Agrarische
werknemers
antwoorden
éan^QEpkava
ENGUÊTE ONDER DE WERKNEMERS
IN DE AGRARISCHE BEDRIJFSTAKKEN
IN ZEELAND
IN navolging van een onderzoek onder de land-
arbeiders in de IJsselmeerpolders heeft, in op
dracht van de Provinciale Raad voor de Bedrijfsont
wikkeling in de Landbouw in Zeeland, de Commissie
voor de Technische Voorlichting van land- en tuin-
arbeiders ook een dergelijke enquête gehouden onder
de werknemers in de agrarische bedrijfstakken in
Zeeland. Een onderzoek dat van belang geacht kan
worden omdat daaruit kan blijken in hoeverre deze
voorlichting in de praktijk voldoet, of deze in vol
doende mate aangepast is dan wel wordt aan de on
der de werknemers levende wensen en verlangens
en of verbetering van de nagestreefde doelstellingen
mogelijk is. Na zeer intensieve voorbereiding, waarbij
door de heer M. Krijger als deskundige voor de voor
lichting aan medewerkers in de agrarische bedrijfs
takken veel werk werd verricht, zijn begin november
de enquêteformulieren aan ruim 2100 werknemers
die een vol jaar in de agrarische sector werkzaam
waren toegezonden. In een begeleidend schrijven
werd er op gewezen dat de verkregen gegevens vol
strekt anoniem waren en op de vragen ronduit de
mening, ook als deze kritiek inhield, gegeven kon
worden. Uiteindelijk bleek dat ruim 61 van de be
naderden het formulier terugzond, een hoog percen
tage voor een dergelijke enquête Ook bleek dat van
de 1268 geënquêteerden die hun antwoord instuurden
er 491 niet meer als werknemers in de landbouw
werkzaam waren, maar als zelfstandige. De vragen
waren zodanig opgezet dat veelal door een eenvoudig
kringetje rond het juiste antwoord te zetten, het ant
woord kon worden aangegeven. Op een 16-tal vragen
moest een kort antwoord gegeven worden, die echter
zodanig in groepen ingedeeld werden dat de enquête-
gegevens toch in een computer verwerkt konden wor
den.
DIJ het toezenden van de enquêteformulieren werd
uitgegaan van de vaste arbeidskrachten die op
basis van een jaarcontract werkzaam waren. Het
bleek echter dat deze gegevens van het A.S.F. in be
trekkelijk korte tijd alweer achterhaald zijn, daar
bleek dat '/io al geen jaarcontract meer had. Een
aantal dat aangeeft dat de band met de landbouw
losser wordt. Daarnaast gaf ook nog een aantal van
de ondervraagden te kennen binnenkort de land
bouw vaarwel te willen zeggen. Dat hierbij ook de
slechte vooruitzichten in de fruitteeltsector een rol
speelden blijkt uit het percentage dat in de akker
bouwsector werkzaam wilde nl. 75 Voor de fruit
teelt bedrijven was dit slechts 44
AFWISSELEND werk en het werken in de buiten-
lucht waren de belangrijkste redenen voor het
prettig werken in de landbouw. Het alleen werken,
de mogelijk minder plezierige weersomstandigheden
en de lage beloning werden aangevoerd als min-pun-
ten voor het werken in de agrarische sector. Het
weekloon dat verdiend wordt vindt het merendeel
matig dan wel te laag; zeker als dit vergeleken wordt
met hetgeen in de bouwvakken of industrie verdiend
kan worden!
WAT de beroepsopleiding betreft, bezat 53 het
diploma van een Lagere Land- of Tuinbouw
school, terwijl ook de Fruitteeltvakschool goed ge
noteerd stond. Niet verwonderlijk overigens, gezien
het areaal fruitteelt in de provincie op het moment
van de enquête.
Dat de akkerbouwbedrijven de bedrijven zijn waar
nog de meeste geënquêteerden werkzaam zijn, blijkt
wel uit de resultaten van de antwoorden op de vraag
„op welk soort bedrijf werkt u?". De groep 50 jaar en
ouder komt hierop het sterkst naar voren, in tegen
stelling tot de tuinbouw- en loonbedrijven, waar de
groep van 20 tot 30 jaar procentsgewijs het hoogst
genoteerd stond.
Men wil wel in de landbouw blijven werken, is de
mening van 89 Hierbij werd door een aantal van
hen nog opgemerkt, dat men er echter geen voldoen
de toekomst in ziet. Dat er in willen blijven werken,
vond zijn oorzaak hoofdzakelijk, omdat men het werk
graag doet, het omgaan met de machines en omdat
men zich te oud voelde om te veranderen.
Het lage loon, te veel uren en geen toekomst zien
in de landbouw waren de grootste oorzaken voor de
genen, die antwoorden er niet meer in te willen blij
ven werken. De mogelijkheid om over te gaan naar
een ander beroep werd door iets meer dan de helft
wel gezien en iets minder dan de helft niet. Vooral
op de oudere leeftijd speelde dit laatste.
yOORLICHTING aan werknemers in land- en
tuinbouw werd door een zeer hoog percen
tage geënquêteerden noodzakelijk geacht. De opzet
van deze voorlichting was echter aanleiding voor
37 om aan te geven, dat deze naar hun mening niet
goed was. Voor degenen, die de opzet goed vonden,
was de voorlichting onmisbaar. Voor een groot ge
deelte die de opzet niet goed vonden, was er van
voorlichting niets te merken en zij vonden dat deze
uitgebreid diende te worden. Het bezoek aan voor
lichtingsvergaderingen bleek slecht te zijn, 63
ging zelden of nooit.
Wel werd het van belang geacht, dat er op voor
lichtingsvergaderingen gesproken moest worden over
sociale en maatschappelijke onderwerpen, mechani
satie, arbeidsmethoden en veiligheid. 40 was wel
eens met de Voorlichtingsdienst op excursie geweest.
Uit de beantwoording bleek wel, dat een aantal
hiervan niet speciaal de voorlichting aan land- en
tuinarbeiders bedoelde, maar de Voorlichtingsdienst
als geheel.
Nooit met een excursie van de Voorlichtingsdienst
mee geweest, was 60 De voornaamste reden hier
voor was, dat men er nooit bericht van had ontvan
gen. Dit antwoord is van niet georganiseerden te' be
grijpen, deze zijn moeilijk te bereiken. Dat er toch
ook nog zoveel van de georganiseerden dit antwoord
gaven, laat blijken, dat er aan het bekendmaken van
deze aktiviteiten het nodige ontbreekt.
Een excursie naar bedrijven (in zijn algemeenheid),
Wageningen, of naar een tentoonstelling zou het me
rendeel nog wel willen meemaken. Tentoonstellin
gen, demonstraties en/of proef boerderij en werden
goed bezocht, ruim de helft deed dit met de werk
gever. De mensen, werkzaam op de loonbedrijven
deden dit naar verhouding meer dan die, werkzaam
op andere bedrijven.
Het wel of niet gevolgd hebben van een cursus
bleek ongeveer fifty-fifty te liggen, waarbij de mede
werkers met Fruitteeltvakkschool een zeer hoog per
centage te zien gaven met „ja" en die met Lagere
Technische Schoolopleiding het hoogste percentage
„neen". Voor het grootste deel werden vakvaardig
heids- of algemene cursussen gevolgd.
Degenen, die zowel hand- als vakvaardigheidscur-
sussen gevolgd hadden, waren hoofdzakelijk in de
leeftijdsgroep van 20 tot 40 jaar te vinden. Voor het
volgen van een cursus in de avonduren was de be
langstelling niet zo geweldig, zeker niet omdat een
aantal lukraad „neen" aangestreept heeft, terwijl het
„ja" diende te zijn.
VOORAL de vakvaardigheidscursussen stonden in
de belangstelling voor het volgen van een cur
sus overdag met behoud van loon. De landbouwprak-
tijkschool te Schoondijke zou nog wel meer bezocht
kunnen worden, gezien het antwoord op de vraag of
men er wel eens geweest is. Een groot aantal mede
werkers, dat „neen" antwoordde, zou hier beslist één
of meer leergangen van een week kunnen volgen.
Degenen, die geweest zijn, vonden de lessen op de
school praktisch voor het dagelijks werk. Die er een
week naar toe willen, vinden over het algemeen het
onderwerp dat dan behandeld zou worden, niet zo be
langrijk; alle onderwerpen zouden welkom zijn. Een
teken, dat er behoefte aan is, maar ook dat de lessen
en de sfeer goed zijn.
De berichtgeving over de aktiviteiten, die werden
georganiseerd, is zeker voor verbetering vatbaar. Uit
de beantwoording blijkt echter wel, dat niet iedereen
onder berichtgeving hetzelfde verstaat.
39 van de mensen, die van deze aktiviteiten
hoort, verneemt dit van de agrarische bedrijfsbond.
Hoewel niet alle leden vernemen hiervan. Het blijkt
wel, dat het békend maken van de aktiviteiten niet
overal ever. goed gebeurt.
Over het algemeen hoort men het wel vroeg ge
noeg.
Een land- of tuinbouwblad wordt door ongeveer de
helft van de werknemers gelezen, waarbij de land
bouwbladen (ZLM-blad, de Boerderij, Plattelands
post) duidelijk de voorkeur hebben.
Van degenen, die een land- of tuinbouwblad lezen,
neemt 58 het gehele blad door en 31 heeft meer
oog voor alleen de mechanisatie en arbeidsmethoden.
CONCLUSIES
Van de conclusies die naar aanleiding van de en-
quêtegegevens getrokken unnen worden vermelden
wij dat;
Voorlichting aan werknemers in land- en tuin
bouw hoogst noodzakelijk wordt geacht.
De leeftijdsopbouw van de werknemers in land
en tuinbouw in Zeeland ongunstig is.
Het afwisselende werk en het werken in de bui
tenlucht wordt op prijs gesteld, maar de beloning
ten opzichte van de bouwvakken en industrie
wordt matig tot te laag bevonden.
Het merendeel van de werknemers wil wel in de
landbouw blijven werken, maar niet allen zien er
nog toekomst in.
Ongeveer tweederde van de werknemers is aan
sloten bij een agrarische bedrijfsbond.
Voor inleidingen op voorlichtingsvergaderingen
zijn sociale en maatschappelijke onderwerpen fa
voriet.
De berichten over de aktiviteiten van de voorlich
ting, die de secretarissen van de afdelingen ont
vangen, worden onvoldoende doorgegeven aan de
leden.
Ongeveer tweederde van de werknemers ontvangt
nooit bericht over een excursie.
Ook via de werkgever wordt men van bepaalde
aktiviteiten in kennis gesteld.
Velen bezoeken samen met de werkgever tentoon
stellingen, demonstraties en/of proefboerderijen.
Bij het volgen van een cursus staan de vakvaar
digheidscursussen bovenaan.
Een groot aantal werknemers zou nog in aanmer
king kunnen (en willen) komen voor het volgen
van een week op de Landbouwpraktijkschool.
De excursies hebben een redelijk goede belang
stelling, welke zich voornamelijk richt op het be
zoeken van landbouwbedrijven.
AANBEVELINGEN
Tenslotte wordt het enquêterapport besloten met
een aantal aanbevelingen die in de eerstvolgende
vergadering van de Prov. Raad voor de Bedrijfsont
wikkeling aan de orde zullen komen.
De voorlichting aan de werknemers in de agrari
sche bedrijfstakken blijft de volle aandacht ver
dienen.
Zowel voor de organisatie op het gebied van de
landbouw, de agrarische bedrijfsbonden als de
landbouwvoorlichting ligt hier een taak de werk
nemers nog meer te doen deelnemen aan de di
verse aktiviteiten.
Getracht zal moeten worden ook de ongeorgani
seerden nog meer hierbij te betrekken.
De doorstroming van berichten over de aktivitei
ten naar de leden van de agrarische bedrijfsbon
den, dient verbeterd te worden. De betreffende
functionaris in de afdeling zal overtuigd moeten
worden van het nut hiervan.
Gezien de vraag naar sociale en maatschappelijke
onderwerpen, dienen de agrarische sociale voor
lichters van de agrarische bedrijfsbonden hierop
in te haken.
Middels een directe uitnodiging kunnen wellicht
alle werknemers bereikt worden.
De mogelijkheid van het geven van voorlichting
via een zogenaamde nieuwsbrief dient onderzocht
te worden.
De mogelijkheden die de Landbouwpraktijkschool
kan bieden, moeten op ruime schaal bekend ge
maakt worden.
Voor het stimuleren van het volgen van cursussen
overdag zou de eertijds voorgestelde regeling voor
bijscholing agrarische werknemers van het Minis
terie van Sociale Zaken en Volksgezondheid en
het Ministerie van Landbouw en Visserij toege
past moeten kunnen worden.
groeit reusachtig snel,'
bedekt de grond heel vlug,
geeft het onkruid geen Kans,
houdt de grond dus schoon,
ontwikkelt een krachtig wortelstelsel,
boort zich diep in de grond,
levert massa's organische stof,
doet pionierswerk als grondverbeteraar,
vraagt heel weinig onderhol^), i
levert een smakelijk veevoederJ
l
IA
KAPELLE-tel. 01102-1441