Rassenkeuze wintertarwe voor oogst 1972 Sombere stemming over graanprijzen DE telers, die hun graan nu reeds geheel of gedeel telijk hebben afgezet, hebben ervaren dat de op- brengstprijzen heel wat lager liggen dan vorig jaar. Een duidelijk inzicht over de hoogte van dat verschil ont breekt op dit moment nog, maar de indruk bestaat dat de telersprijzen op of onder het interventieniveau lig gen. Alleen de prijs van brouwgerst, waarvan het aan bod door de slechte kwaliteit maar gering is, is gunstig. 9 J. M. v. d. WEELE C.A.R. Goes Tenslotte, waak voor een te éénzijdige tarweteelt, wanneer het aandeel van de granen in Uw totale bouwplan groot is. Zaadopbrengsten in verhoudingsgetallen per proef bij twee stikstofgiften, gemid deld over 1971 en gemiddeld over 1962 t/m 1971. ^Tussen het oogsten van de wintertarwe en de inzaai voor het volgende oogstjaar zit maar een korte tijd. Gaan we er van uit dat we op een normale tijd zaaien dlit is de 2de helft van oktober dan is de periode tussen oogsten en zaaien maar 6 8 weken. Het is ip die tijd dat naast voorbereidingen in het veld ook vragen met betrekking tot de keuze van het ras en het aandeel van de wintertarwe in het bouw plan aan de orde zijn. Alvorens nader in te gaan op resultaten van rassenproeven en bespreking van de rassen, willen we nog enkele algemene opmerkingen maken. Algemeen is er in de herfst van 1970 met vroeg wintertarwe gezaaid). Als oorzaken hiervoor kunnen genoemd worden: late oogst van aardappelen en uien; bewust streven naar later zaaien teneinde risico's door optreden voetziekte te ver kleinen; een aantal dagen in de tweede helft van, oktober was te nat om te kunnen zaaien. Eén en ander gaf een vrij grote spreiding in zaaitijd te zien van begin oktober tot eind november. Zelfs in december is nog wintertarwe gezaaid. Veel laat gezaaide tarwe is hierdoor jong de winter ingegaan, maar heeft deze goed doorstaan. Er kwam weinig vorst voor en van ernstige wateroverlast was geen sprake. De voor- jaarsgroei kwam zeer vroeg op gang mede door het zachte weer in februari. Lichte fitarst begin maart heeft de ontwikkeling wel geremd, maar na half maart is deze zeer vlot verlopen. Zo stond er eind april op veel percelen een goed tot zeer goed fgewas wintertarwe. In mei kon er gesproken worden van een gulle tot een iets te royale ontwikkeling. Op grond hiervan zou een vrij ruime toepassing van het halm- verstevigingsmiddel CCC verklaarbaar zijn geweest. Dat dit minder is geweest moet vermoedelijk verklaard worden uit de resultaten van 1970. Toepassing van CCC gaf toen in combinatie met de vrij algemeen optredende afrijpingsziekten geen positief resultaat, soms iets negatief. Reeds in mei openbaarde zich in veel percelen wintertarwe een aantasting door meeldauw, die zich ook iiHjuni nog handhaafde. Duidelijk bleek hierbij dat er ras verschillen bestaan. Daarnaast kwam in juni op veel percelen een meer of minder zware bladluisbezetting voor. Zowel met betrekking tot de meeldauw als de luizen is op dit moment het onder zoek erop gericht om te komen tot een verantwoorde bestrijding. Door de praktijk wordt het als een gemis gevoeld dat er nog geen m(iddelen voor dit doel zijn goed gekeurd. Aantasting door gele roest kwam niet voor, terwijl de bruine roest minder optrad dan in 1970. Ernstige schade door voetziekte deed zich mogelijk dankzij de latere zaai, niet voor. Aanvankelijk waren gvezien de groei in het voorjaar de opbrengstverwachtingen goed tot zeer goed. Later was men veel minder optimistisch gestemd, mede als ge volg van aantasting door meeldauw, bruine roest en luis en de plaatselijk vrij sterk gelegerde gewassen. Mogelijk dat ook de vrees voor een minder gezonde afrijping hierin al een rol speelde Maar juist de afrijping van de wintertarwe was veel ge zonder dan in 1970. Uiteindelijk hebben de zaadopbrengsten de verwachtingen overtroffen. Alleen vroegtijdige en zware legering heeft ernstige opbrengstverlaging veroorzaakt. Op alle in het zuidwesten gelegen rassenproeven is gewerkt met twee stikstofhoeveel- heden. Doel hiervan is vooral van de nieuwe rassen inzicht te verkrijgen in de stik stofbehoefte en de reactie van de stikstof op de korrelopbrengst en de strostevig heid. Naast een voor het betreffende proef perceel normale stikstofgift is een deel van de proeven bemest met een gift die 30 kg zuivere stikstof per ha boven deze hoeveelheid lag. Van een duidelijke reactie op deze hogere gift kan dit jaar op geen van de drie proeven gesproken worden. Het gemiddelde opbrengstniveau van de proeven te Cadzand en te Colijnsplaat was qngeveer gelijk en bedroeg 6300 tot 6500 kg/ha. Van de proef te De Heen lag het niveau aanzienlijk lager namelijk 4400 tot 4800 kg/ha. RASSENPROEFVELDEN WINTERTARWE ZUIDWESTELIJK KLEIGEBIED 1971 Onverminderd geldt ook voor 1972 de noodzaak om door middel van de juiste raskeuze zoveel mogelijk risico's uit te schakelen. Zo zijn er algemeen geldende risico's, bijvoorbeeld kans op uitwinteren of vatbaarheid voor ziekten. Andere zullen niet voor elk bedrijf even zwaar wegen. Informatie van het ras in zijn totaliteit ■zoats de Rassenlijst die ons geeft, is daarom een nuttige tijdsbesteding. Verbouw van meer dan één ras houdt een spreiding in van risico's. Daarnaast blijft het advies: zaai niet te vroeg en niet te diep, dit verkleint het risico van voetziekte. Cadzand Colijnsplaat („Rusthoeve") De Heen Gem. Gem. Ras 90 N 120 N* 90 N 120 N 110N 140 N 1971 1962/'71 Manella 93 93 98 99 98 99 97 97 Caribo 90 88 94 95 95 92 92 102 Lely 107 108 109 105 96 93 103 106 Cyrano 108 105 95 96 97 93 99 102 Norda 98 99 91 92 100 95 96 105 Joss Cambier 87 86 100 93 88 89 90 &9 Cebeco 148 127 132 117 127 113 147 130 128 Cama 90 89 95 94 94 92 92 100 Abrista 102 112 107 111 100 kg/ha 6490 6360 6320 6350 4780 4380 5780 5970 90 N vroeg 30 N op 21 mei. GOED WINTERVASTE RASSEN Manella, een nog veel verbouwd ras, moest in 1971 toch terrein prijsgeven voor andere rassen. Gaf op twee van de drie proeven een opbrengst, die iets onder het gemiddelde lag en te Cadzand hierop duidelijk achterbleef. Het is een vroegrijpend ras, het stro is kort en middelmatig stevig maar wel tamelijx veerkrach tig. Als zodanig is het een geschikte dekvrucht. Resistentie tegen ziekten; gele roest 8, bruine roest 5, meeldauw 5,5 en afrijpings- ziekten 5,5. Resistentie tegen schot 8. Caribo werd in 1971 op iets grotere schaal verbouwd. Het ras rijpt iets later dan Manella. Stelde in opbrengst als gevolg van de zware meeldauwaantasting duidelijk teleur in tegenstelling tot voorgaande jaren toen dit ras Manella overtrof. Caribo stelt geen hoge eisen aan de grond en is daarom meer geschikt voor stro- 'arme gronden. Het stro is wat minder stevig. Het ras is bladrijk, geeft daardoor een goede grondbedekking, wat de geschikt heid voor dekvrucht minder göed maakt. Resistentie tegen ziekten: gele roest 6, bruine roest 6, meeldauw 4 en afrijpingsziekten 7. Resistentie tegen schot 6. Lely is een vrij laat rijpende tarwe, waarvan in 1971 een grotere oppervlakte werd verbouwd. Heeft .kort en stevig stro maar de veerkracht laat wat te wensen over. Van de voor de praktijk beschikbare rassen gaf Lely de laatste jaren duidelijk de hoogste zaadopbrengsten. Het ras werd dit jaar sterker aangetast door meeldauw dairi Manella. Was dit gelijk geweest dan zou Lely wellicht nog betere resultaten gegeven hebben. Resistentie tegen ziekten: gele roest 9, bruine roest 6, meeldauw 5 en afrijpings ziekten 5. Resistentie tegen schot 7. MIDDELMATIGE WINTERVASTE RASSEN Cyrano, evenals Manella een vroegrijpend ras, werd in 1971 eveneens op ruimere schaal verbouwd. Heeft kort en stevig stro en is mede door steile bladstand zeer ge schikt als dekvrucht. Cyrano kan een flinke stikstofgift verdragen. Een nadeel van Cyrano is de grote gevoeligheid voor korreluitval. Het ras gaf gemiddeld goede tot zeer goede opbrengsten. Resistentie tegen ziekten: gele roest 6, bruine roest 7, meel dauw 7 en en afrijpingsziekten 7. Resistentie tegen schot 9. MATIGE WINTERVASTE RASSEN Norda rijpt vroeg, maar iets later dan Manella. Het stro is kort, stevig en goed veerkrachtig. Als dekvrucht goed geschikt. Norda stelt geen hoge eisen aan de grond. De opbrengst bleef in tegenstelling tot andere jaren duidelijk beneden de maat. Resi stentie tegen ziekten: gele roest 8, bruine roest 6, meeldauw 5 en afrijpingsziekten 7. Resistentie tegen schot 7. Joss Camfoier rijpt zeer vroeg en heeft zeer kort, stevig stro. Als zodanig een zeer goede dekvrucht. Het ras vraagt een flinke stikstofbemesting. Kon in opbrengst dit jaar niet meekomen. itcintneaiie tegen ziekten: gele roest 6 .bruine roest 5, meeldauw 6 en afrijpingsziekten 6. Resi stentie tegen schot 5,5. NIEUWE RASSEN Cebeco 148, Wintervastheid lijkt goed. Tamelijk vlot groeiende tarwe met kort vrij stevig stro. Het ras had weinig last van meeldauw en bruine roest. Vertoont een gezonde afrijping. In opbrengst stak Cebeco 148 op drie proefvelden met kop en schouders boven alle bekende rassen uit. De reactie op de verhoogde stikstofgift was zeer duidelijk in poritieve zin. Een veelbelovend ras voor de toekomst, waarvan nu helaas nog geen zaaiz d beschikbaar is. Cama rijpt vroeg en is matig wintervast. Kort stro, goed stevig, doch weinig veer krachtig. Bladrijk gewas met sterk wisselende opbrengsten. Zeer gevoelig voor bruine roest en afrijpingsziekten. Abrista. Een ras met vrij lang stro van matige stevigheid. Gezonde afrijping en goede zaadopbrengst op één proefveld. Voor dit ras is een bespuiting met CCC nodig. Weinig vatbaar voor meeldauw en roest, tamelijk schotgevoelig. Produktschap voor Granen, Zaden en Peulvruchten De meelfabrieken hebben echter de aankoopprijs voor tarwe zodanig vastgesteld dat daaruit een telersprijs re sulteert, die 5 cent beneden de interventieprijs ligt. Hoe wel in een eerder stadium al te voorzien was dat de prijsvorming moeilijkheden zou geven, blijken er nu nog wat faktoren bijgekomen te zijn, die een extra druk op de markt leggen. VERBETERING NOG NIET IN ZICHT ||ET grootste deel van het aanbod van tarwe is tot nu toe opgenomen door de maalindustrie, maar de opname wordt van die kant beperkt, door verwachte gro te aanvoeren uit Frankrijk en Amerika. In de veevoer- sektor is de afzet eveneens moeilijk. Bij normale prijsverhoudingen maisimport op basis van de drempelprijs kunnen gedenatureerde tarwe, rogge en gerst al moeilijk concurreren met mais. Dit is een gevolg van de vaststelling van de drempelprijs van mais tx>/v. de interventieprijzen van deze andere granen. Nu wordt de mais evenwel aangeboden tegen een prijs, die ongeveer 1,25 lager ligt dan de drempelprijs. Dit zelfs voor levering tot in juni 1972. Ook bij onze uit voer, met name uit West-Duitsland, spelen dezelfde fak toren. Er heeft dan ook nog maar een geringe export plaats gevonden. ANDERE FAKTOREN VANZELFSPREKEND iiebben ook de valutamoeilijk heden van de laatste tijd hun invloed op de prijs vorming. Toen de gulden is gaan zweven, zijn er com penserende heffingen ingesteld voor die produkten, waar voor een EEG-regeling geldt. Daarvan zijn echter vrijgesteld die kontrakten die op dat moment al waren afgesloten. En op die kontrakten vinden thans nog leveringen plaats. Verder zijn de com penserende heffingen ook niet van toepassing op wat men zou kunnen noemen, de vrije produkten, zoals graan- afvallen e.d. Doordat de gulden een agio doet t.o.v. an dere valuta, betekent dit dat deze produkten goedkoper zijn geworden. Voor de concurrentiepositie van de mais is het nog van belang, dat begin juli in de EEG voor 1.750.000 ton mais de invoerheffing gefixeerd is. Dat betekent dus dat tot en met oktober deze hoeveelheid geïmporteerd zal worden tegen de toen vastgestelde heffing. Inmiddels is echter de heffing 2,35 per 100 kg hoger geworden, hetgeen wil zeggen dat de wereldmarktprijs ongeveer met hetzelfde bedrag is gedaald). Tenslotte is de produktie binnen de EEG-landen belangrijk groter dan vorig jaar hetgeen uiteraard ook invloed op de prijs vorming heeft. (Zie verder pag. 12)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 5