KNLC
Onderwijs
vernieuwing
Reeds nu verzorging teelten
oogstjaar 1972
5
1 OKTOBER A.S. SLUITING
AANVRAAGTERMIJN BIJDRAGEREGELING
O.- EN S.-FONDS PROEFNEMINGEN BEOORDELING
RATIONELE RUNDVLEESPRODUKTIE
Het bestuur van het O. en S. Fonds voor de Land
bouw heeft besloten de aanvraagtermijn voor de bij
drageregeling ter bevordering van proefnemingen op
het gebied van een rationele rundvleesproduktie voor
individuele bedrijven per 1 oktober 1971 te sluiten.
Volgens deze regeling kan aan ten hoogste vijftig
ondernemers, die aan bepaalde voorwaarden voldoen
en hun hoofdberoep in de landbouw hebben, een bij
drage worden verleend in de investeringskosten in
gebouwen voor huisvesting van tenminste 100 mest-
runderen of 100 kalveren, bestemd voor de rundvee-
mester ij. De bijdrage bedraagt 25 tot een maxi
mum van ƒ20.000,van de geraamde investerings
kosten in gebouwen en inrichting. Aanvragen kun
nen dan nog tot 1 oktober worden ingediend bij de
Provinciale Directie voor de Bedrijfsontwikkeling.
BIJDRAGEREGELING
RUNDVLEESPRODUKTIEKERNEN
Aanvragen voor een bijdrage in de kosten van de
organisatie van de zgn. rundvleesproduktiekernen
zijn niet aan deze datum van 1 oktober gebonden en
kunnen ook daarna nog worden ingediend. Deze ker
nen dienen aan bepaalde voorwaarden te voldoen.
Zij moeten zowel de aan- als verkoop op basis van
leveringscontracten van tenminste 1.000 runderen
per jaar ten behoeve van de deelnemers verzorgen.
Deze bijdrage bedraagt ten hoogste ƒ40.000,
VERLENGING PROEFNEMING
CHAROLAIS-KRUISINGEN
Het O. en S. Fondsbestuur heeft met terugwerken
de kracht besloten de proefneming van inseminaties
van koeien met sperma van stieren van het Charo-
laisras met één jaar te verlengen. Dit betekent, dat
de periode alsnog is verlengd tot 1 november 1971,
gedurende welke een bijdrage in de kosten van het
verkrijgen van sperma van stieren van het Charolais-
ras kan worden verleend aan ten hoogste 5 vereni
gingen voor kunstmatige inseminatie. Deze verenigin
gen worden door het bestuur aangewezen na overleg
met de Federatie van Provinciale Bonden van Ver
enigingen voor kunstmatige inseminatie bij rundvee
in Nederland die aan bepaalde voorwaarden moeten
voldoen. De bijdrage aan de betrokken verenigingen
bedraagt 7,50 per verrichte eerste inseminatie tot
een maximum van 7.500,per gebruikte stier. Aan
vragen kunnen worden gericht aan het Rijksveeteelt-
consulentschap voor de kunstmatige inseminatie,
Maliebaan 94 te Utrecht.
(Vervolg van vorige pag.)
J7VENALS elders in onze provincie, is ook op
SCHOUWEN EN DUIVELAND al menig per
ceel veldvruchten geoogst. De tijd gaat razend snel
aan ons voorbij! Als dit nummer verschijnt is de
augustusmaand al weer bijna verstreken. Afgelopen
week heeft zich gekenmerkt door vrij warm weer,
wat in de zondagmiddag uitliep op onweer, met in
Duiveland een 20 mm neerslag in enkele minuten.
Met name in Duiveland is de laatste tijd nogal wat
kontraktgoed geplant en gezaaid. Diverse koolsoor
ten zijn geplant voor de zaadteelt, terwijl verschil
lende bloemzaadsoorten, die de winter over moeten,
aan de grond zijn toevertrouwd. Het gaat bij deze
teelten om betrekkelijk kleine oppervlakten, onderge
bracht bij de kleine bedrijven. Bij een serieuze teelt-
verzorging en wat geluk met de weersomstandig
heden, kan een redelijke roe-opbrengst worden ver
kregen.
In onze kontreien zijn de afgelopen week diverse
percelen zaaiuien machinaal geplukt. Wellicht be
stemd voor wat vroegere levering, want het loof is
over het algemeen nog vrij groen. Met de prijsvor
ming is het echter nog niet best gesteld. Voor hen die
de uien willen opslaan voor latere levering is het
raadzaam het gewas te laten bespuiten met de daar
toe bekende middelen, die de houdbaarheid bevorde
ren. Voor veel percelen is het tijdstip nu aangebro
ken. Gewenst is dat na de bespuiting binnen 24 uur
geen neerslag valt.
In de bloembollensektor zijn het naast het veren-
plukken van de gladiolen, de irissen, die de laatste
tijd de aandacht hebben gevraagd en nog vragen.
Het leverbare moet vóór 1 september a.s. geleverd
zijn, voorzover het vóórverkoop betreft. Het aantal
leverbare bollen per roe, loopt van perceel tot per
ceel vaak sterk uiteen. Van goede opbrengsten tot
uitzonderlijk slechte. De teelt van irissen blijkt nog
niet de meest simpele onder de bloembollen! Dit jaar
moet nogal wat plantgoed van de kleine maten wor
den vernietigd, i.v.m. het te velde voorkomen van
hen te hoog percentage virus.
Het koken van irissenplantgoed tegen aaltjesziek
vraagt heden de aandacht. We beschikken op Schou
wen en Duiveland over een kokerij, waar onder toe
zicht van de keurmeester van de Bloembollenkeu
ringsdienst de aangevoerde partijen worden behan
deld. Voor een kans op een goede nateelt is deze be
handeling een goede zaak. Zowel teler als exporteur
zijn gebaat met een gezonde nateelt. Het is voor alle
partijen van het grootste belang dat de export, ook
van dit soort bloembollen, blijft draaien. Laten we
hopen dat de konkurrentie ook hier geen al te grote
parten gaat spelen.
\A/E durven het woord bijna niet meer uitspreken:
onderwijsvernieuwing. Zo snel verloopt voort
durend het getij, dat het voortdurend meer inspanning
kost om de bakens te verzetten. We zijn aan de in
voering van de Mammoetwet (1968) nog maar net be
gonnen (en sommige schooltypen moeten er nog hele
maal aan beginnen) of er wordt al weer gezegd, dat dit
systeem het ook niet is.
En de druk op het onderwijs om nog verder te gaan
blijft aanhouden. Men spreekt van democratisering, van
inspraak en medezeggenschap. Men wil alle geledin
gen die bij het onderwijs belang hebben, zoals leer
lingen, ouders, leerkrachten, leiding, bestuur en be
drijfsleven meer betrekken bij het daadwerkelijk
schoolgebeuren. Het is, of er aan de beweging geen
einde komt, en we kunnen ons dan de verzuchting
ook voorstellen van veel leerkrachten, dat het van
hen allemaal niet hoeft.
MOET HET DAN?
IIET is voor een beter begrip van de toestand van
belang om wat nader in te gaan op de vraag,
of het dan zo nodig moet. Pas als we weten wat er
aan de hand is kunnen we op die vraag antwoord
geven en wellicht ook te weten komen met welke be
doeling en op welke manier het dan anders zou moe
ten. We kunnen allereerst vaststellen, dat de oplei
ding die op onze scholen voor voortgezet onderwijs
wordt gegeven voortdurend specialistischer is gewor
den. Onze maatschappij heeft een tijdlang gevraagd
naar specialisten op allerlei terrein. De laatste jaren
echter zien we, hoe de maatschappij en het econo
misch leven zo snel bezig is te veranderen, dat het
gevaar bestaat, dat de specialist niet meer aan bod
kan komen. Een al te eenzijdige opleiding en een al
te langdurig bezig zijn in een enkel gespecialiseerd
beroep doet het gevaar ontstaan, dat men niet meer
van baan kan veranderen. En het zal meer en meer
gewenst zijn dat men in staat is te veranderen van
beroep. Éénmaal verworven kennis en bekwaamheid
gaat geen leven lang meer mee. En met die situatie
met name houdt ons gehele onderwijs onvoldoende
rekening.
De leerplannen van onze scholen hebben een taai
leven. Zij zijn vaak geladen met verouderde begrip
pen, die ontleend zijn aan een technisch specialisme
dat vaak al is achterhaald. Uit de aard der zaak loopt
onderwijs achter de feiten aan. Het draagt kennis en
inzicht over, die reeds eerder verworven en vastge
legd werd. Het brengt vaardigheden bij, die vanwege
de voortgaande mechanisatie misschien niet meer van
toepassing zijn.
Is het wonder dat veel leerlingen in zulk onder
wijs niet zijn geïnteresseerd en dat het peil zakt. De
oud-leerling heeft dan ook vaak kritiek op de school.
De school heeft hem niet kunnen leren wat hij in de
maatschappij werkelijk nodig heeft: het leren dragen
van eigen verantwoordeliikheid voor zijn daden, het
zelfstandig leren handelen en denken. In de school
vakantie kunnen jongeren een eigen zakcent verdie
nen op school wordt geen mogelijkheid geboden
om op die wijze met geld en arbeid te leren omgaan.
Er gaapt op tal van punten een kloof tussen onder
wijs en opvoeding enerzijds en de maatschappij en
het bedrijf anderzijds. Dit blijkt ook b.v. uit het feit,
dat veel schooldiploma's na enige tijd ervaring in de
maatschappij hun waarde in belangrijke mate verlie
zen. Het telt alleen nog mee voorzover het een alge
meen opleidingsniveau aangeeft.
WAT IEDERE JONGEN
EN MEISJE MOET WETEN
Elke jongere moet leren zijn kansen te benutten in
het maatschappelijk en economisch leven. Daartoe
moet hij een groter geheel dan zijn eigen beperkte
plaats leren overzien. Alleen al onze „kennisvakken"
aardrijkskunde en geschiedenis op de lagere school
leren ons dit overzien van het geheel af, door hun
lokale, provinciale en nationalistische uitgangspun
ten. En dat in een tijd waarin de televisie onze lagere
schooljeugd in aanraking brengt met maanreizigers
en de problemen in het verre en nabije Oosten en
Westen. De school helpt de jongere nauwelijks zijn
problemen als jongere in deze maatschappij op te los
sen. De school leert de jongeren te weinig nauwkeu
rig waar te nemen wat er om hem heen gebeurt. De
jongere heeft er behoefte aan om zich te leren be
roepen in een situatie, waarin telkens nieuwe werk
wijzen noodzakelijk zijn. De school moet afgestemd
zijn op de dynamiek van deze tijd. Anderzijds moe
ten zij getraind worden in !het vermogen om ook een
zijdige arbeid een tijdlang vol te houden.
Ons schoolsysteem is feitelijk niet afgestemd op
deze nieuwe eisen die de maatschappij stelt aan de
opleiding en vorming van jonge mensen.
WIJ ZIJN NIET GELIJK
Ons schoolsysteem gaat er te weinig van uit dat
alle leerlingen verschillend zijn en dat elke leerling
zijn eigen ontplooiingsmogelijkheden heeft. Ons
schoolsysteem denkt daaraan tegemoet te kunnen
komen, door na de lagere school een opsplitsing te
maken in een negental schooltypen, die vaak nog
weer onderverdeeld worden in „stromen" naar „be
gaafdheid". Het probleem is vooral, dat daarbij de
keuze van het lager beroepsonderwijs meteen een
beroepskeuze veronderstelt. Het element van de be
roepsopleiding zal geheel moeten verdwijnen uit de
scholen voor lager beroepsonderwijs. De eerste jaren
na het basisonderwijs zullen het karakter van alge
meen vormend onderwijs moeten hebben, waarin
elke leerling kennis maakt met techniek, redzaam
heid, creatief bezig zijn. Het pakket van vakken zal
in het algemeen meer op praktische toepasbaarheid
van het theorethisch bestudeerde moeten worden ge
richt, zoals dat in het beroepsonderwijs nu voor een
deel al het geval is. Overigens zal het beroepsonder
wijs er rekening mee moeten houden, dat er voor
de jongere die straks in de maatschappij komt ook
nog een stuk vrije tijd zal bestaan, die „besteed"
moet worden.
BEROEPSONDERWIJS BREED ZIEN
Het beroepsonderwijs zal zich dan ook breed moe
ten opstellen en rekening moeten houden met de
voorbereiding van de leerling op een maatschappij,
die weliswaar een verantwoorde beroepsuitoefening
vraagt, maar niet minder een verantwoorde deel
neming aan het leven in gezin en samenleving. Hoe
kan een school voor lager beroepsonderwijs (voor
jongens en meisjes veelal apart, en toch nog steeds
gericht op de uitoefening van een beroep in een be
paalde sector van ons bedrijfsleven) aan deze behoef
ten tegemoet komen? Ook deze beroepsbeoefenaar
heeft straks te maken met mensen: in het bedrijf, in
zijn of haar gezin, in de sociale omgeving. Deze jon
gere moet dan ook leren om niet alleen met machi
nes, met planten, dieren of dingen, maar ook met
mensen om te gaan. Omgekeerd zullen zij, die mo
menteel het algemeen voortgezet onderwijs volgen
meer in aanraking moeten worden gebracht met ma
chines, planten, dieren en dingen. Juist in dit onder
wijs is gedurende tientallen jaren de nadruk eenzij
dig gevallen op intellectualistische begaafdheden en
kennisvermeerdering die maar voor een klein deel
toepassing vond in het latere leven.
Het is verheugend te zien hoe aan een enkele school
voor algemeen voortgezet onderwijs pogingen wor
den ondernomen om, voorlopig nog buiten het les
rooster om, cursussen voor bromfietstechniek, kos
tuumnaaien, autotechniek, fotograferen e.d. te geven.
Langs die weg is wellicht toenadering te verkrijgen
tussen het algemeen vormend en het beroepsonder
wijs.
DOORSTROMING
Een belangrijk punt, dat we nog buiten beschou
wing lieten is dat van de „doorstroming". De weg
naar boven, naar verder leren, is gelukkig bij de in
voering van de mammoetwet ook voor die grote groep
(40%) van de lagere schooljeugd die het lager be
roepsonderwijs volgt wel verbeterd. Maar in werke
lijkheid krijgt diegene die het lager beroepsonderwijs
volgt nog niet een kwart van de kansen om verder
te studeren van diegene die het voorbereidend we
tenschappelijk onderwijs volgt. Juist van hen, die in
tellectueel z.g.n. „minder begaafd" zijn wordt in het
algemeen te gemakkelijk aangenomen dat zy niet
meer kunnen bereiken, dan het „denkbeeldig pla
fond" dat de school hen biedt die zij op grond van
die begaafdheid bezoeken. Men zou daarentegen zich
ook kunnen afvragen of niet juist de minder begaaf
den meer aandacht nodig hebben dan de begaafden.
Enerzijds wordt die aandacht ook wel gegeven: we
denken aan scholen voor individueel onderwijs en
scholen met eenvoudig leerplan. Maar aan de andere
kant wordt de gedachte toch gekoesterd, dat het bij
vele „zwakker begaafden" (men bedoelt dan vaak
zwakker intellectueel begaafden, die geen uitgespro
ken „denkhoofd" hebben) toch boter aan de galg ge
smeerd is: zij moeten maar met een kortere opleiding
volstaan.
PERMANENTE SCHOLING
Het bovenstaande wordt straks nog duidelijker een
probleem, wanneer zich de gedachte verder ontwik
kelt, dat we eigenlijk nooit helemaal klaar zijn met
studeren, omdat de maatschappij zich snel blijft ont
wikkelen. Als het onderwijs hiermee onvoldoende
rekening houdt, zou het op de lange duur wel eens
kunnen zijn, dat het onderwijs op school kan worden
verkort, ten gunste van een systeem van korte, aan
de praktijk van het ogenblik aangepaste cursussen,
die gedeeltelijk op scholen of studiecentra worden
gegeven maar die voor een ander deel door middel
van radio, televisie, grammofoonplaat, bandrecorder
of videoband of op -schijf kunnen worden gegeven.
De schriftelijke en mondelinge cursussen thuis, op
een centrum of in een internaal zullen trouwens toch
in de toekomst een grotere vlucht nemen. Alleen
al op grond daarvan zal ons onderwijs de leerlingen
„studiebereid" moeten maken