Conclusies
en nabeschouwing
11
Vraag 6
CONTACTEN MET DE BEIDE
ANDERE STANDSORGANISATIES
moeilijk voor alle leden van hun groep kunnen spre
ken, maar ook gezien de aard en het karakter van
de Hoofdbestuursvergaderingen zullen ze weinig
kans hebben nog eens eigen vraagstukken naar
voren te brengen. Er zijn bovendien gelukkig
een aantal personele unies en persoonlijke contac
ten, echter te incidenteel en onvoldoende.
Zonder naar een equivalent van de Landelijke
Raad te willen is het de vraag of niet goed zou zijn
initiatief te nemen tot een halfjaarlijks gesprek van
ons Dagelijks bestuur met alle voorzitters van co-
operatieve instellingen in ons gewest (eventueel
samen met de C.B.T.B
Ongetwijfeld zal het eerst een grote club zijn,
maar door fusies zal het aantal (hopelijk binnen
kort) verminderen. Bovendien kan na enkele oriën
terende besprekingen bezien worden of en zo ja hoe
het contact moet worden voortgezet. In de afdelin
gen leven echter mogelijk ook andere suggesties.
Acht U verbetering van de contacten van de ZLM
met de commerciële instellingen in haar werkgebied
gewenst
Zo ja, op welke wijze zou dat naar Uw mening het
beste kunnen worden gerealiseerd
Over het algemeen blijkt men meer contacten met
de coöperatieve sector van groot belang te achten.
34 afdelingen spreken zich daarvoor duidelijk uit,
terwijl 11 afdelingen de huidige contacten voldoende
vinden. Door 3 afdelingen wordt bepleit om behalve
met de coöperatieve sector, ook met de vrije handel
goede contacten te onderhouden.
10 afdelingen zijn van mening dat contacten met
de sector van afzet en verwerking het best tesamen
met C.B.T.B. en N.C.B. zouden kunnen worden on
derhouden.
Twee afdelingen spreken zich uit voor tenminste
tweemaal per jaar officiële bijeenkomsten van stands
organisaties met coöperaties. Diverse afdelingen be
pleiten het belang van een meer gezamenlijk optre
den op dit terrein.
Naast de samenwerking van de drie standsorgani
saties en de drie landarbeidersbonden in de Gewes
telijke Raden van het Landbouwschap vinden in
Zeeland van tijd tot tijd besprekingen plaats in het
kader van de 3 C.L.O.'s.
Behandeld werden algemene landbouwvraagstuk
ken van provinciaal belang, waarbij echter ook pla
nologische en onderwijsbelangen aan de orde komen.
In Noord-Brabant bestaat een dergelijk regelmatig
contact vam, ZLM met N.C.B. en C.B.T.B. niet.
(Zie verder pag. 12)
Verschillende suggesties ten aanzien van de meest
efficiënte werkwijze van het Hoofdbestuur worden
naar voren gebracht.
Hoewel niet meer dan de helft van het aan
tal afdelingen van de ZLM is toegekomen aan
het behandelen van de voor het winterseizoen
19701971 voorgelegde vraagpunten, mag deze
deelname toch niet ongunstig worden genoemd.
In ieder geval zijn de ingekomen reakties en
meningen ruimschoots voldoende om hieruit
conclusies te trekken. Dat daarnaast ook een
tweetal P.J.Z.-afdelingen hun visie hebben ken
baar gemaakt dient zeker op prijs te worden
gesteld.
Samenvattend kunnen de volgende conclusies
getrokken worden:
A. DE ALGEMENE VERGADERINGEN
De zomervergadering heeft wegens een af
nemend bezoek eigenlijk geen funktie meer
in de nieuwe organisatie, zodat met een goed
voorbereide wintervergadering eventueel
hele dag met tevens behandeling van vraag
punten uit de afdelingen kan worden vol
staan. Zonodig kan altijd tussentijds een bij
zondere algemene vergadering worden be
legd, wanneer aktuele problemen daartoe
aanleiding zouden geven. Ook zou aan de
ZLM-tentoonstelling als regel een algemene
vergadering kunnen worden verbonden.
B. HET HOOFDBESTUUR
Het Hoofdbestuur vergadert tweemaal per
jaar. Het systeem om de zomervergadering
telkens in een andere kring te houden, ge
combineerd met een excursie bevalt goed.
Daarbij kan ruime aandacht aan de regio
nale problemen worden geschonken. Ook de
afdelingsbesturen in het gebied dienen voor
deze vergadering te worden uitgenodigd, als
mede uiteraard de pers.
Voor de najaarsvergadering van het Hoofd
bestuur, voorafgaand aan de algemene ver
gadering, ware een gehele dag te bestem
men.
Doordat het Hoofdbestuur slechts tweemaal
per jaar bijeenkomt en zeer omvangrijk is
(70 leden en 13 adviserende leden) kan van
dit orgaan nauwelijks een slagvaardig be
stuursbeleid worden verwacht. Het fungeert
dan ook eigenlijk als een soort ledenraad,
terwijl het Dagelijks bestuur, dat elke maand
vergadert, eigenlijk de bestuurshandelingen
verricht, voor zover nodig onder voorbehoud
van nadere goedkeuring door het Hoofdbe
stuur. Diverse afdelingen maken de opmer
king dat het Hoofdbestuur in zijn huidige
omvang veel te groot is. Uit de ingekomen
rapporten komen verschillende suggesties
naar voren:
a. het Hoofdbestuur blijft in zijn huidige
omvang gehandhaafd en funktioneert in
feite als ledenraad. Vooral de zomerver
gadering zal dienen te funktioneren als
contactmogelijkheid met de regio's, waar
bij ook de afdelingsbesturen in het ge
bied dienen te worden betrokken. Zowel
de zomer- als de najaarsvergadering heeft
een funktie zowel uit een oogpunt van
contact met de kring- en afdelingsbestu
ren (zomervergadering), als uit hoofde
van optreden naar buiten, zeker wanneer
dit de regionale problematiek betreft. Het
Hoofdbestuur in deze vorm is eigenlijk
geen beleidsorgaan, aan het Dagelijks
bestuur zouden dan ook meer beslissings
bevoegdheden dienen te worden verleend.
b. Het Hoofdbestuur blijft het hoogste be
stuursorgaan en komt regelmatig bijeen.
Iedere kring levert één H.B.-lid (13),
daaruit wordt een Dagelijks bestuur van
5 leden benoemd.
c. Inkrimping van de bestuurscolleges dient
te worden nagestreefd door samenvoe
ging van de 13 kringen tot vier grote re
gionale kringen (Oost-, Midden- en Zuid-
Zeeland en Noord-Brabant). Daardoor
kunnen ook kleine commissies worden
gevormd. De huidige kringen dienen
voortaan als afdelingen te funktioneren.
d. De Hoofdbesturen van de 3 standsorga
nisaties dienen voortaan gezamenlijk in
de provincie te vergaderen, waarbij met
name aandacht aan de regionale proble
matiek dient te worden geschonken. Dit
dient een eerste stap te zijn naar verdere
federatieve samenwerking van de drie
organisaties.
Advies: Het Hoofdbestuur in zijn huidige
vorm ware te handhaven, doch dan
als ledenraad (zie a).
De zomervergadering kan tevens
een deel van de funktie overnemen,
die de algemene ledenvergadering
in de zomer die zou kunnen ver
vallen tot nu toe heeft ingeno
men.
Het Dagelijks bestuur wordt zon
dermeer het bestuursorgaan van de
ZLM. Het zogenaamde senioren
convent (thans voorzitter, 2 vice-
voorzitters en secretaris) ware met
2 of 3 leden uit te breiden.
C. RONDGANG KRINGEN
Het huidige systeem éénmaal per jaar in
november ware te handhaven. Aan voor
bereiding en vergadertechniek dient meer
aandacht te worden geschonken. Van enkele
afdelingen komt de suggestie van deze rond
gang kringledenvergaderingen te maken
(voorbeeld N.C.B.). Deze suggestie ware na
der te overwegen.
D. DE COMMISSIES
De commissies dienen te worden gezien als
adviesorganen van het ZLM-bestuur. Het
bestuur kan over een bepaald probleem aan
een commissie, vormend een groep van ter
zake deskundigen, nader advies en rapport
vragen. De commissies dienen alleen bijeen
te worden geroepen, wanneer er aktuele za
ken, liggend op het terrein van de commis
sies, aan de orde zijn. Zij brengen daarover
rapport uit aan het bestuur.
De ZLM heeft thans de volgende vaste com
missies, (met daarachter vermeld het aan
tal leden plus adviseurs):
Tuin bouwcommissie (17 4)
Recreatiecommissie (13 5)
Commissie werkgevers- en sociale zaken (15)
Redaktieraad (14)
Commissie Tentoonstellingsfonds 15)
Commissie Huishoudonderwijs (11)
Commissie Landbouwonderwijs (10)
Commissie Grondgebruik (14)
Veehouderijcommissie (16 7).
Met name uit de Tuin bouwcommissie en de
Veehouderijcommissie zouden kleine werk
groepen gevormd kunnen worden.
Het aantal vergaderingen van de grote com-
missie zou dan tot bijvoorbeeld maximaal
twee per jaar beperkt kunnen blijven.
E. CONTACT MET COÖPERATIES EN DAAR
MEE GELUK TE STELLEN INSTELLIN
GEN
De vertegenwoordiging van de diverse coö
peratieve sectoren in het Hoofdbestuur is
uit een oogpunt van contact van slechts ge
ringe betekenis. Veel meer zin zou het heb
ben om tweemaal per jaar als bestuur der
ZLM een bijeenkomst te hebben met de voor
zitters van de verwante coöperatieve instel
lingen in het werkgebied van de ZLM. Het
zou aanbeveling verdienen dit samen met
de C.B.T.B. te doen, daar deze organisatie
verwantschap heeft met dezelfde coöperatie
ve instellingen. Met de N.C.B. ligt dit moei
lijker, met name voor wat betreft de aan- en
verkoopsector. Begonnen zou kunnen wor
den hierover met de C.B.T.B. nader overleg
te plegen, waarbij dan tevens nagegaan zou
kunnen worden, hoe men denkt over het
betrekken van de particuliere handel in dit
tweemaal per jaar te voeren overleg.
F CONTACTEN MET DE BEIDE ANDERE
STANDSORGANISATIES
Duidelijk komt naar voren dat men in de
komende periode wil streven naar de tot
standkoming van één landbouworganisatie.
Als eerste stadium zou een federatieve sa
menwerking van de drie organisaties dienen
te worden nagestreefd. Van de ZLM als al
gemene organisatie mag verwacht worden,
dat zij een ontwikkeling in die richting al
leen maar zal toejuichen. Naast het regel
matig contact in de Gewestelijke Raden van
het Landbouwschap vindt in Zeeland ook
regelmatig overleg plaats in 3 C.L.O.-ver-
band. In Noord-Brabant bestaat dit overleg
als 3 standsorganisaties niet.
Met de N.C.B. en de CJLT.B. ware te over
leggen om ook in Noord-Brabant tot zo'n
contactorgaan van de 3 standsorganisaties te
komen. Algehele fusie, dan wel federatieve
samenwerking van de 3 C.L.O.'s, zou echter
mogelijk in de top wel eens minder moeilijk
kunnen liggen dan in de kringen en afdelin
gen. Het zal immers in de praktijk beteke
nen dat de kringen en afdelingen van ZLM,
N.C.B. en C.B.T.B. worden samengevoegd in
nieuwe verbanden.
De in het voorbije verleden ontstane afsplit
singen uit de aloude landbouwmaatschap-
pijen hebben vaak plaatselijk en regionaal
diepe sporen getrokken, die bij de ouderen
uiteraard meer leven dan bij de jongeren.
De contacten van de 3 provinciale standsor
ganisaties (voorbeeld 3 CL.O.'s) zouden dan
ook waar mogelijk doorgetrokken kunnen
worden naar de kringen en afdelingen. Men
zou bijvoorbeeld tenminste eenmaal per jaar
'n gezamenlijke vergadering kunnen houden
als afdelingen respektievelijk kringen van
de 3 organisaties. In ieder geval zal de ZLM
een ontwikkeling naar meer samenwerking,
met als einddoel één organisatie, zeker niet
in de weg mogen staan, doch dienen te sti
muleren.
Het devies voor de eerstkomende jaren zij
in ieder geval: samen doen, wat samen ge
daan kan worden.