Sterke en zwakke punten van Akkerbouw en Tuinbouw ten zuiden van de grote rivieren 9 (Slot) VERSE EN VOORBEWERKTE GROENTEN I Iri deze sector zijn een 300-tal vollegrondsgroente- gewassen vertegenwoordigd. Gezamenlijk komen deze aan een areaal van ca. 25.000 ha. Rekenen we de aardbeien en uien er bij dan is de oppervlakte zelfs 39.000 ha. Sinds 1965 is het areaal weinig ver groot, maar wel vinden er verschuivingen tussen de gewassen plaats en tussen de produktiestructuren. Na 1965 is er veel veranderd wat betreft de mecha- nisatiemogelijkheden. Daarbij ziet men vooral uit breiding bij gewassen met een hoge mechanisatie- graad en die zich lenen voor produktie bij grote een heden. Daarbij ziet men dan ook een overgang naar een akkerbouwmatige produktie, zoals we die al zien bij b.v. uien, knolselderij en de reeds genoemde con- servengroenten. Te verwachten is dat het aantal ge wassen met hoge mechanisatiemogelijkheden nog zal toenemen. Ook voor een aantal groenten die speciaal voor de verse markt worden geteeld, als sla, radijs, waspeen, andijvie, spinazie, sluitkool, prei, enz. De vraag is op welk bedrijfstype deze gemechani seerde produktie zal plaats vinden, op welke wijze de afzet hiervan zal plaats vinden en in hoeverre er nog ruimte is voor uitbreiding op de verse groente markt. Het is te verwachten en ook te hopen dat de teelt in de toekomst zich enerzijds op de tuinbouw bedrijven zal handhaven, doch dat dit bedrijfstype ook mee 2al kunnen doen aan de schaalvergroting. Anderzijds dat de akkerbouwbedrijven een deel van de produktie naar zich toe zullen trekken. De nood zakelijke schaalvergroting van de produktie, zowel als de specialisatie vergroten het afzetrisico. Om dit risico te beperken is bundeling van het aanbod no dig, met daarnaast verticale samenwerkingsvormen. Wat de ruimte voor uitbreiding betreft, moet in ogenschouw worden genomen dat de markt van West- Europa vrij ruim voorzien wordt. De zelfvoorzie ningsgraad is in de ons omliggende landen hoog. Toch is er een export van betekenis van b.v. uien, spruit- kool, waspeen, breekpeen, augurken, asperges, e.d. Onze leveranties dragen daarbij een aanvullend ka rakter ten aanzien van kwaliteit en tijdstip van leve ring. Terreinwinst bij de afzet zal grotendeels moe ten gaan ten koste van concurrerend aanbod in die landen. Er zijn ongetwijfeld mogelijkheden, gezien de betrekkelijk gunstige teeltomstandigheden en gun stige ligging van ons land, doch het zal géén eenvou dige opgave zijn die te benutten. DE FRUITTEELT DE fruitteelt is momenteel een zorgenkind, niet alleen voor U doch ook voor de overheid. Zeer binnenkort komt er een uitvoerig rapport van een Amerikaans bureau over de perspectieven. Hierop is thans het wachten. De oorzaken van de fruitcrisis zijn bekend. Het evenwicht tussen vraag en aanbod FRUITBOMEN ROOIEN IN DE EEG Tot 1 maart van dit jaar hebben 60.262 fruittelers in de E.E.G. op grond van de EE.G.-rooiregeling die op 1 januari 1970 is ingegaan, rooipremie aangevraagd voor 96.980 ha appel-, pere- en perzikbomen. Hiervan is tot 1 maart 26.153 ha gerooid. Aldus de Europese Commissie in antwoord op vragen uit het Europese parlement. De aanvragen hadden betrekking op 65.500 ha appelbomen, 24.790 ha perebomen en 6.690 ha per zikbomen. In Nederland dienden 7.778 telers aanvragen in voor 14.100 ha, waarvan tot 1 maart 277 ha gerooid was. Deze aanvragen golden 11.280 ha appelbomen en 2.810 ha perebomen. In de andere E.E.G.-landen wa ren de aangevraagde, resp. tot 1 maart reeds gerooide oppervlakten: België 5.150 en 1.000 ha; Duitsland 23.740 en 15.000; Frankrijk 23.460 en 9.841; Italië 30.300 en 0; Luxemburg 230 en 35. De aanmelding is op 1 maart van dit jaar gesloten, maar de betrokkenen hebben tot 1 maart 1973 de tijd om te rooien. Omdat nu nog niet kan worden beoor deeld of de aanvragen werkelijk door rooiingen zul len worden gevolgd wil de Commissie nu niet beslis sen of er een nieuwe uiterste aanmeldingsdatum moet komen. Begin 1972 wil zij dat probleem weer aan de is verstoord en door rooien zal dat hersteld moeten worden. Een lichtpuntje is dat de belangstelling voor rooien ook elders toeneemt, al is het nog niet in die mate die we graag zouden willen. In Engeland is thans ook een rooipremieregeling, die in grote lijnen overeenkomt met die van de E.E.G. Men heeft hier voor ca. 10 miljoen beschikbaar gesteld en denkt dat hiermee ca. 15 dat is 6000 ha zal gerooid wor den. Het is te verwachten dat over enige jaren de situatie voor ons land enigermate zal verbeteren, door vermindering van het aanbod in de E.E.G. als gevolg van bedrijfsbeëindiging, rooien, veroudering en ver waarlozing. Tevens kan toetreding van Engeland en de Scandinavische landen wellicht enig soelaas geven. Er is een redelijke kans dat op een lager produktie- niveau dan vroeger weer een nieuw evenwicht zal ontstaan. De vraag is daarbij hoe de concurrentiepo sitie van ons land in de toekomst zal zijn. We zullen ons er mee moeten verzoenen dat het zwaartepunt van de fruitteelt definitief in zuidelijke richting is verschoven. Italië en vooral Frankrijk zullen sterke concurrenten blijven. Voor de Nederlandse fruitteelt lijkt een aanvullende functie weggelegd, met een specifiek sortiment. Het zuidwesten heeft daarbij een voorsprong wat betreft leeftijdsopbouw van de be plantingen, boom vorm (slanke spil), sortiment, vak kennis en verzorgingspeil. Opgemerkt moet nog wor den dat de wijze van afzet en veilingfusies extra aan dacht verdienen. ANDERE TUINBOUWTAKKEN GEZIEN de tijd zullen we over de andere takken van tuinbouw kort zijn. De bloembollenteelt is stevig vèrankerd in ons land. De teelt zal zich waar schijnlijk deels verplaatsen naar nieuwe gebieden en in toenemende mate plaats vinden op akkerbouwbe drijven. Champignons die o.a. in West-Brabant en Yerseke worden geteeld behoren met de bloemen teelt tot de groep van meest expansieve tuinbouw sectoren. Ondanks sterke uitbreiding blijft de teelt goed rendabel als gevolg van de snel groeiende vraag. Overigens blijft Zeeland enigszins achter bij de schaalvergroting op de bedrijven. De sector van de kasgroenten vertoont de laatste jaren een geringe groei. Er is sprake van consolida tie. Er treden verzadigingsverschijnselen op en de concurrentie o.a. van achter het ijzeren gordijn neemt toe. De oppervlakte zal voorlopig niet toenemen; te verwachten is een gedeeltelijke overschakeling naar bloemen. CONCLUSIES k LS we tenslotte het geheel overzien, kan gezegd worden dat het zuidwestelijk akkerbouwgebied (ruim genomen) wat klimaat, bodemkundige eigen schappen, bedrijfsstructuur en niveau van teelt en telers betreft een gunstige uitgangspositie inneemt. Er verandert echter veel en van boer en tuinder wordt veel aanpassingsvermogen gevraagd. De taak van de overheid is dit alles te begeleiden, wat al van oudsher gebeurt door onderzoek, onderwijs en voor lichting. Daarnaast als nieuwe loten het Borgstel lingsfonds en het O. en S.-fonds. Vooral voor de S. van sanering bestaat momenteel veel belangstelling; dit jaar zijn er reeds 3700 aanvragen tegenover 1200 in geheel 1970. Vrij nieuw is ook de hierop aanslui tende omscholingsregeling. De blijvers verdienen evenwel ook extra aandacht. Het structuurbeleid van Brussel biedt daarbij bepaal de aanknopingspunten, terwijl ook de diverse nota's die landelijk en regionaal zijn opgesteld er op wijzen dat men de ontwikkeling niet wil verwaarlozen. Ook kunnen genoemd worden de producentengroeperin gen, waarvoor Brussel nu nieuwe richtlijnen heeft gegeven en die van betekenis kunnen zijn om tot de noodzakelijke horizontale (en verticale) integratie tot stand te brengen. De overheid kan de ontwikke lingen helpen bevorderen met aangepaste maatrege len. Samenvattend zijn er ondanks alles voor U in het zuid-westen redenen voor een gematigd optimis me. Hierop gebaseerd, dat er in Uw gebied voldoen de goede ondernemers zijn, de produktie-omstandig- heden relatief gunstig genoemd kunnen worden, er een duidelijke groei is naar rationele produktie-een- heden en actief wordt gezocht naar nieuwe struc turen. Het is een aangename taak om de nieuwe ont wikkelingen te helpen bevorderen. Aldus tot besluit ir. Van Soest. DISCUSSIE De voorzitter vraagt in verband met de producen tengroeperingen of er behalve bevordering van de verticale integratie, ook voldoende steun te verwach ten is voor verticale integratie. De heer A. Doeleman wijst op de positie van de kleine bedrijven met een intensief teeltplan van gro ve tuinbouw. Hoe ziet de spreker de mogelijkheden voor dit bedrijfstype? Er zijn kansen voor uitbreiding van de export van vollegrondsgroenten, doch dat zal een andere aanpak vragen. Ligt hierbij geen taak voor de overheid? De heer De Hullu zegt het op verschillende punten met de inleider eens te zijn, maar wijst er op dat een gulden geen 4 cent meer kost, maar aan renten en aflossing vaak 14 cent. De financiering is een knel punt. De overheid schijnt echter te denken dat er betere tijden zijn aangebroken, gezien de hoge voor lopige aanslagen voor de inkomstenbelasting. De heer M. Goud is verheugd te horen dat de heer Van Soest nog redelijke perspectieven ziet voor de fruit. Ook deze bedrijfstak staat echter voor schaal vergroting en modernisering. De vraag is echter hoe dat gefinancierd moet worden, want alle bedrijven zijn geldelijk uitgehold. Zijn er mogelijkheden voor steun van de overheid of van Brussel, b.v. in de vorm van rentesubsidies? De heer J. B. Becu meent dat de goede uitgangs positie van het zuid-westen alleen geldt bij redelijke prijzen. Bij de huidige prijsvaststelling door Brussel wordt het inkomen van de boer echter elk jaar lager en als het zo doorgaat zullen er weinig overblijven. Mevrouw De Koning zegt dat ze op de convocatie las dat de heer Van Soest zou spreken over land- en tuinbouw ten zuiden van de grote rivieren, doch ze heeft alleen gehoord over Zeeland en West Noord- Brabant. Ligt Oost-Brabant ook niet ten zuiden van de grote rivieren? De heer Van Soest verzoekt om bij zijn antwoorden rekening te willen houden met twee punten. Ten eer ste komt er een nieuw kabinet en afgewacht moet worden welke houding dit bij bepaalde landbouw zaken zal aannemen. Ten tweede zijn er in Brussel een aantal besluiten genomen die nogal vaag zijn ge formuleerd en het wachten is op meer duidelijkheid. Dat geldt o.a. voor de producentenverenigingen. Spreker heeft voorlopig de indruk dat de zaak erg horizontaal wordt benaderd. Zelf is hij sterk voor stander van een tevens verticale benadering. Wat de grove tuinbouw betreft, zijn er inderdaad waarschijnlijk mogelijkheden als we het goed aan pakken. Het draait echter om de afzet, die is veel belangrijker dan de produktie. Voorzover de overheid bereid zal zijn om te stimuleren, zal het dan ook op het gebied van de afzet zijn. Overigens is het geen eenvoudige zaak, de uitwerking van een en ander zal veel denkkracht vragen. Dat de gulden geen 4 cent meer kost, is spreker eens met de heer De Hullu. Ook bij het hogere rente peil kan lenen echter verantwoord en zelfs nodig zijn als onderdeel van een gezonde financiering. Wat de financiering van de fruitteelt betreft, hoopt spreker dat het Amerikaanse bureau met duidelijke uitspraken zal komen. Daarna kan eventueel bekeken worden hoe het verder moet. De deur is niet gesloten voor subsidies, maar wel moet men begrijpen dat dit punt gevoelig ligt als het nieuwe aanplant zou be treffen. Wat de opmerkingen van de heer Becu be treft zegt spreker dat hij vooral de betrekkelijk gun stige produktie-omstandigheden in dit gebied naar voren heeft willen brengen. De voorzitter wijst er als antwoord aan mevrouw De Koning nog op, dat het betoog van de heer Van Soest ook van toepassing was op Oost-Brabantse om standigheden. Hierna dankt hij de spreker voor zijn inleiding en het beantwoorden van de vragen en biedt hem een mand met akkerbouwprodukten aan, om zijn nieuwe functie als directeur voor de akker bouw te benadruken. NIEUWE REGELINGEN VOOR BELGISCHE LANDBOl In België is een nieuwe wet van kracht geworden de wet op de bevordering van sanering in land en tuinbouw die Belgische boeren in staat stelt hetzij op gemakkelijker voorwaarden de landbouw te verlaten dan wel hun bedrijven structureel aan te passen. De Belgische minister van landbouw, Heger, schat dat in de komende vijf jaar ongeveer 20.000 boeren en tuinders van de mogelijkheden van de nieuwe wet gebruik zullen maken. Tijdens een persconferentie zei minister Heger dat de Belgische landbouw in de economische bedrijvig heid in België nog steeds op de vierde plaats komt. orde stellen. De Commissie heeft tegen Italië een procedure ge opend, omdat in dat land de aanvragen niet ontvan kelijk zijn verklaard op grond van het feit dat men daar geen wettelijke voorschriften heeft voor het openen van de voor het rooien vereiste kredieten. De Commissie vindt dat hierdoor de door de gemeen schap voorgeschreven sanering van de fruitteelt be lemmerd wordt. De Belgische landbouw heeft een produktiewaarde van ongeveer 6,5 miljard gulden waarvan 2,3 miljard wordt uitgevoerd. Het aantal arbeidskrachten in de landbouw is in de loop der jaren sterk afgenomen. Het verminderde van 360.000 in 1959 tot 189.000 in 1970. Per arbeids kracht wordt momenteel echter 3,35 keer zoveel ge produceerd dan in 1959. De vergrote rentetoeslag (vijf procent in plaats van drie) waarover de Belgi sche boeren via het landbouwinvesteringsfonds de beschikking kunnen krijgen zullen de staat dit jaar nog 8,75 miljoen gulden kosten en volgend jaar 19,6 miljoen. Heger kondigde nog aan dat er binnenkort maatregelen getroffen zullen worden om de herscho ling van landbouwers te vergemakkelijken. Die maat regelen zullen stoelen op door de E.E.G. vast te stel len richtlijnen. Andere maatregelen die de Belgische landbouwminister aankondigde waren onder meer een terugbrengen van de accijzen op zware stookolie, waardoor de tuinders geholpen zullen worden en het verhogen van het terugbetalingstarief voor de b.t.w. van vijf tot 5,5 procent, achttien maanden eerder dan ras Voorzien.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 9