5
zullen voortaaa uit één post worden gefinancierd.
Hiertoe is voor het volgend jaar 38 milj. opgenomen.
Dit bedrag, gevoegd bij 40 milj.. zijnde de geraamde
opbrengst van overgedragen gronden en liquidatie van
ander S.B.L.-bezit, stellen de aankoopaktiviteiten via
de Landbouwbegroting 1972 in totaal op 78 milj.
Bovendien is het de bedoeling bij aankopen gespreide
betaling te bedingen.
Hierdoor en door de switch-mogelijkheid, die uit
de samenvoeging tot één post voortvloeit, zal het
mogelijk blijven het aankoopbeleid in beide sectoren
op bevredigende wijz'e voort te zetten, waarbij naar
gelang van de behoefte nu eens in de ene, dan weer
in de andere sector meer ruimte kan worden ge
schapen dan bij handhaving van twee afzonderlijke
posten mogelijk zou zijn geweest.
LANDBOUW EN PLANOLOGIE
,|\E inhoud van de landinrichtingsplannen wordt in
tl sterke mate afgestemd op het planologisch beleid,
zoals dat gestalte krijgt op basis van de Tweede Nota
over de Ruimtelijke Ordening in Nederland. Minister
Lardinois is van mening, dat d'e ontwikkeling van het
platteland een planologische begeleiding vraagt en
voorts een verantwoorde inrichting ten 'behoeve van:
een rationele en economisch verantwoorde agra
rische bedrijfsvoering;
een sociaal aanvaardbaar woon-, werk- en leef
klimaat op het platteland;
een maximaal medegebruik van het platteland door
de gehele niet-agrarische bevolking en
het in stand houden van een zo gevarieerd mogelijk
natuurlijk milieu.
Voor de gebieden, die in de toekomst een agrarische
functie zullen behouden, blijft het scheppen van moge
lijkheden voor een moderne landbouw centraal staan.
De hiertoe noodzakelijke verbetering van de infra
structuur houdt onlosmakelijk belangrijke structurele
verbeteringen in voor andere functies van het platte
land, waarmede een optimaal gébruik van de beschik
bare ruimte wordt bevorderd.
In andere gebieden, waar de agrarische functie min
der op de voorgrond staat of ondergeschikt wordt aan
andersoortige functies, zijn landinrichtingsplannen in
verschillende vormen ontstaan. Ook in het beleid, dat
door de overheid ten aanzien van de bossen wordt
gevoerd, krijgen recreatie en landschapsschoon een
steeds zwaarder accent.
Binnen het ministerie van landbouw en visserij heb
ben de aangeduide tendensen geleid tot een nauwe
samenwerking tussen de bij de inrichting van het
platteland betrokken Cultuurtechnische Dienst, het
Staatsbosbeheer en de Directie van de Visserijen (meer
en beter viswater ten behoeve van de sportvisserij).
Door de vorming van het directoraat-generaal voor
de landinrichting en de visserijen en de instelling daar
bij van de directie algemene zaken, milieu en plano
logie heeft minister Lardinois de coördinatie binnen
zijn departement t.a.v. het milieu, de planologie en de
recreatie willen versterken. Anderszijds heeft hij de
betekenis willen onderstrepen die hij hecht aan een
zo slagvaardig en geïntegreerd mogelijk beleid in het
kader van de ruimtelijke ordening en de landinrich
ting.
E.E.G.-ZUIVELMARKT
IN MEER EVENWICHTIGE SITUATIE
|VE melkproduktie in de E.E.G. zal wederom een
lichte teruggang te zien geven, en het verbruik
van melk- en zuivelprodukten een verdere toename.
Minister Lardinois verbindt aan deze uitspraak de
conclusie, dat thans van een verbeterde verhouding
tussen produktie en afzetmogelijkheden in de zuivel
sector kan worden gesproken. In 1970 heeft zich ge
leidelijk een verbetering van het marktbeeld in de
zuivelsector voltrokken. Deze ontwikkeling heeft zich
in 1971 krachtig voortgezet.
In ons land gaf de melkproduktie als enig E.E.G.-
land in 1970 opnieuw een stijging te zien met 4,3
die grotendeels het resultaat was van een toename
van de melkproduktie per koe (3,6 De melk-af-
leveringen aan de zuivelfabrieken stegen in het jaar
1970 met 4,8 Bij een in vergelijking met 1969 iets
geringere hoeveelheid melk, gebruikt voor de bereiding
van consumptiemelk, blijken vooral de kaas-, melk
poeder- en boterproduktie te zijn toegenomen.
WAARSCHUWING TEGEN TE GROTE
PRODUKTIE VAN SLACHTKUIKENS
VARKENSVLEESPRODUKTIE ALLEEN
GELEIDELIJK UITBREIDEN
iTEZIEN de vraag naar het Nederlandse produkt,
zijn in de naaste toekomst nog wel mogelijkheden
voor uitbreiding van de varkensfokkerij en de -mes-
terij in ons land. Deze uitbreiding zal zich echter ge
leidelijk dienen te voltrekken, omdat rekening moet
worden gehouden met de ontwikkeling van de pro
duktie in de andere E.E.G.-lidstaten en met de moge
lijkheid dat de ontwikkeling van de consumptie in
de toekomst wel eens een afnemende groei kan gaan
vertonen, aldus de waarschuwing die de minister er
op laat volgen. In ons land is, na een vrijwel stabiele
oroduktie in 1968 en 1969, de varkensvleesproduktie
in 1970 met ca. 15 toegenomen, terwijl voor 1971 een
verdere stijging met ruim 10 wordt verwacht.
Tegenover deze belangrijke produktietoename stonden
goede afzetmogelijkheden, vooral in de vorm van
levende en geslachte varkens en varkensonderdelen
naar de E.E.G.-lidstaten, waar zich een minder sterke
uitbreiding van de produktie voordeed en de consump
tieve vraag verder toenam. Ook de afzet van vlees
waren en vleesconserven nam in omvang toe, zowel
naar derde landen als naar de overige E.E.G.-lid
staten. Ondanks het sterk gestegen produktievolume
bleven daardoor produktie en afzetmogelijkheden tot
nu toe redelijk met elkaar in evenwicht.
DE MARKT VOOR PLUIMVEEPRODUKTEN
RECENTE cijfers met betrekking tot de opzet van
slachtkuikenmoederdieren en de inleg van broed-
eieren van slachtrassen wijzen erop, dat in de naaste
toekomst de produktie van slachtkuikens opnieuw een
belangrijke uitbreiding zal ondergaan. Deze ontwikke
ling vervult de minister met zorg.
Een grotere zelfdiscipline voor wat de totale pro-
duktieomvang betreft, is aaer zijn een eerste vereiste
voor een regelmatige en evenwichtige ontwikkeling
van de slachtgevogeltesector. Na de opheffing van het
invoerverbod voor consumptie-eieren door West-
Duitsland, welk voorbeeld door de lidstaten en op een
later tijdstip ook door andere landen werd gevolgd,
herstelden de eierprijzen zich tot een zeer redelijk
niveau. In de maanden mei en juli 1971 hebben zich
opnieuw tijdelijke scherpe prijsdalingen voorgedaan,
waarvan de oorzaken thans nog niet duidelijk zijn.
Als mogelijke oorzaken kunnen genoemd worden: het
langer aanhouden van ou<jle leghennen in sommige
gebieden, een stagnatie van de export van eieren en
eiprodukten naar derde landen en een tijdelijk extra
aanbod van broedeieren uit de slacht sec tor als con-
sumotie-eieren. In verband hiermede zijn in mei j.l.
10 miljoen eieren, na verwerking tot eiprodukt, be
stemd voor voedselhulp.
VERSTEVIGING CONCURRENTIEPOSITIE
VAN DE GLASGROENTETEELT NODIG
WAKEN VOOR OVERPRODUKTIE
VAN KASBLOEMEN
STAGNATIE in de groei van de Nederlandse export
van kasgroenten wordt veroorzaakt door lichte
verzadigingsverschijnselen op de West'europese markt.
Enkele „primeur"-perioden wellicht uitgezonderd,
zijn op de huidige markt geen sterke groeimogelijk
heden meer aanwezig.
Minister Lardinois is vaa mening blijkens de
memorie van toelichting op de Landbouwbegroting
1972 dat in deze situatie het accent sterker ligt
oo perfectioneren en intensiveren dan op uitbreiding
van de produktieomvaag. Vergroting van de E.E.G. bij
toetreding van het Verenigd Koninkrijk en andere lan
den zal evenwel een nieuwe impuls aan de afzet kun
nen geven. Vraagverruiming door het aanbieden van
nieuwe produkten is evenzeer dringend gewenst.
De gehele vraag- en aanbodsituatie vertoont geen
al te gunstig beeld. Een ruim voorziene markt met
sterke internationale concurrentie betekent een harde
strijd op het gebied van prijs, kwaliteit en service.
Ongetwijfeld heeft de Nederlandse glasgroenteteelt
echter sterke troeven in handen doordat de produktie
overwegend geconcentreerd is in zeer krachtige centra.
Voorts is een sterk geconcentreerd afzetapparaat in
opbouw en er is een aanzet tot veticale integratie.
Verwacht kan worden dat de kasgroenteteelt ook
in de toekomst in ons land van grote betekenis zal
blijven, mits veel aandacht wordt besteed aeci kwali
teit, arbeidsbesparing en optimalisering van het kas-
klimaat.
KASAREAAL ELDERS STERK UITGEBREID
Het totale 'glasareaal in Europa (inclusief Neder
land) steeg van 5.900 ha in 1956 tot meer dan 12.000
ha in 1970, voornamelijk in België, Frankrijk, Roeme
nië en Bulgarije. Ia het algemeen blijkt bij vergelijking
van kosten en opbrengsten dat de teelt in glazen kas
sen elders in West-Europa geen bedreiging voor onze
glastuinbouw vormt. Voor Oost-Europa is de situatie
in wezen niet anders. Het verlangen naar harde valuta
van de Balkanlanden maakt deze concurrentie voor
onze glastuinbouw echter gevaarlijker.
Recent is de explosieve produktie-uitbreiding van
groenten in plastic-kassen in de landen rond de Mid
dellandse Zee (Zuid-Italië, Spanje, Griekenland,
Israël) met een geschat areaal van 8.000 ha. De teelt
ia plasiokassen, die mede door de lage investerings
kosten snel groeide, 'bezorgde ons land met uitzon
dering van komkommers van de Canarische Eilanden
nog weinig concurrentie. Toch dienen de potentiële
mogelijkheden van deze teelten zorgvuldig te worden
bestudeerd.
BLOEMENTEELT ONDER GLAS
Met een jaarlijkse stijging van de veiliagomzet met
25 benadert de omzet van bloemkwekerij produkten
thans die van de kasgroenten. Het groeitempo ligt
dus bijzonder hoog, met name in het Zuidhollandse
glasdistrict door omschakeling van de groenteteelt op
bloementeelt onder glas. Wat de vraag/aanbodsituatie
betreft, ligt de vraagzijde fundamenteel goed. De
bloemisterij heeft voorts goede mogelijkheden voor
sortimentsvernieuwiag. Dit neemt niet weg dat ook
hier ervoor gewaakt dient te worden dat de produktie
zou gaan vooruitlopen op de toename van de vraag.
De bedrijfs groottestructuur is in de bloemkwekerij
minder gunstig dan in de groenteteelt onder glas. Her
structurering is gewenst door het 'beëindigen van
zwakke bedrijven en (her) vestigen van (nieuwe) be
drijven oader de invloedsfeer van de bestaande zeer
krachtige centra.
ROOITEMPO TE LAAG
Ten aanzien van de Westeuropese fruitcrisis is
gister Lardinois van mening, dat als in de andere
L.E.G.-landen met spoedig een aanzienlijk areaal
appel- en perebomen wordt gerooid od korte termijn
onvoldoende verbetering ia de situatie voor onze en
de E.E.G.-fruitteelt kan worden verwacht. Ofschoon
naar de stand per 1 maart 1972 gerekend een redelijk
aantal aanvragen (voor ca. 97.Q00 ha) is ingediend in
het kader van de E.E.G.-rooiregeling, heeft het rooien
in de lidstaten tot nu toe slechts voor ca. 26.000 ha
plaatsgevonden. Of door de E.EG. een tweede aan-
vraagtermijn voor een roooiactie zal worden opgesteld,
hangt enerzijds af van het bij deze actie werkelijk ge
rooide areaal en anderzijds van de ontwikkeling van
de fruitteelt in de E.E.G. als zodanig.
Wat betreft de vooruitzichten op langere termjjn
voor de teelt van Nederlandse appels en peren zal het
binnenkort te verschijnen rapport van het Ameri
kaanse efficiencybureau A.D. Little, dat in opdracht
van de bewindsman ter zake een onderzoek heeft in
gesteld, een belangrijke bijdrage voor het beleid kun
nen leveren.
In de moeilijke situatie van onze fruitteelt is weinig
verandering gekomen. Dit jaar werden 43.700 ton
appelen en 55.700 ton peren uit de markt genomen.
Hoewel in het voorjaar 1971 de prijzen van het be
waarde fruit hoger waren dan tevoren, zal de gemid
delde kostprijs over het gehele oogstjaar 1970/71 niet
door de gemiddelde prijs worden gedekt.
DRAAGKRACHT BORGSTELLINGSFONDS
OPNIEUW MET 20 MILJ. VERSTERKT
VOOR HET ONTWIKKELINGS- EN
SANERINGSFONDS 13l/2 MILJ. MEER
DLIJKENS de Landbouwbegroting 1972 st'elt de
minister van landbouw voor, de draagkracht van
het Borgstellingsfonds voor de Landbouw met 20
milj. (een even groot bedrag als voor 1971) opnieuw
te versterken tot een kapitaal van in totaal 120 milj.
Deze vergroting van het fondskapitaal is noodzakelijk
wegens de in het lopende begrotingsjaar aangegane
verplichtingen, waarbij met name de twee volgende
regelingen hun invloed h'ebben doen gelden:
de overbruggiogsfinancieringsregeling voor de
fruitteelt met naar verwachting 250 garanties tot
ten hoogste 10 milj. in het fruitoogst jaar 1970/71
de financieringsregeling zware stookolie 1970 met
een 4.200 aanvragen, voor welke het fonds aan
voorschot en aanvullend krediet, garaties tot in
totaal ƒ22 milj. heeft verleend.
Teneinde enerzijds de versterkte aktiviteiten vaa het
Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw
op het terrein van bedrijfsbeëindiging en beroepsover
gang te financieren en anderzijds ruimte te scheppen
voor een aktief voortzetten van het ontwikkelings
beleid, stelt de minister voor de middelen andermaal te
verhogen. In 1972 zal het fonds ƒ90,5 milj. ter be
schikking worden gesteld (was ƒ77 milj.), in welk
bedrag 4% milj. is begrepen, die in „Brussel" de
clarabel is. De bewindsman noemt het fonds in de
memorie van toelichting een waardevol instrument ter
bevordering van de bedrijfsstructuur in land- en tuin
bouw, waarbij hij grote betekenis toekent aan de ge
meenschappelijke verantwoordelijkheid en samen
werking tussen overheid en bedrijfsleven, zoals deze
in het bestuur gestalte heeft verkregen.
SANERINGSKANT
Het saneriagsbeleid heeft een krachtige impuls ge
kregen door de sedert 1 januari 1971 gewijzigd beëin
digingsvergoedingsregeling. Een aanmerkelijke stij
ging van het aantal aanvragen voor een beëindigings
vergoeding is het gevolg vaa deze wijziging geweest»
Na het zeer grote aantal aanvragen in de eerste drie
maanden van 1971 bevindt het zich nu op gemiddeld
250 per maand.
Minister Lardinois is van mening dat de beëindi-
giagsvergoedingsregeling aan ondernemers in de
land- en tuinbouw een alleszins aanvaardbaar alterna
tief voor voortzetting van het bedrijf biedt. Het accent
is structureel gelegd op het bevorderen van 'bedrijfs
beëindiging door jonge ondernemers.
Ook door de omscholingsbijdrageregeliag van het
fonds wordt de beroepsovergang uit de landbouw ver
gemakkelijkt. Per 1 juli 1971 waren in totaal 166
aanvragen goedgekeurd en 166 aanvragen afgewezen
c.q. ingetrokken. De bewindsman verwacht een toe
nemende belangstelling voor deze hulp bij beroeps-
overgaag met name van de zijde van de jongere onder
nemers. (Zie verder pag. 18)