich ervan overtuigt of en onder welke voorwaarden een lozing van het effluent zal worden toegestaan. Het Landbouwschap raadt ieder aan die met het vraagstuk van de waterverontreiniging in aanraking komt en onkosten moet maken zich eerst van de nieuw ste ontwikkelingen op de hoogte te stellen. Het beste kan men zich hiervoor wenden tot consulentschappen te Goes, Zevenbergen of Tilburg, omdat de aa.npak van geval tot geval verschilt. I j|YE strijd tegen de verontreiniging van oppervlakte- water is een onderdeel van de zorg voor een goed milieu. Het milieubederf, d'e verontreiniging van lucht, water en bodem, staan mede door de explosieve ontwikkeling van de techniek sterk in de belangstel ling. Naast de Wet op de luchtverontreiniging is nu ook de Wet op de waterverontreiniging in werking getreden, terwijl een wet op de bodemverontreiniging nog in voorbereiding is. De belangrijkste conclusies uit deze nota zijn: ic Het bestrijden van de toenemende verontreiniging van het oppervlaktewater is een nationaal belang, maar ook een direct belang voor de landbouw- produktie. Het Landbouwschap acht het daarom van grote betekenis, dat thans een wettelijke regeling ter bestrijding van de verontreiniging van opper vlaktewater tot stand gekomen is. Bij de uitvoering van deze wet en de daarop gebaseerde wettelijke maatregelen zullen de ondernemers in de land- en tuinbouw in sterke mate zijn betrokken, hetzij als gebruiker, hetzij als mede-vervuiler van het opper vlaktewater. Daar de Wet verontreiniging oppervlaktewateren tot doel heeft het voorkomen of beperken van d*e Zal de oxydatiesloot ook in de toekomst een doelmatig zuiveringsmiddel zijn verontreiniging van het water, veroorzaakt door lozingen op het oppervlaktewater, wijst het Land bouwschap er met nadruk op, dat hierdoor slechts een gedeelte van de waterverontreiniging wordt bestreden. Minstens zo urgent zijn de maatregelen ter voorkoming van verzilting door het binnen dringende zeewater en het in internationaal ver band bestrijden van de verontreiniging van het ons land binnenstromende water. Deze beide bronnen van verontreiniging bepalen mede de hoedanigheid van het oppervlaktewater. ic De Wet verontreiniging oppervlaktewateren heeft het karakter van een raamwet. Een belangrijk ge deelte van de wetgevende taak is ia handen gesteld van de Provinciale Staten. Het Landbouwschap wordt gelaten voor een op de regionale situatie in wordt gelat envoor een op de regionale situatie in de gewesten aangepast beleid, zowel ten aanzien van de organisatie van de waterzuivering, als ten aanzien van de aan h'et water te stellen kwaliteits eisen. ■fc Mede met het oog op de duidelijke belangen van de land- en tuinbouw acht het Landbouwschap in spraak van het agrarische bedrijfsleven bij de be leidsvorming in het bijzoader op provinciaal niveau noodzakelijk. Het bepleit derhalve, dat de geweste lijke raden: a) vroegtijdig kennis kunnen nemen van ontwerp verordeningen; b) vertegenwoordigd zijn in de vaste commissie van advies en bijstand aan Gedeputeerde Staten. Met betrekking tot de uitvoering van het beleid acht het Landbouwschap het dringend noodzake lijk, dat aan het bedrijfsleven voldoende ruimte wordt geboden om maatregelen te nemen, voor zover die in het kader van de bedrijfsvoering doel matig zijn, om verontreiniging van het oppervlakte water door lozing te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Deze ruimte kan enerzijds worden ge vonden in het moment waarop het vergunning stelsel van kracht wordt, anderzijds in de voor waarden waaronder een vergunning wordt ver leend. Het is van belang dat in het bijzoader in de aanvangsperiode het zelfreinigend vermogen van het oppervlaktewater ten volle wordt benut. Het Landbouwschap vestigt er de aandacht op, dat op zeer veel veehouderijbedrijven zodanige voor zieningen zijn getroffen met betrekking tot de be waring van mest en gier, dat aiet of in zeer geringe mate lozing op oppervlaktewater plaatsvindt. Op een groot deel van de overige bedrijven zal het technisch en economisch doelmatig zijn alsnog maatregelen te treffen, waarbij lozing van mest of gier wordt voorkomen. Een aantal bedrijven in het bijzonder in de ver- edelingssector zullen hiertoe niet in staat zijn. Deze bedrijven zullen in de gelegenheid moeten worden gesteld het -effluent na een biologisch afbraak proces van mest en gier op het oppervlaktewater te kunnen lozen. Voor de ontwikkeling in de veredelingssector is het van grote betekenis, dat het transport van mest naar akker- en tuinbouwgebieden, mede door de oprichting van mestbanken zodanig wordt gestimu leerd, dat het ontstaan van moeilijk weg te werken mestoverschotten op deze bedrijven wordt voor komen. Met instemming kan in dit verband melding worden gemaakt van de stimuleringsregeling van het Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw. Andere alternatieven, zoals drogen en verbranden, verkeren nog in een experimenteel stadium, of zijn in het algemeen voor toepassing economisch ondoelmatig. Het beginsel „de vervuiler betaalt", wat ten grond slag ligt aan de wettelijke regeling, houdt tevens in, dat de ondernemer, de gebruiker van de grond en gebouwen, de heffing dient te betalen. Dit behoeft aiet altijd de eigenaar te zijn. In geval van pacht zal de pachter en niet de verpachter voor eventuele watervervuiling moeten worden belast. FINANCIËLE ASPECTEN WATER ZUIVERING VOOR DE LANDBOUW In de nota wordt opgemerkt dat de vraag hoe de landbouw aan de verplichtingen inzake de verontreini ging oppervlaktewateren kan en moet voldoen niet alleen een technisch maar nog meer een economisch vraagstuk is. Welke wijze van uitvoering leidt tot een zo gering mogelijke verhoging van de produktiekosten. Het verlangen tot een bepaalde eenvoud van hande len kan de waterbeheerders er toe brengen dat er, onder de drang dér omstandigheden, maatregelen ge nomen worden die oanodig hoge kosten meebrengen. Dit ligt zeker niet in de zin van de wet, die juist de mogelijkheden opent van gevarieerde maatregelen en een groot aantal jaren van sanering in het vooruit zicht stelt. De berekening van de kosten moet resulteren uit een vergelijking met veel onbekenden. Met welk een vervuilingsgraad mag men nog op het oppervlakte water lozen, met andere woorden moet er voorge- zuiverd worden en zo ja tot welk een graad. Hoe hoog zullen de heffingen uitvallen? Loont het de moeite, of anders gezegd is het voordeliger voor een agra rische exploitant zelf voor te gaan zuiveren of zijn af val geheel of gedeeltelijk op andere wijze weg te wer ken. Deze vragen worden gesteld en moeten beantwoord worden in -een tijd dat de technische mogelijkheden van zuivering in een des te snellere ontwikkeling zijn naarmate de kosten hoger dreigen te worden. Een nauwkeurig antwoord is thans nog niet te geven en het is de vraag of dit wel ooit h'et geval zal kunnen zijn. Uit voorgaande beschouwingen over de mest verwerking blijkt toch wel dat het een dure aange legenheid wordt die de produktieomstandigheden on gunstig beïnvloedt. Onvermijdelijk zal hierbij ook het punt aan de orde komen of er een tegemoetkoming in de kosten kan worden verkregen. Nu is dit in beginsel mogelijk en wel uit de heffingenpot van de zuiveringseenheid. Dit betekent echter dat de heffingen in dat geval moeten worden verhoogd, hetgeen ten gevolge heeft dat een subsidieaanvraag wel bijzonder kritisch zal worden overwogen. Daarbij zullen alle anti- en sympathieën meespelen. De subsidiërende instantie kan de aanvraag wel uitsluitend uit een oogpunt van waterverontreiniging behandelen, maar dat sluit niet uit dat andere instan ties, die in de streek werkzaam zijn, de bezwaren welke zij uit andere hoofde hebben naar voren zullen brengen. Zij zullen de bestaande middelen aangrijpen om de hinder zo gering mogelijk te doen zijn of geheel te elimineren door de bedrijven te concentreren of deze geheel onmogelijk te maken. Praktisch zal een subsidieaanvraag geen effect sorteren en het verdient dus aanbeveling dat de landbouw voogt zoveel moge lijk zichzelf te redden. Van een tegemoetkoming uit 's rijks kas moet eveneens niet te veel verwacht wor den. Daarvoor is namelijk vereist dat het gehele zuwe- ringsgebied tot een ondraaglijke hoogte belast moet zijnhetgeen betekent dat de hierboven genoemde fase zich reeds voltrokken moet hebben. J\E netto-opbrengst van consumptie-aardappelen (incl. vroege, voer- en pootaardappelen) wordt voorlopig geschat op 2,7 miljoen ton 5 t.o.v. 1970) waarvan 2,2 miljoen ton 11%) klei-aardappelen en 0,5 miljoen 15 zand- en veenaardappelen. Van het t.o.v. 1970 verkleinde areaal zal waarschijnlijk gemiddeld een hoge opbrengst per ha afkomen met een laag uitvalpercentage. Van zaai-uien wordt een bijzonder gunstig rende ment verwacht van 41.000 kg/ha (4 hoger dan vorig jaar en -f 17 t.o.v. het tienjaarlijks gemiddelde). Dankzij de grotere uitzaai kan de oogst dan ook voor lopig worden getaxeerd op 397.000 ton 20 t.o.v. 1970). De produktie van blauwmaanzaad wordt globaal ge raamd op 1280 ton 68 t.o.v. verleden jaar). De vermeerdering moet zowel aan de vergrootte opper vlakte worden toegeschreven als aan het zeer hoge rendement van 1450 kg/ha (-f 21 t.o.v. 1970 en 32 t.o.v. 1961/1970). Aldus de voorlopige uitkomsten van de oogstraming van het C.B.S. op 10 september j.l. Opbrengst per ha in kg Beteelde 1970 1971 oppervlakte mei 1971 (voorlopig) Totale opbrengst in tonnen 1970 1971 Consumptie aardappelen incl. uitval 84874 35500 excl. uitval 28000 w.v. op kleigrond incl. uitval 67050 37000 excl. uitval 29000 op zand en veengrond incl. uitval 17824 32000 excl. uitval 25000 Zaai-uien 9640 39500 Blauwmaanzaad 878 1200 36500 3233572 3102633 32000 2555365 2695424 38000 2543788 2551299 33500 2013177 2232605 31000 689784 551334 26000 542187 462819 41000 331294 396796 1450 762 1278 Inclusief vroege, voer- en pootaardappelen. INGEZONDEN VOEDSELPRODUCENTEN WEER SCHULDIG Op 16 september j.l. stond het weer in de krant, met grote letters: Indexcijfers van half julihalf augus tus met 4,7 gestegen. De grote boosdoeners: aard appelen, fruit en groenten. Die zijn zo duur, dat men zou denken, dat het luxe artikelen zija. Maar niemand vergelijkt deze prijzen met die welke 20 jaar geleden golden en die eerder lager, dan hoger liggen. Hoe kan men zulke artikelen, die in prijs dooreen- genomen, steeds gelijk gebleven zijn, aan een index koppelen? Ja, ze schommelen soms wel eens, en dan moet men daar flink tam-tam van maken. Zijn ze extra laag, dan ziet men de indexcijfers alleen ver werkt in een klein onopvallend regeltje. 'Wordt het geen hoog tijd, dat de georganiseerde landbouw, daar eens tegen in het geweer komt? Of zijn deze ook al zoveel ambtenaar, dat ze het wel goed vinden. Het voedsel-pakket (aardappelen, fruit en groenten) wordt in feite steeds goedkoper. En toch zijn deze steeds de grote boosdoeners als het prijsindexcijfer omhoog gaat, met alle gevolgen vandien. A. J. LUTELJN - Groede. (Zoals de heer Luteyn het stelt is het natuurlijk onvolledig en niet redelijk Red.)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 4