'^JD P. J.Zuid-Geluid EEN STEM TE GEVEN Vormingsplicht LANDBOUWBEGROTING 1972 18 Onder redaktie van: H. A. HARDERWIJK In onze maatschappij doen zich ontwikkelingen voor op allerlei gebied. Ingrijpende ver anderingen die je leven niet onberoerd laten. Sommige komen als een verrassing. Andere dringen zich onstuitbaar op en lijken zich buiten,1 je wil te voltrekken. Waren die verras singen inderdaad niet te voorzien? Leg je je neer bij de dingen die komen gaan onder het motto ,,het zal wel goed wezen"? Of wens je de richting van de ontwikkelingen me de te beïnvloeden? Een kursus die probeert jonge mensen een stem te geven, letterlijk en figuurlijk, dat is DE VIERWEEKSE Hij is langzamerhand een begrip geworden in onze plattelands wereld en ook daarbuiten. Het is de langste kur sus op onze volkshogescholen. Hij richt zich op MENSEN, DIE zich kritisch willen opstellen DIE mee vorm willen geven aan hun samenleving DIE het belangrijk vinden zich kreatief te ontwikkelen DIE willen leren zich gemakkelijker te uiten. DIT KLINKT ALLEMAAL GEWELDIG maar hoe proberen we dit aHemaal te bereiken? Dat is een lang verhaal, vier weken lang. Heel in het kort: via gesprekken met deskundigen; door ekskursies, filpris, sport; door in projektgroepen zelf informatie te ver garen en te verwerken; door diskussie-oefeningen; door kreatief spel; etc. Schrijf of bel even naar Bakkeveen (telefoon 05169241) wanneer je meer wilt weten of nog beter je alvast wilt opgeven! I DER 1 augustus 1971 is de leerplicht met een jaar verlengd! tot negen jaar. Veertienjarigen zijn dus voortaan volledig leerplichtig. Voor vijftienjarigen is ook per 1 augustus een gedeeltelijke leerplicht ingevoerd. Dat betekent dat zij verplicht worden één dag beroepsbege leidend onderwijs en vorming per week te volgen. Veer tienjarigen kunnen bij hoge uitzondering een ontheffing krijgen voor de volledige leerplicht, maar dan moeten ze toch één dag per week naar een vormingsinstituut. De arbeidsinspektie moet voor zulke gevallen toestemming geven. Veertien- en vijftienjarige meisjes die nog thuis zijn of in gezinnen helpen moeten voortaan ook een dag per week naar een vormingsinstituut. De bedoeling van de overheid is om in een aantal jaren te komen tot een leer plicht tot en met 18 jaar. Wat betekenen deze regelingen nou precies? Om kort te gaan: Jongens en meisjes die geboren zijn tussen 1 oktober 1955 en 1 oktober 1956, die geen dagopleiding volgen moeten één dag vorming per week volgea Degenen die na 1 oktober 1956 geboren zijn, zijn volle dig leerplichtig dus moeten iedere dag naar school. Zij die geboren zijn tussen 1 oktober 1956 en 1 oktober 1957 kunnen ontheffing vragen van de volledige leerplicht bij de arbeidsinspektie. Het adres van het distrikt der arbeidsinspektie die voor Zeeland/Brabant van belang is, is het 2e distrikt: Breda, Wilhelmlnastraat 35, tel. 01600 37350. Zij die verplicht zijn de ééndagvorming per week te volgen hebben wettelijk recht op loondoorbetaling van de kursussen als zij1 reeds vóór 31 juli 1971 gewerkt heb ben, en voor hen toen al een voorwaardelijk arbeidsver bod gold (dus toen 14 of 15 jaar waren en reeds weik- ten.) Voor het volgen van één-dagvorming kan men terecht bij een vormingsinstituut. Men kan ook aan de vormings plicht voldoen als men een opleiding volgt in het kader van het leerlingwezen. Men moet er wel op letten dat de vormingsplicht geldt voor het hele jaar. Wanneer men dus tijdens het vor mingsjaar 16 jaar wordt moet men toch de kursus af maken! Voor informatie en opgave kan men voor wat Zeeland betreft terecht bij de volgende vormingsinstituten: I PLAATSELIJKE VORMINGSINSTITUTEN ZEELAND: Vormingscentrum „De Zonnebloem", p/a Nachtegaallaan 74, Goes; Jongerenkursus Hulst, Sportlaan 8, Hulst, tel. 01140 3692; Vormingscentrum „De Zonnebloem", te Middelburg en Vlissingen, p/a W. Klooslaan 46, Vlissingen; PROVINCIALE PLOEGWEDSTRIJD ZEELAND 1971 26 ploegers, waaronder 9 PJZ-leden, namen deel aan het ploegkampioenschap Zeeland 1971 op 11 september j.l. in de Wilhelminapolder. De wedstrijd vond plaats onder gunstige weersomstandigheden, zij het dat de grond wat droog en daardoor hard was, hetgeen aan de ploegers wat extra eisen stelde. In het bijzonder een juiste afstelling van de ploeg heeft enkelen wel wat parten gespeeld. Overigens waren de grondverschillen miniem. Alle ploe gers kwamen binnen de gestelde tijd klaar, dankzij een onderscheid tussen één- en tweescharige wentelploegen in de te ploegen oppervlaktes. De uitslag van de wed strijd luidt als volgt: Rondgaande ploegen: 1. M. Wieland, Zaamslag met 245 pnt. (CBAT) 2. A. Havermans, Zevenb.hoek met 244 pnt (KPJ) 3. M. Markusse, St, Joosland met 241 pnt (PJZ) Wentelploegen: 1. J. C. Lokers, Zevenbergen met 249 pnt (PJZ) 2. R. v. d. Vijver, Koewacht met 243 pnt (NCB) 3. J. L. C. Mol, St. Maartensdijk met 242 pnt (PJZ) PLOEGKAMPIOENSCHAP NOORD-BRABANT 1971 Van de 30 gegadigden voor deelname aan het ploeg kampioenschap 1971 Noord-Brabant allen de bestge- klasseerdien van de 13 kringwedstrijden waren er 28 naar Klundert gekomen. Onder ideale weersomstandig heden zou hier bepaald worden wie van hen zich zou weten te plaatsen voor afvaardiging naar de nationale wedstrijden. Dezelfde ideale weersomstandigheden zorgden er ech ter voor, dat het juiste afstellen van de ploeg die nodige moeilijkheden opleverde. Dit was in het bijzonder een handicap voor de deelnemers van de lichtere gronden i.e. de Oost-Brabanders. Ondanks deze handicap werd er over de gehele linie prima ploegwerk geleverd. De uit slag luidde als volgt: Rondgaande ploegen: 1. A. Havenrmans, Zevenb.hoek met Rumptstad (248 pnt) KPJ 2. B. Beyens, Hoogeloon met Kverneland (238% pnt) KPJ 3. G. v. d. Broek, Zeelst met Kverneland (229% pnt) KPJ Eén-scharige heen- en weergaande ploegen: 1. J. Lokers, Zevenbergen met Rumptstad (292 pnt) PJZ 2. Th. Leenders, Bakel met Kverneland (277 pnt) KPJ 3. B. Kolff, Werkendam met Cappon (246 pnt) KPJ Twee-scharige heen- en weergaande ploegen: 1. M. de Lint, Klundert met Cappon (296% pnt) PJZ 2. A. Bovée, Halsteren met Cappon (276 pnt) KPJ 3. J. Dibbits, Almkerk met Cappon (270% pnt) CPJ I NATIONAAL PLOEGKAMPIOENSCHAP 1971 'De afvaardiging naar de Nationale wedstrijden op 13 en 14 oktober a.s. in de Flevopolder is als volgt: Voor Zeeland: 7 rondgaande ploegen en 7 heen- en weer gaande ploegen. Voor Brabant: 8 rondgaande ploegen en 8 heen- en weer gaande ploegen. Dit jaar dus geen vaste afvaardiging per organisatie, maar een afvaardiging op grond van de prestaties tijdens de provinciale wedstrijden. Levensschool Zeeuws-Vlaanderen, Sportlaan 8, Hulst, tel. 01140—3692; Levensschool Zeeuws-Vlaanderen, Gildestraat, Sluiskil, tel. 01157—573; Vormingscentrum Midden-Zeeuws-Vlaanderen, p/a Her man Heyermansstraat 87, Terneuzen, tel. 01150 4192. (Vervolg van pag. 5) ONTWIKKELINGSKANT Het nieuwe ontwikkelingsbeleid, waarmede in 1968 een begin is gemaakt, is thans zodanig geëvolueerd dat hiermee belangrijke structurele ontwikkelingen op het gebied van de bedrijfsvoering ia de land- en tuin bouw in gang gezet kunnen worden, terwijl daarvoor in aanmerking komende proefnemingen op praktijk schaal worden gesteund. Er is een breed" scala van regelingen en besluiten. De door de E.E.G.-Raad van Ministers in maart van dit jaar genomen besluiten inzake het te voeren com munautaire landbouwstructuurbeleid zullen na reali satie ook op de activiteiten van fondswege hun invloed doen gelden. Niet alleen passen de door het fonds op nationaal niveau vastgestelde ontwikkelings- en sane ringsmaatregelen binnen het kader van de in Brussel genomen besluiten, maar ook is het fonds een goed in strument gebleken voor de inschakeling bij en de uit voering van op Europees niveau getroffen maatrege len. Minister Lardinois ziet hier voor de toekomst een belangrijke taak voor het fonds. LANDBOUW EGALISATIE FONDS 1972 OPZET VAN DE BEGROTING STERK GEWIJZIGD De vervanging van de bijdragen van de lidstaten door eigen middelen van d'e Europese Gemeenschappen heeft geleid tot een aanpassing van begrotingen van het Landbouw Egalisatie Fonds (L.E.F.) en van andere betrokken ministeries. Deze aanpassing is noodzake lijk geworden omdat de E.E.G. ook de kosten van het landbouwbeleid uit eigen middelen financiert en dien tengevolge de in het L.E.F. voorkomende commu nautaire uitgaven op een afzonderlijke afdeling buiten begrotingsverband moesten worden gebracht. De Nederlandse bijdrage in de uitgaven van het gemeen schappelijke landbouwbeleid is voortaan begrepen in het bedrag dat ons land in de totale uitgaven aan de Europese Gemeenschappen bijdraagt, t.w. ca. 10,35 of 1.045 milj. Deze bijdrage wordt gevormd enerzijds door af dracht van de te innen landbouwheffingen (naar raming ƒ485 milj.), die dus ook buiten begrotings verband worden gebracht. Anderzijds wordt een op ƒ412 milj. geraamd deel van de door het ministerie van financiën te innen douane-rechten afgedragen. Het restant van de bijdrage, zijnde 148 milj., komt ten laste van de begroting van het ministerie van buitenlandse zaken. Als uitvloeisel van de wettelijke aanpassing, die noodzakelijk werd gemaakt door het betreffende be sluit van de E.E.G.-Ministerraad, is nu voorzien in een splitsing van het L.E.F. in de afdelingen A en B. Af deling A uitgaven en inkomsten binnen het verband van de L.E.F.-begroting omvat de uitgaven wegens het nationale beleid en wegens de verrekeningen met het Europees Oriëntatie- en Garantie Fonds voor de Landbouw (E.O.G.F.L.) over perioden vóór 1971' en voorts de bijdrage van de Europese Gemeenschappen wegens inningskosten van de door Nederland af te dragen landbouwheffingen ter hoogte van 10 In de Afdeling B inkomsten en uitgaven buiten begrotingsverband worden de aan de Europese Ge meenschappen af te dragen landbouwheffingen op genomen en voorts de door de Europese Commissie ter beschikking te stellen middelen ter dekking van de uitgaven wegens restituties en interventies. Het gevolg van deze financieringswijze is, dat de L.E.F.-begroting Afdeling A voor 1972 een batig saldo van 156 milj. aangeeft. J PROEF GRONDBANK IN NOORDEN DES LANDS Besloten is in 1972 een proef te nemen in het kader van een „grondbank" via aankopen door de Stichting Beheer Landbouwgronden (SBL) in enkele ruilver- kavelingsgebieden in het noorden des lands. De om vang van de grondmarkt daar - aldus betoogt de minister, biedt de ruimste mogelijkheid om on korte termijn de voorstellen van de Commissie Wellen prak tisch te toetsen. De keuze is gevallen op ruilverkave- lingsgebieden, teneinde na te gaan in hoeverre de voorstellen een aanvullende mogelijkheid bieden voor de financiering van bedrijfsvergroting. Onder meer wordt nog bezien of het wenselijk is de voorgestelde canon tussentijds aan te passen. Overigens stelt de bewindsman, na uitvoerig op het grond- en pachtbeleid te zijn ingegaan en op de kente- rings- of dalingstendenzen op de agrarische grond markt gewezen te hebben, vast dat de grondbank slechts ten dele het financieringsprobleem bij bedrijfs overname (ouders-kind, verpachter-pachter), en be drijfsvergroting kunnen oplossen. De pacht blijft als financieringsinstrument voor landbouwgrond van groot belang. In verband daarmee zal de regering in 1972 herzieningen in de Pachtwet voorgesteld worden.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 18