op zaterdag 28 augustus wordt op Walcheren de
jaarlijkse ploegwedstrijd georganiseerd te Bigge-
kerke op het terrein van de heer P. Lampert, Valkenisse-
weg 54. Er wordt geploegd in de categorie I. 2 sch.
rondgaand; II. 2 sch. wentel- of kantel ploegen; III. 1 sch.
wentel- of kantelploegen. Aanvang is 13 uur precies!
Schade door D.D. bij granen
Suikerbietenteelt in E.E.G. uitgebreid
PUBLIKATIES
13
lIVEZE zomer blijken, wegens een artikel in het
Fries Landbouwblad van de hand van de heer
J. Zijlstra, C.R.A. Leeuwarden, op een aantal in 1970
met D.D. ontsmette percelen, waarop wintertarwe is
gezaaid, afwijkingen in het gewas voor te komen. Soms
zijn de afwijkingen zodanig dat opbrengstderving moet
worden verwacht.
Niet alle rassen reageren in een zelfde mate. Zomer
granen reageren niet of in een zo geringe mate, dat
geen opbrengstderving wordt verwacht. Er is een ten
dens merkbaar die wijst in de richting dat, des te
langer de tijd is tussen ontsmetten en inzaaien van
wintertarwe, des te minder de schade aan het gewas
is.
AFWIJKINGEN IN GEWAS
Deze komen alleen in de aar voor. Van de aren
blijkt vaak het topgedeelte te zijn afgestorven, waar
door deze soms aanmerkelijk korter zijn dan normaal.
Het aantal te ontwikkelen korrels is hierdoor ver
kleind. Soms is de aer de helft kleiner.
Mogelijk worden de nog aanwezige korrels door
hun geringer aantal nu wat dikker dan normaal, maar
in de ergste gevallen zal zeker sprake zijn van op-
brengstderving. De lengte van het gewas is normaal.
Typisch is wel dat er verschil bestaat tussen de rassen
onderling. Lely en Caribo laten het verschijnsel in een
veel mindere mate zien dan bijv. Manella Stella en
Cama. Zomergranen reageren praktisch niet.
WAT IS DE OORZAAK?
Zeer waarschijnlijk is de aantasting het gevolg van
nog in de grond aanwezig D.D. Waarom dit nu wel
het geval is geweest en in voorgaande jaren niet, (in
voogaande jaren was de geldelijke opbrengst van win
tertarwe op ontsmette percelen gemiddeld plm. 100
meer dan op de niet ontsmette percelen!) is moeilijk
verklaarbaar.
Landelijk is gebleken dat hoe langer de periode is
geweest tussen ontsmetten en inzaaien van de winter
tarwe, des te minder schade werd geconstateerd. Ook
het terugploegen (47 dagen na het injecteren) blijkt
gunstig effekt te hebben.
Het blijkt dus wel dat de „ontluchting" (ontwijken
van de D.D.) wel van invloed is geweest. Dit pleit dus
wel voor een zo vroeg mogelijke ontsmetting. Wordt
laat ontsmet, dan is de tijd tussen ontsmetten en in
zaaien te kort om voldoende D.D. te laten ontwijken.
Ook zal bij laat ontsmetten ontluohting minder vlot
plaats vinden doordat de grondtemperaturen in het
najaar steeds lager worden. Bij temperaturen lager
dan plm. 7 gr. C. vindt geen verdamping meer plaats.
Ook de regenval kan een rol spelen. Wordt nu kort na
een ontsmetting de grond door regen sterk verslempt
dan zal de D.D. moeilijk kunnen ontwijken. Ontluch
ting, bijv. door een week voor het zaaien van de tarwe
de grond open te trekken is dan zeker aan te raden.
WAT DOEN WE NU?
In geen geval het ontsmetten achterwege laten!
Voor een intensieve pootaardappelteelt ontkomt men,
bij het in zeer geringe mate voorhanden zijn van AM-
resistente pootaardappelrassen, niet aan grondont-
smetting. Het lijkt ons wel van groot belang dat de
ontsmetting zo vroeg mogelijk wordt uitgevoerd.
Dus zodra het gewas is gerooid en geoogst zo spoe
dig mogelijk maatregelen treffen dat er geïnjecteerd
kan «-worden. Terugploegen. Hetgeen tevens een gun
stig effekt heeft met betrekking tot de aaltjesdoding,
wordt aangeraden. Deze handeling moet plaats vinden,
afhankelijk van de weersomstandigheden, 4 a 7 dagen
na het injecteren.
Let wel: na het terugploegen, hetgeen met een ge
wone ploeg kan geschieden, moet men beslist wel na-
rollen. Er moet weer een goede afdichtende laag wor
den verkregen om de nog aanwezige restanten van
D.D. hun werk te laten doen. Pas een week hierna
kan dan de grond worden opengetrokken voor alge
hele ontluchting. Indien tarwe moet worden geteeld
zijn er twee mogelijkheden, n.l. óf men zaait de al
thans dit jaar weinig gevoelige rassen wintertarwe
Lely of Caribo, óf er wordt volgend voorjaar zomer-
tarwe gezaaid.
Het is zeer de vraag of beschadiging in een volgend
jaar weer zal optreden. De mogelijkheid hiervoor be
staat, dat is nu duidelijk gebleken, en het lijkt ver
standig hier rekening mee te houden.
Voor de campagne 1971/72 wordt in de E.E.G. een
totaal suikerbietenareaal van 1.168.702 ha verwacht
tegen 1.148.455 ha vorig jaar. Aldus Ernahrungsdienst
van 3 juli j.l.
Het grootste aandeel in deze stijging komt voor
rekening van Frankrijk waar dit jaar 390.000 ha met
suikerbieten voor de suikerproduktie werd beteeld,
tegen 368.000 ha in het vorig jaar, zodat zich een ver
meerdering met 22.000 ha of 5,98 voordoet. Nog
30.000 ha werd beteeld met suikerbieten voor de alco-
holfabricage. In de Bondsrepubliek Duitsland doet
zich eveneens een teeltuitbreiding voor met 5.000 ha
tot 316.202 ha, tegen 311.274 ha vorig jaar.
Terwijl de beteelde oppervlakte in België/Luxem
burg met 90.000 ha t.o.v. vorig jaar bijna onveranderd
is, zijn in Italië en Nederland inkrimpingen aan te
wijzen. Het Italiaanse areaal werd met 5.000 ha tot
270.000 ha beperkt en het areaal in Nederland met
ongeveer 2.000 ha tot 102.500 ha. Het resultaat voor de
E.E.G. in totaal is een uitbreiding met 20.247 ha of
1,76
Het bietenareaal in geheel Europa zal in de cam
pagne 1971/72 ongeveer 38.000 ha of 0,60 groter zijn
dan verleden jaar. Deze toename vloeit hoofdzakelijk
voort uit de ontwikkeling in West-Europa, terwijl in
Oost-Europa over het geheel genomen een lichte
teruggang valt waar te nemen. Zoals uit de laatste
ramingen van de Internationale Vereniging voor
Suikerstatistiek en de meldingen van F.O.-Licht blijkt,
zal de beteelde oppervlakte in Europa 6.371.992 ha
bereiken tegen 6.334.084 ha in het vorig jaar. Van het
totale areaal ligt 1.991.464 ha in West-Europa en
4.380.528 ha in Oost-Europa. Het totale Westeuropese
areaal zal circa 40.806 ha of 2,10 groter zijn dan
verleden jaar (1.950.658 ha). Ongeveer de heift van
de uitbreiding, namelijk 20.247 ha komt daarbij voor
rekening van de E.E.G.-landen. Evenals in de Bonds
republiek Duitsland waren de weersomstandigheden
in de West- en Middeneuropese landen aanvankelijk
zeer ongunstig voor de bietenontwikkeling. Over het
geheel genomen zijn de oogst vooruitzichten in de Mid
den- en Westeuropese landen middelmatig en valt
geen belangrijk grotere oogst dan vorig jaar te ver
wachten.
In Oost-Europa wordt door F.O.-Licht op grond van
de laatste ramingen een totaal areaal van 4.380.528 ha
verwacht tegen 4.383.426 ha vorig jaar. De grootste
oppervlakte komt voor rekening van de Sowjet-Unie
en wordt evenals vorig jaar geraamd op 3,3 miljoen
ha.
|VE C.S.M. tekent in een beschouwing in voorlich-
ÏJ tingsblad No. 273 van 30/6/'71 bij de uitbreiding
van het Franse bietenareaal aan dat de Fransen dit
voorjaar hun ware gedachten over de E.E.G. hebben
laten blijken. Het was dan wel voornamelijk met de
bedoeling de onderhandelingen over de toetreding van
Engeland tot de E.E.G. onder druk te zetten, maar wij
geloven, aldus de C.S.M.dat men ook zonder deze
bedoeling het plan heeft om zich op de Europese
markt te storten. De telersorganisaties adviseerden om
de bietenteelt uit te breiden"tot het maximum quotum
van 135 Uiteindelijk is het niet zo ver gekomen en
is de uitbreiding beperkt gebleven tot ongeveer 10
Een dergelijke politiek zal echter grote gevolgen kun
nen hebben voor de rest van de E.E.G. De Fransen
hebben immers, evenals de Belgen, een groter produk-
tiequotum dan hun consumptie bedraagt, terwijl
Duitsland en Nederland juist een lager quotum heb
ben. Dit betekent dat men in Frankrijk en België meer
bieten voor de vette prijs kan telen dan bij ons. Dit
betekent tevens, dat men een suikerstroom uit die
landen naar ons land en Duitsland kan verwachten.
Wij hebben altijd gepleit voor een quotum gebaseerd
op de afzetmogelijkheden. Was dit gebeurd, dan zou
den de Duitse en Nederlandse bietentelers meer vette
bieten hebben kunnen produceren dan nu het geval
is en dus een hogere financiële opbrengst per hectare
hebben ontvangen. Het zal noodzakelijk zijn deze ont
wikkeling zowel in het belang van de telers als van
de fabrikant, nauwkeurig en op de voet te volgen.
Ar Jaarverslag 1970 van het Instituut voor Land
bouwbedrijfsgebouwen (prijs ƒ2,50) te Wagenin-
gen. Goed geïllustreerd geeft dit jaarverslag een
overzicht van de werkzaamheden van dit insti
tuut en het verrichte onderzoek op het brede ter
rein van ce landbouwbed. ijfsgebouwen zowel
wat betreft standaardisatie en montagebouw als
constructies, materialen enz. Dit voor weide- en
gemengde bedrijven, rundvee-, schapen-, var
kens- en pluimveehouderij en akkerbouw. Het
Instituut is mede nauw betrokken bij de proble
men die de verdergaande mechanisatie en auto-
matisatie in de rundvee-, varkens- en pluimvee
houderij met zich meebrengt, zowel wat betreft
mechanisch voeren, het verwerken van de mest
overschotten, stankbestrijding als biologische af
braak van de mest.
Illustratie uit het jaarverslag; foto van een maquette
van eenvoudige stallen voor rundvee volgens een
ontwerp van architekt Wassink te Amersfoort.
Jaarverslag 1970 Staatsbosbeheer en Heg en Steg
met grepen uit dit jaarverslag
Statistisch jaarrapport 1970 - Produktschap Vee
en Vlees. Dit jaar in een handzaam brochure
formaat, met vele gegevens over de veestapels
1966/1970, slachtingen, produktie-, consumptie-,
in- en uitvoergegevens, en prijzen zowel in Neder
land als in de EEG.
Ar De Peulvruchten Studie Combinatie in 1970 waar
in naast een verslag van de verenigingsactivitei
ten enkele beschouwingen over de veredeling,
teelt, verwerking, handel en consumptie van peul
vruchten zijn opgenomen.
Precisiezaai bij radijs rapport 49 - Proefst. van de
Groenteteelt Alkmaar 1,50. Het zaaien van ra
dijszaad met een precisiezaaimachine, zonder dat
omhullen nodig is, gaat zeer goed. Wel moet ge-
calibreerd zaad, met geringe variatie in grootte
gebruikt worden. Opkomst is beter dan bij nor
male zaai. Door het „op één" staan van de plantjes,
waardoor minder onderlinge concurrentie, snellere
groei en 1 a 2 dagen eerder oogstbaar.
Ar Teeltbeschrijving bleekselderij. In de serie teelt
beschrijvingen van Proefst. v/d Groenteteelt Alk
maar No. 22. Prijs ƒ2,Giro 619524.
In Nederland en Duitsland is de teelt van bleek
selderij vrij onbekend. De consument beschouwt
het als een luxe groente. In België, Frankrijk en
Italië geniet selderij daarentegen een vrij grote
bekendheid. Naast bleekselderij wordt in deze lan
den ook vrij veel groene selderij geteeld. Dit geldt
eveneens voor Engeland en Amerika. Groene ras
sen zijn vaak malser van structuur, bevatten min
der vezel, hebben een pittige smaak en zijn min
der gevoelig voor schieten en Fusarium, doch vaak
gevoeliger voor de zwarte harten dan de zelf ble
kende rassen.
De gehele teelt van dit gewas wordt zo uitvoerig
mogelijk beschreven. BH de rassenkeuze is dank
baar gebruik gemaakt van onderzoekresultaten in
België en Engeland. Verpakking in plasticzakken
met enkele recepten als opdruk stimuleerde de
verkoop voor vers verbruik. Het is gewenst op dit
gebied meer activiteiten te ontwikkelen. Dit zou
zowel de teelt als het verbruik van bleekselderij
en misschien ook dat van groene selderij in Ne
derland kunnen bevorderen.
PLOEGWEDSTRIJDEN WALCHEREN
Opgaaf vóór 14 augustus bij: S. Maljaars, Houten-
burgseweg 11, Zoutelande, tel. 01186288.
Het publiek kan meepolen wie de beste deelnemer is
uit elke categorie. Onder de goede inzenders wordt een
fraaie prijs verloot. Doe mee aan de wedstrijd of geef
blijk van uw belangstelling! Veel succes!
Ar Plantverbandenonderzoek bij kroot in 1969 en 1970.
Proefstation v/d Groenteteelt Alkmaar 2,
In de serie dccumentatieverslagen van het I.B.V.L.
te Wageningen is verschenen: Snijmaissilage voor
mestvee I, II er. III 1967 t/m 1969, mededelingen
362, 363 en 364; Grassilage voor mestvee I en II
1967 t/m 68, mededelingen 365, 366 en Voederop-
nameproef met voordroogkuil van voorjaars- en
herftsgras 68/69, mededeling 367.
Ar Onderzoek geschiktheid machinale pluk slabonen
in 1970 rapport 50 - Proefst. v/d Groenteteelt Alk
maar 1,75. Van een 14-tal stamslabonerassen
werd met een Borga plukmachine de geschiktheid
voor machinale pluk onderzocht. De publikatie
geeft bijzonderheden over zaaizaadhoeveelheid,
kiemkracht, opbrengsten, sortering en peulanaly
se van de verschillende rassen en een uitvoerige
rasbeschrijving met een gebruikswaarde beoor
deling voor machinale pluk.
Merkenonderzoek maaiwerktuigen 1970 - I.L.R.
Wageningen - Publikatie 151 - Giro 880018. Prijs
3,75. Waarin de resultaten van het onderzoek
van 10 cirkelmaaiers en één maaibalk is opgeno
men. Tevens is een hoofdstuk met een aantal wen
ken voor het maaien onder zeer droge omstandig
heden en de mogelijkheden voor het maaien van
taluds opgenomen.