LANDBOUWBEGROTING LAAT VRAGEN OPEN
Geldcrisis
en landbouwbeleid
D'
(Vervolg van pag. 1.)
MARKT EN PRIJS
ALS we naar de lengte van de beschouwingen
afmeten waar 's ministers aandacht het meest
op gericht zal zijn dan komt het EEG-beleid er be
kaaid af. De minister zegt oprecht, dat de jongste
gebeurtenissen op geldpolitiek terrein hem met grote
bezorgdheid vervullen over het lot van de landbouw
markt.
Maar gaat de machteloosheid van de minister zo
ver, dat hij over het prijsbeleid niets anders heeft te
zeggen dan dat de EEG-uitbreiding aanleiding is om
heel voorzichtig te zijn? Het is denkbaar dat het
structuurbeleid, en dan in het bijzonder het natio
nale, aanvullingen zou bieden. Het lijkt er een beetje
op, maar juist hier blijven we toch voorlopig nog
met grote vraagtekens zitten.
Om bij de markt te blijven, de minister maakt,
dachten wij, een paar behartenswaardige opmerkin
gen over de gang van zaken in de landbouwhandel
en -industrie. Hij is er niet zonder meer van over
tuigd dat er in alle agrarische industrieën op zijn
doelmatigst gewerkt wordt. Ten aanzien van de han
del is hij nog beslister: er zijn in vele sectoren te
veel kleine bedrijven, de rentabiliteit zal verder da
len, bedrijfsvergroting en nauwere samenwerking
met boeren en tuinders en verdere stadia van ver
werking zijn nodig.
In dit verband moge nog worden gewezen op de
nadruk die bij de veterinaire aangelegenheden de
preventieve entingen en andere maatregelen krijgen;
goed samenspel tussen bedrijfsleven en V.D. kun
nen doen verwachten „dat de schadeloosstellingen
die ingevolge de Veewet uitgekeerd worden bij het
uitroeien van veeziekten belangrijk kunnen worden
gereduceerd". Wordt hier misschien aangekondigd dat
de boer zelf meer lasten te dragen krijgt? Men denkt
dan al gauw aan onze concurrentiepositie. Het zou
goed zijn als de minister b.v. eens uiteenzette welke
stappen hij gaat doen, als hij zegt dat hij aansluitend
op het EEG-markt en -prijsbeleid onverminderd gro
te betekenis hecht aan een nader geregeld mede
dingingsbeleid en gemeenschappelijk vee-artsenij
kundig beleid.
ONTWIKKELING IN ONWIKKELING
PCHTE versterking van het nationale landbouw-
beleid lijkt deze keer alleen te worden beoogd
in de sfeer van de bedrijfsontwikkeling. De draag
kracht van het Borgstellingsfonds wordt weer ƒ20
min groter, ook omdat fruitteelt en glastuinbouw
het nodige vragen.
Het O.- en S.-fonds krijgt ruim ƒ90 min, wat
min meer is dan vorig jaar. De saneringsrege
ling vindt de minister nu wel bevredigend. Wat de
ontwikkelingsmaatregelen betreft worden we nieuws
gierig gemaakt door 's ministers verwijzing naar de
door de EEG-ministerraad in maart j.l. aanvaarde
resolutie inzake het gemeenschappelijk structuurbe
leid. De activiteiten van het O.- en S.-fonds passen
binnen het kader van de in Brussel genomen beslui
ten. Wil dat zeggen dat op nationaal vlak nu ook
rentesubsidies op bepaalde bedrijfsontwikkelings
plannen mogelijk zullen worden?
In elk geval is de minister van oordeel dat voor
zieningen getroffen moeten worden ter opheffing
van knelpunten in de financiering als gevolg van
bedrijfsvergroting. Jammer dat hij dan het „grond-
bankvoorstel" van de commissie-Wellen alleen nog
maar wil proberen in het Noorden des lands en dan
alleen nog in ruilverkavelingen. Er komen straks
voorstellen tot wijziging van de Pachtwet; het rap
port van de werkgroep Pacht van het Landbouw
schap wordt in dit verband waardevol genoemd. Wij
hopen dat de minister wat verder gaat dan die werk
groep met de aanpassing van de pachtregeling aan
de eisen van de tijd.
LANDINRICHTING
(WAAR in voorgaande jaren werd gesteld dat het
TT ruilverkavelingsbeleid versterkt werd voort
gezet, is er nu sprake van een „effectieve" voort
zetting. We weten genoegzaam hoe de ruilverkave
ling in de vaderlandse politiek op de tocht is komen
te staan. Het verbaast niet om daarvan de weerslag
in nieuwe landbouwbegroting te vinden. De situatie
wordt nu aldus, dat de middelen voor ruilverkaveling
voorlopig zijn bevroren en dat volgend jaar na een
periode van bezinning op alle betrokken ministeries
er voorstellen voor het verdere beleid komen. De te
stemmen oppervlakte blijft wel 55.000 ha, maar
het zal dus een zuiniger aanpak worden, gezien de
kostenstijgingen. Waterschaps- en gemeentewerken
krijgen regelrecht minder.
Omstandig wordt uiteengezet hoe de toenemende
niet-landbouwkundige taken van het platteland heb
ben doen besluiten te onderzoeken of er een Land
inrichtingswet kan en moet komen. Afwachten is
dus voorlopig de boodschap wat de cultuurtechnische
sector betreft. We kunnen slechts vurig hopen, dat
men zal concluderen, dat
de ruilverkavelingsprocedure al een heel eind aan
alle aanspraken op de grond recht doet en dat
als de landbouwruilverkaveling een veer moet la
ten, er andere wegen voor blijvende land- en
tuinbouwondernemers moeten zijn om snel de no
dige cultuurtechnische verbeteringen uit te (doen)
voeren.
De landbouwbegroting 1972 omhult nog niet alles,
wat voor onze bedrijfstak nog in het nationale vat
zit in het komende jaar. Zij moet ook passen in het
bekende kader van uitgavenbeheersing en inflatie-
bestrijding. Wat naar onze indruk vooral overeind
bleef, is zoveel mogelijk hulp voor de echte doe-het-
zelver.
STRUIKENKAMP.
Ir. C. S. KNOTTNERUS
In de huidige monetaire crisis is de rol van de
EEG-landbouwpolitiek veel in discussie en terecht.
Het blijkt n.l. nu overduidelijk dat de gezamenlijke
landbouwpolitiek van de EEG-landen zónder een zeer
nauwe samenwerkine op monetair gebied vrijwel on
mogelijk is. Dit was overigens bekend. Dat men des
alniettemin in het verdrag van Rome een gemeen
schappelijke landbouwpolitiek heeft ingebouwd was
dan ook omdat de opstellers meenden dat hierdoor
niet alleen een douane-unie maar ook een economi
sche en monetaire unie zou ontstaan.
Nu de moeilijkheden zich opstapelden en de mone
taire autoriteiten blijkbaar nog niet zover zijn dat
zij tot een gezamenlijke oplossing kunnen komen,
zit hun die gezamenlijke landbouwpolitiek in de weg.
Zij willen nu net als vroeger de meest simpele op
lossing kiezen n.l. die van het aanpassen van de
valuta aan zijn juiste waarde ten opzichte van het
goud en van elkaar. Die juiste waarde werd dan be
paald door de sterkte van de economie van een land
als geheel en deze sterkte kon worden afgeleid uit
de betalingsbalans. Een verder voortzetten van dit
systeem is nu echter precies het omgekeerde van wat
men met het verdrag van Rome wilde bereiken. Als
Prof. Hartog dan ook zegt: ruim de gemeenschappe
lijke landbouwpolitiek op en er is monetair geen
vuiltje aan de lucht, dan heb ik een beetje het ge
voel dat hij zich meer heeft laten leiden door zijn
aversie tegen de landbouwpolitiek dan door zijn
Europees inzicht. Of moet uit deze uitspraak worden
opgemaakt dat Prof. Hartog een tegenstander is van
de Europese samenwerking? Zijn standpunt is mijns
inziens niet alleen al te simpel, maar simpelweg on
doordacht!
TERUG BIJ OVERGANGSPERIODE
Ondertussen ziet het er naar uit dat wij naar een
heel nieuw systeem van internationale handel in
landbouwprodukten toegroeien. Wij hebben op het
ogenblik niet meer één markt maar drie d.w.z. Duits
land, de Benelux en Frankrijk met Italië, waarbij
de kans groot is dat deze laatste ook nog in tweeën
uiteen zal vallen. De markten zijn geschieden door
een importheffing of export restitutie die het ver
schil in de zwevende valuta moet overbruggen, niet
voor alle produkten maar alleen voor verordenings-
produkten. Wij zijn hiermee als het ware terugge
komen in de overgangsperiode die nodig was om tot
de ene markt te komen. Nu hebben wij in land- en
tuinbouw aan deze overgangsperiode bepaald geen
al te beste herinneringen. Het uitrekenen van hef
fingsbedragen gaf nogal eens aanleiding tot moei
lijkheden. Men denkt wellicht dat rekenen, als je
dat maar goed geleerd hebt eenvoudig genoeg is. Een
bepaalde som geeft immers altijd dezelfde uitkomst?
Dat blijkt bij invoerheffingen niet het geval te zijn.
KNOOP DOORHAKKEN
Het enige lichtpunt is dat de autoriteiten in Brus
sel de rekensom moeten goedkeuren. Misschien zal
het daardoor nogal wat meevallen maar als deze zaak
langer duurt krijgen wij onherroepelijk moeilijkhe
den met de verwerkte produkten die nu nog niet
onder de heffingen vallen. Het is dus te hopen dat
dan ook de ministers van financiën binnenkort de
knoop zullen doorhakken. Het lijkt onvermijdelijk
dat dan een sterkere koppeling van de EEG munt
eenheden tot stand komt. Anders kan het spel ieder
ogenblik opnieuw beginnen, waardoor de markt weer
door nieuwe onenigheid kan worden lamgelegd.
EENHEID NODIG
Wij zullen er aan moeten wennen dat wij het plan
hebben West-Europa tot een sterke eenheid te ma
ken. De konsekwenties daarvan voor de eigen sou-
vereiniteit moeten we aanvaarden. Wij vragen ons
toch ook niet af of de werken die de overheid be
taalt in de verschillende provincies wel door die
provincies zelf worden gefinancierd en betaald? Zelfs
de afzonderlijke staten in de U.S.A. die toch nog een
heel duidelijk eigen beheer, kennen hebben daar geen
moeite mee. De kracht van deze grote economie ligt
in' de eenheid van munt.
Wanneer de EEG invloed wil uitoefenen in deze
geldwereld dan zal zij ook op het terrein van het
geld een eenheid moeten zijn.
OP 1 januari 1972 zal de Wet belastingen Rechts
verkeer in werking treden en zo ook de Over
drachtsbelasting. Sommige overdrachten van onroe
rend goed wachten op het inwerkingtreden van deze
wet, omdat men meent dat voor hun geval dan een
gunstiger regeling zal gelden dan nu onder de huidige
registratiewet het geval is. Wij bedoelen de bepaling
welke de verkrijging van naburige landerijen vrij
stelt.
Hoe meer wij met deze bepaling bezig zijn hoe dui
delijker het ons wordt dat wij hier met een ingewik
kelde zaak te maken hebben. In de bepaling lezen wij
n. i. dat het moet betreffen:
a. landerijen
b. waarvan de oppervlakte niet groter is dan die van
naburige landerijen
c. die de verkrijger reeds 5 jaar in eigendom bezat
d. mits de verkrijging in het belang is van de land
bouwstructuur
e. wdarbij de verkrijgingen door dezelfde verkrijger
binnen een tijdsverloop van 5 jaar als één ver
krijging worden beschouwd.
Deze bepalingen kwamen via een amendement in
de Wet. De regering was er tegen. Meerdere kamer
leden ook. En onder die laatste was de tegenwoordige
Staatssecretaris voor de belastingen de heer Scholten.
Op een soepele en ruime behandeling van de vrij
stellingsbepaling moet daarom naar onze mening niet
worden gerekend!
J\E bepaling zal dan ook maar in een gering aantal
U gevallen effect sorteren. Beperken wij ons tot
het probleem van „naburige" landerijen. Is „naburig"
aangrenzend? De indiener van het amandement de
heer De Koning heeft hierover in de Tweede Kamer
iets gezegd.
Wij citeren zijn woorden: „Ik heb begrepen dat er
enige onduidelijkheid bestaat over het woord „na
burig". Dat moet worden opgevat in de zin van het
Tweede boek van het Burgerlijk Wetboek".
De moeilijkheid is dan evenwel niet opgelost om
reden in dit deel van ons B.W. geen algemeen geldend
begrip voorkomt. Het gaat daar over het „burenrecht"
en sommige bepalingen gaan uitsluitend over aangren
zende erven (art. 678 en 690) en soms over niet aan
grenzende erven.
Zo gelden voor het recht van uitweg de erven tussen
het ingesloten erf en de openbare weg; voor water
afvoer de lager gelegen erven.
)AT de uitleg van „naburig" in het verband van
de overdrachtsbelasting zal zijn is dus nog een
open vraag. Het zou o.i. aan zijn bedoeling beant
woorden (men spreekt dan van doelstellende inter
pretatie) wanneer naburigf' in verband werd gebracht
met de verbetering van de landbouwstructuur.
Hiervan is o.i. sprake indien de aangekochte lande
rijen als een economische eenheid met het reeds in
exploitatie zijnde bedrijf kunnen worden geëxploiteerd
en de afstand tussen de reeds in eigendom bezeten
onroerende goederen en de te verkrijgen onroerende
goederen niet te groot is.
De woorden naburigen aangrenzendwijzen op
een tamelijk nauw verband. Elke aankoop van grond
ten behoeve van bedrijfsvergroting zal dus beslist niet
kunnen plaatsvinden met een beroep op de vrijstelling
na overdrachtsbelasting. Er is nog geen „praktijk" op
dit terrein. Wij moeten daarop wachten tot na
1 januari 1972. Maar dan zal wel blijken hoe moeilijk
deze is!
PA AU WE.