Ontwerp van wet
onteigening ten algemene
nutttevoor buisleidingstraat
Pernis - Klundert - Nispen
BIJ, de thans gevolgde wijze van aanleg van buislei
dingen, pleegt het recht om het daarvoor nodige
gebruik van de grond te maken te worden verkregen
door de vestiging van een zakelijk recht. De inhoud van
dit recht wordt bepaald door de regelen welke artikel
COVECO in 1970 bevredigende
resultaten
10
QP 21 juni j.l. is aan de 2e Kamer een ontwerp van
wet aangeboden over de inrichting van een buis
leidingstraat van Pernis langs Klundert naar de Schelde
nabij de Nederlands-Belgische grens en van een zijtak
daarvan vanaf Noordhoek naar die grens ter hoogte van
Nispen.
De Memorie van Toelichting bij dit Wetsontwerp gaat
uitvoerig in op de belangrijke plaats die buisleidingen
voor het transporteren van aardgas, olie, water, chemi
sche produkten en afvalwater zijn gaan innemen en de
verwachting dat de belangstelling voor deze wijze van
transporteren nog zal toenemen. Ingegaan wordt op de
bezwaren die verbonden zijn aan het steeds weer zoeken
naar nieuwe tracé's. Vast staat, aldus de Memorie dat
voor de haven- en industriegebieden van Rotterdam,
Moerdijk, Antwerpen en Zeeland voor toevoer van water
uit spaarbekkens, voor provinciale afvalwaterleidingen
enz. in de jaren 71 en 72 behoefte bestaat aan het leggen
van zeker 15 buisleidingen, waarvan verschillende met
grote diameter. Omstreeks 1975 moet met een aanmer
kelijke uitbreiding rekening worden gehouden. In ver
band hiermee is de Regering van oordeel dat de totstand
koming van een buisleidingstraat in het algemeen belang
geboden is.
DE BUNDELING VAN BUISLEIDINGEN
£EN van de voornaamste problemen welke de aanleg
van een groot aantal buisleidingen meebrengt is
het beslag op de beschikbare ruimte en de daaruit voort
vloeiende belemmering voor verdere planologische ont
wikkelingen, aldus de Memorie van Toelichting. De
breedte van de grondstrook welke door een buisleiding
in beslag wordt genomen wordt hoofdzakelijk bepaald
door de diepteligging van de leiding. Naarmate namelijk
de buisleiding dieper in de grond moet worden gelegd,
wordt ook de breedte van de daarvoor in de grond te
graven sleuf groter, evenals de afstand welke aan weers
zijden van die buisleiding vrij moet blijven om de veilige
ligging daarvan te waarborgen. De diepteligging van de
buisleidingen wordt op haar beurt bepaald door de eisen
die gesteld worden in verband met het gebruik dat na
de leidingenaanleg van de bovengrond wordt gemaakt.
Bij de tot dusverre gevolgde methode geschiedt de
aanleg van de buisleidingen krachtens een zakelijk recht.
Daarbij wordt de eis gesteld dat het bestaande, meestal
agrarische gebruik na de leidingaanleg zonder al te grote
beperkingen kan worden voortgezet. Om hieraan te kun
nen voldoen zal de gronddekking van buisleidingen in
het onderhavige gebied in het algemeen 1,50 tot 1,70
meter moeten bedragen. Zouden volgens deze werkwijze
buisleidingen in een strook naast elkaar worden gelegd,
dan zou dit ertoe leiden, dat, gelet op het aantal buis
leidingen dat moet worden verwacht, de totale breedte
van de in beslag te nemen grondstrook, afhankelijk van
de diameter en van het aantal van de te leggen buislei
dingen, 200 a 400 meter zou worden. Aldus zou een situa
tie worden geschapen waarbij over een groot oppervlak
iedere aanleg van een bouwwerk feitelijk onmogelijk
wordt gemaakt, hetgeen uit een oogpunt van rationeel
gebruik van de schaarse ruimte onaanvaardbaar moet
worden geacht.
Derhalve zal naast bundeling van de verschillende
buisleidingen in hetzelfde tracé ook de mogelijkheid
moeten worden geschapen om de buisleidingen op veel
geringere onderlinge afstand naast elkaar te leggen dan
bij de thans gebruikelijke methode het geval kan zijn.
Hiervoor is een zo gering mogelijke diepteligging welke
niet wordt onderbroken door kruisingen met perceel-
sloten of hoofdwaterlopen van essentieel belang. Een
dergelijke ononderbroken diepteligging vereist dat ter
plaatse van de buisleidingenstraat alle te kruisen sloten
worden gedempt, onder gelijktijdige uitvoering van maat
regelen ten aanzien van het waterbeheersingsstyem in de
vorm van aanpassingen van het systeem van perceels-
sloten en hoofdwaterlopen en van de aanwezige buis
drainage of begreppeling. Het uitvoeren van deze aan-
passingswerken zal onder meer met zich mee kunnen
brengen het maken van grondduikers (sifons) onder de
buisleidingenstraat door, het aanpassen van bestaande
sloten of het graven van parallelsloten langs de buislei
dingenstraat, het opvangen van verbroken drainage van
aanliggende percelen en de aanleg van een ondiep ont
wateringssysteem boven de buisleidingen. Dit laatste is
nodig om de betreffende strook grond begaanbaar en in
een goede staat van onderhoud te doen zijn. Voorts zul
len, ten einde de buisleidingenstraat toegankelijk te doen
zijn zowel voor de leidingaanleg als voor inspectie van
de buisleidingen en het onderhoud van bepaalde kunst
werken en aanpassingswerken, plaatselijk hulpwegen en
opslagterreinen voor het materieel moeten warden aan
gelegd.
Door de uitvoering van bedoelde aanpassingswerken
zal het mogelijk zijn om de buisleidingen zodanig te leg
gen dat de totale breedte van de strook die in beslag
wordt genomen met ongeveer twee derde zal worden
verminderd. Voor de gemeenschap als geheel wordt op
deze wijze de onttrekking van de bodem aan zijn oor
spronkelijk gebruik aanzienlijk beperkt. De consequen
tie van deze geconcentreerde bundeling van buisleidin
gen voor de rechthebbenden van de hiervoor benodigde
gronden is echter veel groter, gezien de aard van de in
greep die daartoe op deze gronden moet worden gedaan.
Onteigening is in dit geval dan ook geboden.
Ten einde de geconcentreerde ligging van de buislei
dingen optimaal te doen zijn uit een oogpunt van ver
deling van de binnen het tracé beschikbare ruimte en
om een intensief toezicht uit te kunnen oefenen, zal het
beheer van de buisleidingenstraat door een centrale in
stantie geschieden.
Uit een oogpunt van veiligheid is beheer door een
centrale instantie, die met ligging en gebruik van de
buisleidingen bekend is, eveneens van groot belang door
dat zij erop zal kunnen toezien dat tussen de buisleidin
gen de uit een oogpunt van veiligheid vereiste onder
linge minimum afstanden worden aangehouden. Daar
naast kan door het toezicht van het centrale beheer er
voor worden zorggedragen dat de in de grond aanwezige
buisleidingen niet door onvoorzichtig of onoordeelkundig
handelen van derden worden beschadigd. Verder kan
door een centraal beheer coördinerend worden opgetre
den bij het tot stand brengen van een integraal beveili
gingssysteem
Een onder centraal beheer staande buisleidingenstraat
brengt ook overigens tal van voordelen mede. Deze
vloeien voort uit de omstandigheid dat reeds van tevoren
door de beheerder van de buisleidingenstraat het volle
dige tracé in gereedheid is gebracht met inbegrip van
de nodige technische voorzieningen. Daardoor ook be
hoeven de buisleidingexploitanten voor het verkrijgen
van het doorgangsrecht niet met alle afzonderlijke grond
eigenaren en beheerders van te kruisen werken in over
leg te treden, omdat zij alleen te maken zullen hebben
met de beheerder van de buisleidingenstraat. De buis
leidingenstraat zal derhalve zowel in technisch als in
administratief opzicht een belangrijke vereenvoudiging
betekenen.
DE NOODZAAK VAN ONTEIGENING
758 e.v. van het Burgerlijk Wetboek stelt ten aanzien
van het recht van opstal.
Indien omtrent het verkrijgen van dit zakelijk recht
met de rechthebbenden geen overeenstemming wordt
verkregen, kan de Minister van Verkeer en Waterstaat
deze op grond van artikel 1 van de Belemmeringenwet
Privaatrecht verplichten om behoudens recht op scha
devergoeding de aanleg en de instandhouding van het
betreffende werk te gedogen. Ingevolge genoemde bepa
ling is de mogelijkheid tot oplegging van deze gedoog-
plicht o.m. gebonden aan de eis, dat de mate van beper
king van het eigendomsrecht, welke uit de aanleg van
het werk zou voortvloeien, niet zodanig is dat de belan
gen van de rechthebbenden redelijkerwijs vorderen dat
tot onteigening wordt overgegaan.
Door de veel geringere diepteligging van de op ver
schillende tijdstippen aan te leggen buisleidingen en de
met het oog op die diepteligging noodzakelijke uitvoering
van aanpassingswerken betekent de totstandkoming van
de onderhavige buisleidingenstraat een veel grotere in
breuk op de bestaande gebruiksmogelijkheden, ook wan
neer deze van agrarisch karakter zijn, dan de aanleg
van een of meer individuele buisleidingen.
Onder die omstandigheden kan dan ook niet worden
volgehouden bij gebreke van minnelijke overeenstem
ming de belangen van de rechthebbenden in dit geval
redelijkerwijs geen onteigening vorderen. Oplegging van
een wettelijke gedoogplicht ten behoeve van de aanleg
en de instandhouding van de onderscheidene te bundelen
buisleidingen is dus niet mogelijk.
Het voorgaande komt er op neer, dat bij gebreke van
overeenstemming met de rechthebbenden alleen door
gebruik te maken van het middel van de onteigening de
buisleidingenstraat kan worden gerealiseerd. Teneinde
bij artikel 1 van het onderhavige ontwerp van nuts wet
in de wettelijke mogelijkheid hiertoe te voorzien, wordt
Ir. J. S. KEIJSER
Het jaar 1970 is voor de Coveco financieel bevredigend
geweest, aldus de heer Keijser, voorzitter van het Bestuur
van Coveco op de Algemene Vergadering op 24 juni j.l.
Dit ondanks opnieuw een aanzienlijke kostenstijging. De
prijsverhoudingen waren in 1970 voor de industrie gun
stiger. Er moet bij de Coveco bovendien een positieve
invloed worden toegekend aan het geleidelijk op gang
komen van een betere organisatie van aanvoer en ver
werking, mede dankzij het onderzoek van het Bureau
Berenschot, dat in het begin van 1971 werd afgesloten.
Inmiddels is 1971 reeds weer voor de helft verstreken
en opnieuw staan we oog in oog met het verschijnsel van
sterke kostenstijgingen. Onze bedrijven zijn zeer arbeids
intensief en de voortdurend sterke stijging der loonkos
ten, die tegenwoordig zoveel bedrijven voor moeilijk
heden plaatst, gaan aan ons niet voorbij. Evenwel wordt
het belang van een passend loonpeil door ons ten volle
aanvaard.
Om de loonontwikkeling te kunnen volgen, zonder de
kontinuïteit van onze onderneming in gevaar te brengen,
zal de arbeidsproduktiviteit zich eveneens in opgaande
lijn moeten bewegen. Door het scheppen van een goed
arbeidsklimaat, opleiding en scholing van de medewer
kers en een goede informatie op alle niveaus wordt
voortdurend getracht deze stijging in de produktiviteit
mogelijk te maken.
Met ditzelfde doel zal ook in de loonintensieve sektor
„aanvoer levend vee" een reorganisatie plaatsvinden.
Hierbij wordt zeker niet uit het oog verloren, dat het
primaire doel van de Coöperatie is: de behartiging van
de belangen van haar leden. Dit zijn de georganiseerde
producenten en voor hen zijn de coöperaties opgericht.
De coöpererende boeren hebben zich hiermede instru
menten verschaft, die hun tot grote steun zijn bij het tot
waarde brengen van hun dieren. Inmiddels blijven de
markten van agrarische produkten hun onevenwichtig
karakter behouden.
Een aantal jaren geleden brachten vertegenwoordigers
van de Deense Coöperatieve slachterijen een bezoek aan
de Coveco. Het Bestuur van de Coveco heeft in begin
juni van dit jaar een tegenbezoek gebracht. De Denen
rekenen er op, dat zij Engeland in de E.E.G. zullen vol
gen. Men kan zich zorgen maken over de konkurrentie
die daarvan het gevolg zal zijn. Evenwel zitten er ook
andere kanten aan de zaak. Denemarken neemt zijn eigen
grote afnemer van bacon mee in de E.E.G. Engeland
neemt n.l. 50 van de Deense varkensproduktie af. Een
andere faktor is, dat Nederland als agrarisch exporte
rend land een eenzame plaats inneemt tussen de huidige
partners. Met Denemarken erbij moet er voor ons meer
te bereiken zijn op het terrein van b.v. harmonisatie van
de veterinaire voorschriften, regelingen voor de uitvoer
naar derde landen en juiste toepassing daarvan. Aldus
de heer Keijser.
De heer J. G. M. Loefs, voorzitter van de Centrale
Direktie van Coveco, wees er in zijn inleiding op dat de
algemene ontwikkelingen, welke zich in onze maatschap
pij voordoen, in de laatste tien jaren een grote invloed
hebben gehad op de agrarische sektor en wel in het bij
zonder op de vee- en vleessektor. Produktiviteitsstijging,
schaalvergroting, koncentratie van de produktie op een
steeds kleiner aantal bedrijven, specialisatie en fusies
zijn verschijnselen, welke zich in deze sektor in sterke
mate reeds hebben voorgedaan en zich ook in de toe
komst zullen blijven voordoen, aldus de heer Loefs. In
dit verband spreken de slachtingen en ook het aantal
gehouden dieren op het boerenbedrijf, alsmede de terug-