Voorkom nu melkproduktiedaling
Langs de melkweg
(XLIX)
Resultaten van het
melkbaarheidsonderzoek
10
L. E. M. ROMPELBERG
C.R.A. - Eindhoven
De standaardkoeproduktie daalt
snel in de herfst.
Het is zeer moeilijk in het begin
van de winter de produktieda-
ling van de herfst weer enigs
zins goed te maken.
De samenstelling, kwaliteit en
droge stof van het gras ztfn in
het najaar minder.
Om de produktie op peil te hou
den is bijvoeding noodzakelijk,
's Nachts opstallen met bijvoe
ren is de beste oplossing.
Verse snijmais is een nieuw pro-
dukt voor bijvoeding.
Bedrijven die 's nachts niet kun
nen opstallen moeten bijvoeren
in de wei met bijv. aardappelen,
verse snijmais of krachtvoer.
Droogstaande koeien en hoog-
dragend jongvee vragen de laat
ste maand van de dracht spe
ciale aandacht.
Kalveren op tijd opstallen en
pinken, die in november nog in
de wei lopen ook bijvoeren.
Het is algemeen bekend dat de melkproduktie in
de herfst daalt. Sinds vorig jaar juli heeft de melk-
controledienst de standaardkoeproduktie berekend op
alle bedrijven die aan melkcontrole meedoen. De
standaardkoeproduktie benadrukt nogmaals de melk-
produktiedaling in de herfst. Enkele voorbeelden van
daling over de periode augustus t/m december 1970
volgen in onderstaande tabel.
begin
eind
okt.
aug.
sept.
sept.
nov.
dec.
vereniging S
28
28
26
23
23
24
H
27
26
24
23
24
24
v
27
27
25
23
23
24
B
26
26
23
21
22
24
B
28
28
25
21
23
24
Gem. N.-Brabant
27
26
25
23
23
24
Uit deze cijfers blijkt duidelijk dat de daling alge
meen is en begint in september, waarbij 1970 nog een
bijzonder goede herfst had. Aangezien de standaard
koeproduktie leeftijd en lactatiestadium uitschakelt,
wordt de daling veroorzaakt door uitwendige om
standigheden. Als eerste voor deze uitwendige om
standigheden is te noemen: de voeding; vervolgens
het weer.
VOEDING
ilYE samenstelling van het gras is sterk verschillend
U in voorjaar, zomer en najaar. Vooral najaars
gras is afwijkend. De zetmeel waarde on de droge stof
is lager en het eiwit hoger. Om aan een gelijke voe-
derwaarde te komen als in het voorjaar en in de
zomer zouden de koeien méér gras moeten opnemen.
Het tegengestelde is waar. De koeien nemen wel veel
kg gras op maar het gras is door dauw en regen vaak
vochtiger. De koeien komen vooral droge stof tekort
en hiermee verband houdend ook zetmeelwaarde.
De bevuiling van het grasland speelt in de opname
een belangrijke rol. De koeien hebben de percelen na
het maaien 1 tot 4 maal overweid, al naar gelang de
maaidatum. Ook zijn er heel wat bedrijven die hun
koeien op een beperkte oppervlakte moeten weiden
(bijv. op de huiskavel) waardoor verschillende per
celen het hele jaar voor beweiding zijn gebruikt. De
mest en urine maken het gras onsmakelijker waar
door geringere opname ontstaat. Nemen we hierbij
nog de enorme kweektoename speciaal dit jaar
(kweek heeft een vrij lage voederwaarde vooral in
een oud stadium) en de roest-verschijnselen in de
herfst van de meeste graslanden, dan is het duidelijk
dat de koeien géén voederwaarde uit het gras kun
nen halen voor 20 a 25 kg melk.
HOEVEEL LITER MELK UIT IIERFSTGRAS?
ALLE bovenstaande redenen samengevat komen
hierop neer dat de opname in droge stof uit gras
niet voldoende is, evenmin als de voederwaarde. Als
het rantsoen van de koeien uitsluitend gras is, zullen
zij aan zetmeelwaarde niet meer krijgen als voor 10
tot 15 1. melk, al naar gelang 'het vocht (wel of niet
nat gras) kwaliteit (wel of niet kweek of roest) en
het gebruik (mate van bevuiling of maaien).
Alleen oud-melkse koeien en koeien in het begin
van de droogstand hebben met dit rantsoen voldoen
de. Aangezien dit maar een klein gedeelte van de
's Nachts opstallen maakt bijvoeren eenvoudiger.
veestapel is zullen er maatregelen genomen moeten
worden om de overige dieren in de produktie te hou
den. Gebeurt dit niet dan ontstaat het beeld zoals in
het begin omschreven: sterke produktiedaling in de
herfst. Onmiddellijk hiermee in verband staat de pro
duktie in het begin van de winter. Het is bijzonder
moeilijk om de liters melk die verloren zijn gegaan
in de herfst, weer op te halen in het begin van de
winter. Wij zien dan ook de standaardkoeproduktie
pas stijgen tegen januari, als een groot gedeelte van
de koeien weer heeft gekalfd.
BIJVOEREN: NU
ITIT voorgaande is duidelijk gebleken dat er bijge-
voerd dient te worden, als men de melkproduk
tie op peil wil houden. Nu komt de vraag: wat en hoe
bijvoeren in de herfst? De produkten die voor bijvoe
ring in aanmerking komen zijn o.a.: de ruwvoeders
hooi, aardappelen, suikerbietenkoppen (vers), stop
pelknollen, vers gras van hooiweiden en verse mais;
de krachtvoeders pulp, energiebrok, weidebrok, A.-
brok. De mogelijkheden van bijvoeren zijn zeer ver
schillend en afhankelijk van het bedrijfstype. Voor
de bij voedering krijgen we een onderverdeling in
twee groepen:
1. bedrijven die de koeien 's nachts op stal kunnen
zetten
2. bedrijven die dit niet kunnen.
'S NACHTS OPSTALLEN
ITIT onderzoek en in de praktijk is duidelijk ge-
bleken dat 's nachts opstallen van koeien in de
herfst veel voordelen biedt. De nachten worden lan
ger, kouder en het gras is vochtig door dauw, even
tueel door regen. Allemaal minder gunstige omstan
digheden voor de koeien. Zijn er mogelijkheden om
de koeien 's nachts op stal te zetten dan is dat voor
de herfst de beste oplossing. Het grootste gedeelte
van de grotere melkveebedrijven in de Kempen doet
dit reeds. Mede hieraan gekoppeld is de bijvoeding.
Door de koeien binnen te houden zijn er veel moge
lijkheden van bijvoeding. Reeds eerder is gesteld dat
de koeien vooral droge stof tekort komen. Dit tekort
opheffen kan bijv. door hooi. Er is dit jaar hooi vol
doende, ofschoon de kwaliteit matig is. Echter ande
re ruwvoedermiddelen zijn zeer zeker ook aan te ra
den zoals: aardappelen, suikerbietenkoppen, vers gras
van hooipercelen, stoppelknollen, soms stro. Een aan
gepaste aanvulling met krachtvoer is natuurlijk nood
zakelijk.
SNIJMAIS
TEN nieuwe mogelijkheid van bijvoeding in de
herfst geeft de snijmais die op de meeste melk
veebedrijven geteeld is. Bij de oogst geven de kant-
rijen nog problemen, want ze moeten gekapt en in
de hakselaar gestopt worden in handwerk. Dit hand
werk bij de oogst maakt het hakselen per ha vooral
bij kleine percelen duur. Gaan wij de kantrijen vers
vervoederen dan hebben wij dubbel voordeel:
1. een goed produkt als bijvoeding
2. minder uren voor de veldhakselaar, dus minder
duur.
De kantrijen kunnen gekapt worden en met hele
stengels aan de koeien gevoerd worden. De koeien
nemen de mais dan vrijwel geheel op. Om te begin
nen met kappen moet men niet wachten tot de oogst
(harddeegrijp stadium) maar beginnen in begin sep
tember in melk tot deegrijpstadium. De verliezen aan
z.w. komen dan overeen met de inkuilverliezen.
Bedrijven die niet de koeien 's hachts kunnen op
stallen kunnen eveneens bijvoeren ofschoon het moei
lijk is. Het eenvoudigste is bijvoeren van krachtvoer,
vooral als een doorloopmelkwagen aanwezig is. Hier
voor komt vooral in aanmerking droge pulp en dan
energiebrok eventueel weidebrok of A.brok, deze in
volgorde van prijs. Ruwvoeders zijn per kg zetmeel
waarde goedkoper, dus hier is ook weer aan te raden
met ruw voer. De mogelijkheden in de wei zijn be
perkt; veelal kunnen aardappels gevoerd worden,
terwijl een enkel bedrijf een verplaatsbare hooiruif
in de wei heeft staan. Ook hier geldt dat de gekapte
snijmais geheel aan de koeien maar nu in het wei
land gevoerd kan worden.
WAT MOETEN WIJ BIJVOEREN
ÜNKELE voedermiddelen zijn hieronder in prijs
vergeleken. Bij ruwvoeders is geen rekening ge
houden met arbeid voor vervoederen en de kracht-
voeders zijn incl. B.T.W. per 100 kg. Uitsluitend de
z.w. is berekend.
(Zie verder pag. 12)
J. H. LANTINGA
Consulentschap voor de akkerbouw
en rundveehouderij Goes
ED melkbare koeien zijn vanouds altijd door de melkers (sters) gewaardeerd.
In de tijd toen het handmelken nog algemeen was, kreeg deze eigenschap
bij de selectie echter te weinig aandacht. De melkproduktie, het vetgehalte van
de melk en doelmatige exterieureisen stonden bij de veeverbetering terecht op
de eerste plaats. De destijds goed georganiseerde opzet door registratie en melk-
produktiecontrole hebben mede door volharding, vakkennis en liefhebberij tot
groot succes geleid.
De gemiddelde melkproduktie per koe is in Nederland het hoogst in de gehele
wereld. Naar nagenoeg alle landen ter wereld is rundvee uit Nederland ge
ëxporteerd. Hieruit blijkt, waarin een klein land groot kan zijn.
Met de komst van de melkmachine kwam de uiervorm en de melkbaarheid
geleidelijk meer in de belangstelling. De mechanisatie vraagt meer gelijkmatig
heid. Hierbij is de uiervorm zeer belangrijk.
Om vlot te kunnen melken zijn goede melkbare dieren nodig. Deze eigenschao
is sterk erfelijk. Dit biedt gunstige perspectieven om langs foktechnische weg
een vooruitgang tot stand te brengen. Juist door de melkmachine is het mogelijk
geworden om melkbaarheidsgegevens op vergelijkbare wijze nauwkeurig vast te
leggen.
Door de melk uit de kwartieren afzonderlijk te verzamelen en de toename van
de melk per kwartier elke minuut vast te stellen, worden basisgegevens ver
kregen voor het nauwkeurig vastleggen van de melkbaarheid. Door van de eerste
jaargang dochters van een stier een 25 a 30 eerste kalfskoeien te melken met
een kwartierenapparaat kan worden vastgesteld in welke mate de betreffende
stier de melkbaarheid vererft.
Vanaf 1962 is dit onderzoek konsekwent bij alle daarvoor in aanmerking
komende stieren doorgevoerd. Bimiddels is dit dus 9 jaar toegepast. In totaal
zijn er van 1.660 stieren dochter-groepen op melkbaarheid onderzocht. Hiervan
zijn 1.179 van het zwartbonte F.H.-ras.
De gemiddelde resultaten van de onderzochte dochtergroepen van alle stieren
is in de volgende tabel weergegeven. Deze gegevens zijn ontleend aan het jaar
verslag van de Landelijke Commissie van het Melkbaarheidsonderzoek.