1 SEPTEMBER A.S. GAAT LANDELIJKE C.A.O. VOOR LANDBOUW IN B,J de harmonisatie bleek de grootste moeilijkheid te liggen in de uiteenlopende arbeidstijden en de daaruit resulterende verschillen tussen de weeklonen. Het overleg hierover heeft echter tot een redelijke oplossing geleid. Deze oplossing houdt in dat wat de arbeidstijden betreft er vier categorieën arbeiders zijn opgevoerd, te weten de akkerbouwarbeider met 2227 werkuren per jaar, de arbeider belast met de verzorging van zware landbouwmachines met 2307 uur per jaar, de veehouderij arbeider met 2505% uur per jaar en de arbeider op het gemengde bedrijf met 2434% uur per jaar. Het uitgangspunt is de gemiddelde werkweek van 42% uur, die ook in de industrie geldt. Dat komt neer op een basisarbeidstijd van. 2210 uur. Voor het c.a.o.-jaar 1971-1972 komt hier echter twee maal 8% uur bij, ondermeer tengevolge van het feit, dat februari 1972 niet 28 maar 29 dagen zal tellen. TOALS reeds eerder in ons blad werd bericht is onlangs overeenstemming bereikt over een landelijke c a o. voor de akker-, weidebouw en veehou derij. Na langdurige en moeilijke besprekingen in de sociale commissie land bouw van het landbouwschap is het gelukt de tien nog bestaande c.a.o.'s te harmoniseren tot één c.a.o., die voor het gehele land zal gelden. Er wordt naar gestreefd dat de c.a.o.-boekjes vóór 1 september de datum dat voor de land bouw het loonmatigingsbesluit afloopt beschikbaar zullen zijn. Met de lande lijke c.a.o. is een mijlpaal bereikt op een lange weg, die vóór 1940 is begonnen met een veelheid van plaatselijke c.a.o.'s. Het zal wel geen betoog behoeven dat een landelijke c.a.o. voor de landbouw past in de ontwikkeling, welke de agrarische bedrijfstak heeft doorgemaakt en nog doormaakt. Voor de periode 1 maart 1971 tot 1 september gold het loonmatigingsbesluit van de regering. Wij spreken in de verleden tijd omdat het nieuwe kabinet heeft aangekondigd dit besluit te zullen intrekken. De landbouw-c.a.o.'s zijn tot 1 juni verlengd waarbij de mogelijkheden van het loonmatigingsbesluit zijn gereali seerd, te weten 3% loonsverhoging en verwerking van de f 400,uitkering ineens, die in eind 1970 over ons is gekomen. De nieuwe landelijke c.a.o. gaat daarom in op 1 juni 1971. Voor periode 1 juli tot 1 september 1971 gelden dezelfde arbeidsvoorwaarden als per 31 mei 1971 met dien verstande dat de op deze datum geldende loonbedragen dienen te wor den verhoogd met 1 overeenkomstig de mogelijkheid, welke het loonmatigings besluit bood. Vanaf 1 september 1971 zullen de lonen en andere arbeidsvoorwaarden gel den, die in het nieuwe boekje zijn vermeld. Onderstaand enkele van de belang rijkste c.a.o. voorwaarden, zoals die zijn overeengekomen. ARBEIDSTIJDEN MEER VRIJHEID Van groot belang is dat er voor het individuele bedrijf grotere vrijheid komt om de arbeidstijd in te delen. De arbeidstijd zal daardoor effectiever kunnen worden benut. Voor wat de akkerbouw betreft zal niet vroeger dan 6.30 uur mogen worden begon nen en niet later dan 18 uur mogen worden geëindigd. NORMALE ARBEIDSTIJD Ten aanzien van de normale arbeidstijd zal voor de gewone vaste akkerbouw arbeiders kunnen worden gekozen tussen twee mogelijkheden: a) 8% uur per dag waarbij werkgever en werknemer, al naar gelang hieraan behoefte bestaat, mogen overeenkomen een uur langer dan wel een uur korter per dag tè werken, echter met dien verstande, dat de totale arbeidstijd per jaar niet meer mag bedragen dan 2210 uur. Bovendien mag de arbeidstijd, zowel in de periode 1 mei tot 1 november als in de periode 1 november tot 1 mei, het aantal van 1170 uur niet overschrijden. b) In de periode 1 mei tot 1 november mag 9 uur en in de periode 1 november tot 1 mei mag 8 uur per dag worden gewerkt, waarbij werkgever en werknemer, al naar gelang hieraan behoefte bestaat, mogen overeenkomen een half uur korter dan wel een half uur langer te werken. Een en ander met dien verstande dat de totale arbeidstijd per jaar meer mag bedragen dan 2210 uur. Voor vaste werknemers met een overeengekomen arbeidstijd van 80 uur per jaar meer geldt dezelfde regeling met dien verstande, dat vanaf 1 april gedurende 32 weken uur per dag langer wordt gewerkt. VEEHOUDERIJ yoOR de veehouderij is ten aanzien van de arbeidstijden het navolgende besloten. Indeling van het jaar in 3 perioden lopende resp. van 1 maart tot circa P< augustus: van 9 augustus tot circa 14 november en van 15 november tot 1 maart. De arbeidsdag zal in de le periode normaal 9 uur, in de 2e periode 8% uur en in de laatste periode 8 uur zijn, met dien verstande, dat werkgever en werknemer al naar gelang hieraan behoefte bestaat, mogen overeenkomen dat per dag uur korter of langer wordt gewerkt, mits in totaal over de eerste periode niet meer dan maximaal 1035 uur (23 weken) over de tweede periode niet meer dan maximaal 525 uur (12 weken) en over de laatste periode niet meer dan maximaal 680 uur (17 weken) wordt gewerkt. De arbeidstijd op zaterdag (tweewekelijks) zal steeds 5 uur bedragen en op zondag deels 5 uur, deels 4% uur. In afwijking van bovenstaande regeling kan desgewenst tussen werkgever en werk nemer worden overeengekomen, dat op zaterdagen en zondagen slechts 3% uur behoeft te worden gewerkt. De arbeidsdag mag in de veehouderij niet aanvangen vóór 5.30 uur en niet eindigen na 18 uur. LOSSE ARBEIDERS EN PLUIMVEEHOUDERIJ Voor losse arbeiders zal de normale arbeidstijd bedragen of 8% uur per dag of 9 uur in de periode 1 mei tot 1 november en 8 uur in de periode 1 november tot 1 mei. De pluimvee-arbeider verdwijnt uit de c.a.o. omdat in principe reeds overeenstem ming bestaat over de invoering van een landelijke c.a.o. voor de pluimveehouderij. LONEN PER 1 SEPTEMBER In de uurlonen is verwerkt een compensatie voor de arbeidstijdverkorting alsmede een loonsverhoging, die tezamen met de loonstijgingen per 1 maart en 1 juni j.l. een reële inkomensverbetering garandeert van 2,35 Deze garantie wordt verstrekt door een indexclausule. Deze clausule is ontworpen door de K.N.B.T.B. Zij gaat uit van voor-indexering doch houdt volledig rekening met het feit, dat de prijzen niet parallel stijgen met de lonen. Deze voor-indexering heeft het voordeel, dat geen uitkeringen ineens achteraf behoeven te worden betaald. Er is rekening gehouden met 7 prijs stijging in 1971. Daarom mag worden verondersteld dat tussentijdse bijsturing niet nodig zal blijken te zijn. VAKANTIETOESLAG Van belang is ook dat de vakantietoeslag is verhoogd van 6 tot 6,4 Deze ver betering past in het beeld, dat het niet-agrarisch bedrijfsleven biedt. Gevraagd was 7 vakantietoeslag en 2,75 reële verbetering. Het volwassen loon gaat in op 22- jarige leeftijd. De volgende jeugdloonpercentages zijn vastgesteld: 21-jarige: 93 20-jarige: 84 19-jarige: 75 18-jarige: 65 17-jarige: 55 ANDERE TOESLAGEN Van die toeslagen blijven gehandhaafd de waarderingstoeslag, de diploma-toeslagen, die geharmoniseerd zijn volgens de maxima en die in verband met de loonstijging met 10 zullen worden verhoogd en de oogsttoeslag voor losse arbeiders, die verhoogd is van 0,55 tot 0,60 per uur. Deze toeslag voor uitsluitend losse arbeiders zal betrekking hebben op in tijdloon verrichte werkzaamheden, die verband houden met de gras-, hooi-, graan-, aardappel- en bietenoogst en de oogst van andere akkerbouw- produkten. Het is niet gelukt de toeslagen van aardappelselectie en de kwaliteitstoeslag voor melk te harmoniseren. De bestaande bedragen voor aardappelselectie warden gehand haafd en als bijlage in de c.a.o. opgenomen. Ten aanzien van de kwaliteitstoeslag voor melk komt er een driedeling, te weten geen toeslag in Noord- en Zuid-Holland en Utrecht; 3,25 in de IJsselmeerpolders, Gelderland, Overijssel, Zuidhollandse Eilan den, Zeeland, Noord-Brabant en Limburg terwijl voor de noordelijke provincies de bestaande regeling blijft gelden. Dit laatste met dien verstande dat de 6 mindering bij koeltankgebruik wordt verhoogd tot 10 Alle overige toeslagen inclusief de oogsttoeslag voor vaste arbeiders zijn afgekocht met een bedrag van 8,per week. WEEKLONEN J |TEN en ander resulteert per 1 september in de volgende lonen: 1. WEEKLONEN VASTE ARBEIDERS A. B. Vakarbeiders A Overeengekomen arbeidstijd van: Leeftijd 2227 uur 2307 uur 2505% uur 2434% uur per jaar per jaar per jaar per jaar 22 t/m 64 jr 208,60 217,95 ƒ251,35 240,25 21 jaar 194,00 202,70 233,75 223,40 20 jaar 175,20 183,10 ƒ211,15 ƒ201,80 19 jaar 156,45 163,45 188,50 180,20 18 jaar 135,60 141,65 163,40 156,15 65 jaar e.o. 181,10 189,35 ƒ218,80 209,05 Vakarbeiders Overeengekomen arbeidstijd van: 2434% uur Leeftijd 2227 uur 2307 uur 2505% uur 22 t/m 64 jr 21 jaar 20 jaar 19 jaar 18 jaar 17 jaar T>5 jaar e.o. per jaar 203,50 189,25 170,95 152,65 132,30 111,95 176,60 per jaar 212,65 197,75 178,60 159,50 138,20 116,95 184,70 per jaar 245,20 228,05 205,95 183,90 159,40 134,85 ƒ213,40 per jaar 234,35 ƒ217,95 196,85 175,75 152,35 128,90 203,85 2. UURLONEN LOSSE ARBEIDERS Leeftijd 22 t/m 65 jr 21 jaar 20 jaar 19 jaar 18 jaar 17 jaar 65 jaar e.o. Vakarbeider A Vakarbeider Seizoenarbeider Ongeschoold ƒ4,72 ƒ4,39 ƒ3,96 ƒ3,54 ƒ3,07 ƒ- 3,93 ƒ4,60 ƒ4,28 ƒ3,86 3,45 ƒ2,99 ƒ2,53 ƒ3,83 ƒ4,45 ƒ4,14 3,74 ƒ3,34 2,89 ƒ2.45 ƒ3,71 ƒ4,15 ƒ3,86 ƒ3.49 ƒ3,11 ƒ2,70 2,28 ƒ3,45 VAKANTIEBONWAARDE LOSSE ARBEIDERS Ten aanzien van de uurloonwaarde der vakantiebonnen is besloten de vermenig vuldigingsfactor voor volwassenen te bepalen op het 8-voud met dien verstande, dat het aldus gevonden bedrag zal worden verhoogd met 1,Zulks in verband met het feit, dat bij berekening van de 6,4 vakantietoeslag de jaarbasis het uitgangs punt is geweest en hierdoor anders tijdelijk tot 1 maart a.s. een vermenigvuldigings factor van 8% zou moeten gelden. Voor jeugdigen bleek een en ander geen verschil uit te maken. Voor hen kan de vermenigvuldigingsfactor op het 9-voud bepaald blijven. De vakantiebonwaarden luiden als volgt: Leeftijd Vakarbeider A Vakarbeider Seizoenarbeider Ongeschoold 22 t/m 65 jr 21 jaar 20 jaar 19 jaar 18 jaar 17 jaar 65 jaar e.o. 38,20 35,50 32,20 28,80 ƒ24,90 ƒ-- 32,40 37,20 ƒ34,60 ƒ31,40 ƒ28,10 24,30 22,50 ƒ31,60 36,00 33,50 ƒ30,50 27,20 ƒ23,50 21,70 30,70 33,60 ƒ31,30 ƒ28,50 25,40 22,00 20,20 28,60 DIVERSEN Tenslotte valt nog het volgende te vermelden. a) De minimale arbeidstijd per week wordt teruggebracht van 38% uur tot 37% uur. Het minimum van 163 uur per 4 weken wordt verlaagd tot 150 uur. b) Het minimum-garantieloon is verlaagd van 44 uur tot 42,5 uur per week. c) Aan de arbeider zal voor het gebruik van een eigen vervoermiddel een vergoe ding worden toegekend, indien de afstand van zijn woning tot de plaats van aan vang der werkzaamheden meer dan 5 km bedraagt. Deze vergoeding zal bedragen 75 cent per dag bij een afstand van 5 km tot en met 10 km van de woning van de arbeider tot de plaats van aanvang der werkzaamheden; bij een afstand van meer dan 10 km tot en met 15 km een vergoeding van 1,per dag. Indien de afstand meer dan 15 km bedraagt, zal aan de arbeider over de tijd, benodigd voor de meerdere km het voor hem geldende uurloon zonder overwerktoeslag worden betaald. d) Aan de arbeider, die in een dienstwoning woont, wordt voor het genot daarvan op zijn loon een bedrag in mindering gebracht. De grootte van dit bedrag wordt bij de aanvang der dienstbetrekking tussen werkgever en arbeider in onderling overleg bepaald. Het overeengekomen bedrag dient schriftelijk te worden vast gelegd. e) De verstrekking van landbouwprodukten is geschrapt. f) De tarieven zijn geharmoniseerd door de volgende formulering. Het is toegestaan tussen werkgever en werknemer overeen te komen bepaalde werkzaamheden in akkoord te verrichten tegen een in onderling overleg vast te stellen tarief. Dit tarief moet zodanig worden vastgesteld, dat door iedere werknemer of groep van samenwerkende werknemers per object een loon wordt verdiend, dat bij behoor lijke prestatie tenminste 10 en ten hoogste 30 hoger is dan het loon, hetwelk zou zijn verdiend, indien uitvoering had plaats gevonden tegen tijdloon. g) De bepalingen over kost en inwoning zijn als volgt geharmoniseerd. Het voor kost en inwoning en bewassing in mindering te brengen bedrag wordt in onder ling overleg tussen werkgever en werknemer vastgesteld. Het mag het bedrag, dat krachtens de daarvoor geldende bepalingen voor de loonbelasting tenminste als loon wordt aangemerkt, niet overschrijden.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 4