Bedrijfsaanpassing gemengd bedrijf van 10 ha Wat kost de teelt van morellen Consulentschap Varkens- en Pluimveehouderij ZeelandNoord-Brabant J. J. JANSEN Tilburg Bedrijfsaanpassing is voor de Brabantse boer een bekend begrip. Op vele gemengde bedrijven is de laatste jaren de be drijfsstructuur sterk gewijzigd. Door enerzijds bepaalde produk- tietakken af te stoten en andere uit te breiden werd het mogelijk de produktieomvang te vergroten en tegelijkertijd de bedrijfs voering te vereenvoudigen. Dat dit ook op een naar heden- daagsebegrippen klein bedrijf mogelijk is laat een analyse van het landbouwbedrijf van J. v. d. Rijt, Spierkensweg 10 in St. Oedenrode duidelijk zien. OMSCHAKELING EN AANPASSING rT 1966 had dit bedrijf nog een sterk gemengd karakter met 15 melkkoeien, 12 fokzeugen, enkele mestvarkens en een variërend bouwlandgebruik. De vrij geringe oppervlakte grond en de ondoelmatige gebouwensituatie belemmerden een sterke uitbreiding in de rundveesector. Omdat de interesse van de boer naast de melkkoeien vooral uitging naar de zeugenhouder ij, werd besloten het aantal melkkoeien voorlopig niet uit te breiden en de zeugenstapel tot 50 stuks te ver groten. Voor de jonge en dragende zeugen werd een nieuwe stal gebouwd. Een gedeelte van de bestaande schuur en koestal werd tot kraamstal ingericht. In 1S69 werd een plan opgezet voor een bedrijf met 110 zeugen en opruiming van de melkkoeien. De financiering van dit plan kon mede door verkoop van de nog aanwezige melkveestapel worden gerealiseerd. In 1970 werd een nieuwe kraamstal gebouwd voor 30 zeugen met biggen en werden de bestaande gebouwen aangepast voor de huisvesting van de dragende en jonge zeugen. De uitbreiding van de zeugenstapel is nog in volle gang en bestaat op het ogenblik uit 90 zeugen en 40 opfokzeugen. Bij volledige bezetting zal de produktiecapaciteit 1500 biggen per jaar bedragen. VERANTWOORDE KEUZE By de beantwoording van de vraag in welke richting dit bedrijf zich 5 jaar geleden het beste kon ontplooien hebben de eigen bedrijfsuitkomsten als basis gediend. De cijfers uit de deelboekhouding voor de varkenshouderij zoals die in kernverband op dit bedrijf al enkele jaren werden bijgehouden gaven hierover veel informatie. Op grond van de behaalde technische en economische resultaten in het verleden kon een gefundeerd advies worden gegeven. Onderstaande tabel geeft een overzicht van enkele technische uitkomsten en de bedrijfsontwikkeling tot nu toe. Ter vergelijking zijn in tabel II de gemiddelde Brabantse resultaten weergegeven van vergelijkbare bedrijven ia dezelfde perioden. TABEL I Resultatenoverzicht varkensfokkerij over de laatste 4 jaar. Boekjaar (mei tot mei) gemiddeld aantal aanwezige zeugen gemiddeld aantal opfokzeugen diversen aantal worpen per zeug per jaar aantal grootgebrachte biggen per worp aantal grootgebrachte biggen per zeug per jaar uitvalspercentage van de levend geboren biggen 67/68 68/69 69/70 70/7 J 48 58 60 74 14 16 20 32 1,9 1,9 1,9 1,9 10 9,7 9 8,3 19 18,4 17,1 15,8 12 15 14 11,3 Opgemerkt moet worden dat het aantal grootgebsachte biggen per worp de laatste 2 jaar ongunstig is beïnvloed door de uitbreiding van de zeugenstapel met jonge zeugen. Het laatste jaar bijvoorbeeld werden 30 tomen van eerstenworpszeugen in de boekhouding verwerkt. TABEL H Brabantse uitkomsten uit vergelijkbare grootte groepen. Boekjaar 67/68 68/69 69/70 70/71 aantal worpen per zeug per jaar 1,7 1,8 1,8 1,77 aantal grootgebrachte biggen per worp 8,4 8,6 8,3 8,3 aantal grootgebrachte biggen per zeug per jaar 14,5 15,5 14,9 14,7 uitvalspercentage van de levend geboren biggen 13 11,6% 13 14 AFDELINGEN IN de nieuw gebouwde kraamopfokstal zijn 3 afdelingen voor 10 zeugen met 'biggen. Met de 10 aanwezige kraamopfokhokken in de vroegere koestal zijn 4 afdelingen ontstaan met ieder 10 zeugenplaatsen. Al deze zeugen liggen aan de band. Er wordt naar gestreefd om groepen van 10 zeugen te formeren die in dezelfde week moeten werpen. In één afdeling kunnen dan tegelijkertijd (na ontsmetting) 10 zeugen worden geplaatst. Op een leeftijd van 6 weken worden de biggen van zo'n groep gelijktijdig gespeend. In dezelfde hokken worden ze daarna tot een gemiddeld gewicht van 22 kg opgefokt en daarna via een be middelingspersoon aan een vaste mester verkocht. BIGGENPRODUKTIE EN OPFOK De meeste zeugen worden 1 week na het spenen weer gedekt. Dit gebeurt met een eigen NL beer of sinds enkele maanden met een GY beer. De eerste ervaringen met kruising zijn gunstig. Enkele betere zeugen worden kunstmatig geïnsemineerd met sperma van fokberen. De gelten uit deze tomen worden aan gehouden ter uitbreiding en verbetering van de NL zeügen-stapel. Dit systeem heeft het voordeel dat door gebruik te maken van goed verervende fokberen een gerichte selektie kan worden toegepast en voor de produktie van biggen voor de mesterij de eigen bedrijfsberen kunnen worden gebruikt. De biggenproduktie en opfok krijgen op dit bedrijf de hoogste aandacht. Schone hokken en een goed stro bed vindt de boer een eerste vereiste. Bij de geboorte worden de navels ontsmet, tandjes geknipt en alle biggen krijgen na 2 a 4 dagen een ijzerinjectie. De biggen worden opgefokt met baby-biggenkorrel. Bij minder goede tomen wordt vooraf een kunstmelkapparaat verstrekt en/of rond de speendatum dieet-startkorrel. ARBEID Arbeidstechnisch ziet de 'boer bij een omvang van ruim 100 zeugen geen pro blemen. Ter verkrijging van arbeidsbesparing en arbeidsverlichting zijn een aantal voorzieningen aangebracht, of worden bepaalde werkmethoden toegepast o.a.: centrale trogklepbediening gebruik bulkvoer en voerwagen uitloop voor guste en dragende zeugen mechanische mestafvoer in de nieuwe stal verbranden van de strorijke mest. GRONDGEBRUIK 2 ha grasland wordt roulerend gebruikt als weidegang voor de zeugen. 2 ha wordt gebruikt voor het weiden van jongvee. De overige grond 'heeft nog geen vaste bestemming. Gedacht kan worden aan verpachten, ruwvoer winnen, dan wel graan verbouwen i.v.m. de hoge aankoopprijs van stro voor de zeugen. Of misschien verkopen als het bedrijf weer aanpassing behoeft? Dit laatste acht v. d. Rijt op dit moment nog zeker niet nodig. In hoeverre echter een omvang van 110 zeugen in de naaste toekomst weer om aanpassing vraagt, zal mede af hangen van de technische vooruitgang in de varkenshouderij èn de marktontwik kelingen in deze bedrijfstak. Consulentschap voor de Tuinbouw „Goes" J. RUISSEN HET is al een aantal jaren geleden dat de laatste kostenbegroting voor morellen door het L.E.I. werd opgesteld, n.l. in 1965. In deze 6 jaar is er zeer veel veranderd. Diverse kosten zijn gestegen, waarvan met name de arbeidskosten zeer sterk. Werd in 1965 een uurloon berekend van 4,08, nu gaan we uit van 7,25 per uur. Daar staat tegenover dat het aantal arbeidsuren sterk verminderd kon worden. De grond bewerking verdween en daarvoor in de plaats kwam de chemische onkruidbestrijding al of niet in combinatie met groenstroken. Ook een aantal werktuigen dat toen noodzakelijk was, bijv. verstekfrees, e.d. komt niet meer op de bedrijven voor, zodat de totale werktuig- kosten ook wat lager werden. IÜTGAANDE van L.E.I.-rapport no. 152, aangepast U aan teeltomstandigheden en kostenpeil van dit moment, zal ik trachten ongeveer de kostprijs van dit moment aan te geven. Uitgangspunten voor de berekening zijn: 1. Plantafstand 4 X 4 m (d.i. 580 bomen per ha) 2. Stichtingskosten (zonder tussenteelt) 14.500, per ha 3. Jaarkosten van de beplanting bestaande uit de ge middelde rente van het geïnvesteerde bedrag, n.l. 8 van 50 van 14.500,en een afschrijving van 7 (d.i. een periode van 15 jaar). Omdat bij morellen regelmatig enkele bomen kunnen uitval len, is bij de teeltkosten een bedrag per jaar op genomen voor boetbomen. 4. Een uurbeloning van 7,25 per uur. Voor de pluk is gerekend met akkoordloon. 5. Een kg-opbrengst van 10.000 kg per ha. T\E gemiddelde kosten kunnen als volgt berekend worden: I. Duurz. prod. midd. (Grond, plantopstand, mach., gebouwen) II. Teeltkosten materialen bestr.m., kunstm., boetb., motorbr.st.) 442, spreeuwen keren (arbeid en mat.) 880, arbeid 104 u. a 7,25 754, III. Oogst- en afl. kosten Plukken 10.000 kg a 30 ct. 3.000,— Afleveringsk. 1.374, IV. Overige kosten Algemene kosten, verlet e.d. Totale kosten Bij de berekende kg-opbrengst en kosten betekent dit dus een kostprijs van 95 ct. per kg. VAN morellen kan de kg-opbrengst per jaar vrij sterk uiteenlopen. Bij wisselende kg-opbrengsten blijft een deel van de kosten constant. De kosten van oogst en afzet blijven per kg gelijk en stijgen dus per ha, naarmate de kg-opbrengst hoger wordt. Het deel wat constant blijft (zie in het voorgaande onder punt I 11 IV) is in bovenstaande berekening 5.126,per ha. Bij wisseldende kg-opbrengsten per ha is de kostprijs per kg bij aanname van bovenstaande kosten: Constant deel v. d. produktiekosten 5.126, Oogst- en afl. kosten 437,40/1000 kg Constant Oogst afl. Produktiekosten 7.000 kg 8.000 9.000 10.000 11.000 12.000 13.000 14.000 15.000 deel ƒ5.126,— Totaal/ka P*kg f 1,17 1,08 1,01 „0,95 „0,90 „0,86 „0,83 „0,80 „0,78 2.700,— 2 076,- 4.374,- 350,- 9.500,— 3.062,— 8.188,— 3.499,— 8.625,— „3.937,— 9.063,- „4.374,— 9.500,— „4.811,— 9.937,- 5.249,— 10.375,— 5.686,„10.812,- 6.123,1 „11.249,— ƒ5.126,— „6.561,— „11.687,— IJIT bovenstaande blijkt duidelijk de grote invloed O van de kg-opbrengst op de kostprijs per kg. Dik wijls wordt, m.i. ten onrechte, gemeend dat de sterk gestegen loonkosten bepaalde teelten zoals morellen, onmogelijk maken. Vergelijken we bovenstaande cijfers met de L.E.I.-begroting, die ongeveer op de zelfde wijze berekend is, dan is het kostenverschil ten opzichte van 1965 ongeveer 15 ct. p. kg. Wanneer deze cijfers worden toegepast op het oogst jaar 1971 met een overwegend goede morellen-oogst, kan geseld worden dat de teelt rendabel is geweest. Over het algemeen zal de kg-opbrengst boven de ge middelde norm van 10.000 kg per ha gelegen hebben. De veilingprijs bedroeg bij de voorverkoop 95 ct. Bij een lagere kg-opbrengst zou voor die prijs de ;eelt beslist niet lonend zijn geweest. In het algemeen heerst de mening dat de kostprijs veel hoger zou zijn. De teeltkosten zijn echter vrij laag. Buiten de oogst vraagt deze teelt weinig arbeid. Zoals reeds werd gesteld kunnen de kosten per be drijf vrij sterk uiteenlopen. Bovenstaande cijfers moe ten daarom als gemiddelde norm worden beschouwd. Voor de individuele teler krijgen deze cijfers pas waarde als ze zo veel mogelijk worden aangepast aan de werkelijke kosten en opbrengsten op het bedrijf.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 8