Algemene vergadering
18
(Vervolg van pag 6)
voudige taak van onze algemeen-secretaris, directeur
van een kantoor waar veel omgaat en hoofd van het
personeel; anderzijds een centrale figuur temidden
van een vereniging en op dat laatste leggen we van
daag de nadruk als zijnde ook het belangrijkste as
pect in deze vele taken.
Heer Korteweg U hebt in die 25 jaren alle facetten
van dit secretariaatswerk leren kennen en alle fasen
die we als organisatie en landbouw hebben doorlo
pen meegemaakt; U bent daarin deelgenoot geweest
en hebt mede Uw stempel gezet op dat wat bereikt
kon worden.
In de opbouwperiode van na de oorlog hebt U met
grote vasthoudendheid men spreekt er nog steeds
in alle kringen ook buiten onze organisatie met
respect over de organisatie in Noord-Brabant weer
gestalte gegeven. Vaak avond na avond op pad is
het niet mevr. Korteweg om temidden van vaak
scherpe onderlinge tegenstellingen de eigen weg te
vinden. Daarna kwam de periode van organisatori
sche consolidatie en toen al gauw die van samenwer
king, waarin we ondanks polarisatiegedachten
nog midden inzitten en voorlopig nog zullen blijven.
Het begon met de verkiezingen, daarna grond- en
pachtzaken. Het eindigde vooralsnog bij de fusie
Zeeland-Brabant.
MET een 25-jarige periode van werken tussen en
met mensen achter je, kan iemand niet star en
onbuigzaam zijn, wel moet hij konsekwent zijn en
zich niet te gauw door een teleurstelling laten neer
drukken. En konsekwent zijn is zeker een eigenschap
waarmee we de heer Korteweg mogen kenschetsen
als wij zijn mede gestalte geven aan de nieuwe ZLM
in ogenschouw nemen. In korte tijd hebt U zich heer
Korteweg ook in Zeeland onder de leden doen ken
nen als een prettig en zeer integer mens, die anders
weer dan zijn voorganger, maar met een rustige vast
houdendheid, staat voor de belangen van de leden.
Het verdient onze waardering de wijze waarop U
bent overgeschakeld van het ene kantoor naar de
twee, naar twee provinciën, van een gedetailleerde
naar een meer globale soms bepaald niet meer bevre
digende werkwijze en dat in een periode waarin het
secretariaat niet optimaal bezet was. En persoonlijk
wil ik daaraan toch ook w>el heel graag mijn waar
dering toevoegen voor de goede verstandhouding die
er in mijn periode steeds tussen secretaris en voor
zitter bestond en aan die voor mij hoeven we geloof
ik ook niet te twijfelen.
U ERG ADERING uit zo'n lange periode blijkt ook
een groot stuk trouw aan en betrokkenheid met
de sector, waarvoor en waarbinnen gewerkt wordt.
Het zijn kenmerken die in onze moderne samenleving
wel eens wat minder geschat lijken te worden. Toch
geloof ik dat we op dit stuk van zaken maar wat min
der modern moeten zijn, omdat juist in dit soort
funkties het met name zonder betrokkenheid niet kan.
Als erkenning voor zijn vele werk in ons organisa
torisch verband is de heer Korteweg enige jaren ge
leden onderscheiden met het Ridderschap in de Orde
van Oranje Nassau. Dat was nog in de oude opstel
ling, maar ik weet dat het de Zeeuwen, die U kenden,
toen ook veel genoegen heeft gedaan.
Nu willen wij als totale ZLM graag onze waar
dering uiten en U en mevrouw dank zeggen voor de
jarenlange inzet en de prettige contacten. De bijzon
dere plaats die U inneemt als algemeen-secretaris
willen wij naast de gebruikelijke onderstreping in ons
verband nog eens op bijzondere wijze tot uitdrukking
brengen door U en mevrouw Korteweg een platen
speler aan te bieden. (Applaus).
Nadat ook de heer Knottnerus, voorzitter van het
Koninklijk Nederlands Landbouw Comité de heer
Korteweg persoonlijk, namens de hoofdbestuursleden
van het K.N.L.C. en namens de Brabanders in de zaal
heel hartelijk heeft gelukgewenst met dit 25-jarig
jubileum en ook mevrouw Korteweg dank heeft ge
zegd voor haar aandeel in het werk van haar man,
geeft de voorzitter het woord aan de jubilaris zelf, de
heer Korteweg.
TOESPRAAK HEER KORTEWEG
|\E heer Korteweg richt zich tot de vergadering
met de volgende woorden:
Mijnheer de voorzitter, dames en heren. Is het 25
jaar lang vervullen van eenzelfde functie bij dezelfde
organisatie een dusdanige verdienste, dat daaraan
afzonderlijk aandacht moet worden besteed? Over
deze vraag zou men uiteraard een discussie kunnen
opzetten, hoewel een vergadering als deze zich daar
toe minder leent.
Duidt het 25 jaar op eenzelfde post blijven in deze
tijd met zijn grote veranderingen waarbij men ook
eerste moeilijke jaren van wederopbouw vormden
een uitdaging, de watersnood van 1953 en het herstel
daarna vormde dat opnieuw.
Het zou te ver voeren om dieper op deze herinne
ringen in te gaan. Wel heeft me steeds getroffen hoe
mentaal sterk en geestelijk gezond onze boerenstand
gemakkelijker van werkkring en van functie ver
andert eerder op een zekere verstarring, een al te
sterke vergroeiing met wat nu eenmaal indertijd als
werkkring werd gekozen, een gezapig blijven zitten
waar men zit?
Ik kan U in zoverre gerust stellen, dat men in een
werkkring als deze niet verstart, niet vastroest, maar
gegrepen wordt door de boeiende dynamiek van de
ontwikkeling van onze land- en tuinbouw. Men raakt
er door geboeid, om samen met anderen te werken
voor de belangen van een bevolkingsgroep, die ik
nog steeds zie als een van de hoekstenen van ons
volksbestaan.
Mijn aandeel in de wederopbouw van de N.B.M.L.
begon, met een onderbreking wegens ziekte, na de
bevrijding. Daarop volgde per 1 juli 1946 mijn vaste
benoeming Een aandacht schenken aan dit dienst-
jubileum lijkt me dan zinvol, wanneer het gekoppeld
wordt aan een korte terugblik op 25 jaar landbouw
organisatieleven, immers naast mij hebben o.a. ook
de henen Anderson en Sinke deze 25 jaar meege,-
maakt, terwijl de heren Blanksma en Hoiting intus
sen hun 12 -jarig dienstverband mochten herden
ken. Deze 25 jaren waren bijzonder boeiend. Wij be
gonnen immers na de bevrijding dat geldt evenzo
voor de anderen van de „oude garde", wij begon
nen eigenlijk met niets om van de grond af de aloude
organisatie op te bouwen en opnieuw inhoud te geven.
Wij waren bevrijd, we waren jong en hadden onze
idealen. Idealen om het anders en beter te doen dan
het vóór de oorlog was geweest. Eén van die idealen
was de eenheid in het Nedrelandse landbouworgani
satiewezen. Voorlopig kwamen we niet verder dan
de oprichting van de Stichting voor de Landbouw,
kort na de totale bevrijding van ons land. Vooral die
was en ook nu nog is, gewend als zij is om tegensla
gen te verwerken en met noeste vlijt en volharding
toch vol te houden. Wat is er met name in de land
bouw in al die jaren veel veranderd. Ik geef U ter
illustratie allereerst een persbericht van het Minis
terie van landbouw, visserij en voedselvoorziening
van 18 juni 1946, nu 25 jaar geleden.
RIJWIELBANDEN VOOR DEN LANDBOUW
„Het Ministerie van Landbouw, Visscherij en Voed
selvoorziening deelt ons mede: Er wordt in Landbou
werskringen geklaagd over de distributie van fiets
banden. Deze klachten zijn zeer begrijpelijk, omdat
het voor boeren en landarbeiders van groot belang is
over rijwielbanden te kunnen, beschikken om zich
per fiets naar de 'Vaak verder afgelegen velden en
weilanden te kunnen begeven, vooral nu het land-
bouwseizoen volop aan den gang is. Aan den anderen
kant blijkt men niet voldoende oog te hebben voor
de vele moeilijkheden die zich bij de productie en
distributie van banden voordoen.
Vanaf juli 1945 heeft men de distributie van rij
wielbanden geleidelijk op kunnen voeren. Daar de
productie van rijwielbanden in verhouding tot de
enorme vraag nog altijd van dien aard is, dat aan
een groot aantal menschen geen toewijzing kan wor
den verstrekt, moet men zich tot de meest dringende
gevallen beperken. De aanvragers zijn in verschil
lende urgentie-klassen ingedeeld. Als voorrangsgroep
komen de boeren op de derde plaats. Alleen over-
heids- en geneeskundige diensten gaan voor".
IIET was nog de tijd van Nederland voedt zichzelf,
terwijl daarnaast de landbouw zijn export dien
de op te bouwen, teneinde mede te zorgen voor de
nodige deviezen voor herrijzend Nederland. Ik citeer
vervolgens uit een onlangs verschenen rapport van
het Landbouwschap over de agrarische export en zijn
betekenis voor Nederland:
„De Nederlandse agrarische export neemt meer dan
een kwart van de totale Nederlandse export voor zijn
rekening. Sinds 1968 houdt de groei van de agrarische
export gelijke tred met de overige export.
Ondanks het feit, dat de inkomensontwikkeling in
de landbouw de algemene inkomensontwikkeling
nauwelijks kan volgen, ligt het exportvolume per ar
beidskracht in de landbouw en de voedingsmiddelen
industrie aanzienlijk boven het gemiddelde in de rest
van Nederland". 1945—1946: een totaal ontwricht
productie-apparaat met een groot tekort aan tracto
ren en werktuigen, maar zelfs aan eenvoudige zaken
als rijwielbanden en laarzen. 1971: een moderne, vol
ledig gemechaniseerde landbouw, die met slechts 8
van de totale beroepsbevolking, 13 miljoen Nederlan
ders voedt en daarnaast een van de grootste expor
teurs is van agrarische producten. Daartussen liggen
25 jaar
?en-xen ehtw H g verolv .ljders, gwn wen
INNIE Romeijn-Verschoor heeft onlangs een twee-
tal boejcen geschreven onder de titel „omzien in
verwondering'\ Zij beschrijft daarin haar levensloop.
Die titel spreekt me aan. Wanneer we omzien, te
rugzien, dan kunnen we verwonderd zijn over de
enorme ontwikkeling, die zich in die 25 jaar in de
landbouwsector heeft voltrokken. Het geldt voor het
productie-apparaat, het afzet- en verwerkingsappa
raat, maar ook voor het overheidsbeleid. Het natio
nale landbouwbeleid met heffingen aan de grenzen,
met vergunningen en quoteringen, is vervangen door
een E.E.G.-beleid, dat vanuit Brussel wordt bepaald.
In de coöperatieve sector vonden grote concentraties
plaats, zowel op het terrein van de afzet, als op dat
van de verwerking van onze agrarische producten.
Omzien in verwondering, over wat zich in die 25
jaar ontwikkelde. Daartegenover echter ook verwon
dering over wat in al die jaren nog steeds niet ge
lukte, niet bereikt kon worden. Verschillende secto
ren in land- en tuinbouw verkeren ook in deze tijd
van welvaart, waarin we nu verkeren, in uitermate
grote moeilijkheden. De gevolgen van de inflatie
dreigen steeds meer op de agrarische sector te wor
den afgewenteld. Het ideaal van een sterke eenheid
van de Nederlandse land- en tuinbouw is nog steeds
niet bereikt. Ook op het terrein van onze coöperaties,
onderlingen en veilingen is nog lang niet overal de
voor deze tijd noodzakelijke concentratie bereikt.
Meer samenwerking, meer bundeling o.a. van de af
zet van onze producten, hieraan zal in de komende
jaren verder gewerkt moeten worden.
Omzien in verwondering, maar ook in dankbaar
heid. Dankbaarheid voor de gezondheid, die mij al die
jaren geschonken werd om dit werk en het vroeg
100 van je inzet te kunnen doen. Dankbaarheid
voor het vertrouwen dat mij door het bestuur en
leden eerst in het verband van de N.B.M.L., de
laatste jaren in dat van de ZLM werd geschonken
en voor de prettige samenwerking.
AP die samenwerking wil ik nog even verder in-
gaan en dan met name op die met de voorzitter
en de staf van medewerkers. Voorzitter, U fungeert
eigenlijk, niet alleen door Uw functie, maar ook door
Uw persoonlijkheid, als de dynamo van de ZLM.
Daarnaast bezit U de eigenschap om ook Uw mede
werkers te bezielen.
Ik ga daar nu niet verder op in, mede omdat we
daarvoor wel de gelegenheid zullen krijgen bij Uw
afscheid. Alleen dit: het was onder U als voorzitter
bijzonder prettig werken. Datzelfde gold overigens
ook voor Uw voorganger ir. Luitjens, die gedurende
4 jaar het voorzitterschap van de N.Br. Mij. vervulde.
Het secretariaat van een organisatie kan alleen dan
goed functioneren, wanneer er een goed team van
medewerkers is. Dat het apparaat van de ZLM
ook na de fusie van Zeeuwse Landbouwmij. en Noord-
Brabantse Mij. van Landbouw zo goed functio
neert is voor een heel groot deel te danken aan de
goede teamgeest van alle medewerkers en mede
werksters. Vaak waarderen wij goede vriendschap,
prettige samenwerking en goede gezondheid pas,
wanneer wij deze verliezen. Daarom een bijzonder
woord van dank aan mijn naaste medewerkers, aan
allen, die zich dagelijks volledig inzetten om het ap
paraat goed te doen lopen en met wie ik steeds pret
tig kon samenwerken.
Ik heb mij, ook na de fusie, op het kantoor te Goes,
niet als een vreemde eend in de bijt behoeven te voe
len, maar vond ook daar alle bereidheid tot medewer
king aan de uitbouw van de ZLM nieuwe stijl. Het
feit, dat we elkaar vanuit twee bevriende organisa
ties al jaren kenden, zal daar ook mee toe bijgedra
gen hebben. Tenslotte mijn belangrijkste medewerk
ster, mijn vrouw. Zij heeft mij vaak moeten missen.
Avond aan avond was ik, vooral in het winterseizoen,
van huis voor vergaderingen. Eigenlijk veel te veel.
Alleen dank zij haar heb ik dit werk 25 jaar kunnen
doen. Ik las ergens: „een vrouw ziet van haar man
alleen het goede als ze verstandig is". Ik heb een
verstandige vrouw. Mijn enig excuus voor wat ik
thuis tekort schoot is, dat ik dit werk nooit heb be
schouwd als een domme plicht, maar dat het me al
die 25 jaren met hart en ziel geboeid heeft. Ik hoop
dat mij de gezondheid geschonken wordt om dit nog
een aantal jaren voort te zetten.
Graag dan tenslotte een woord van dank aan alle
Brabantse bestuursleden die ik al vele jaren ken, aan
alle Zeeuwse bestuursleden, die ik de laatste jaren
heb leren kennen, dank voor het geschonken ver
trouwen en de prettige samenwerking. Dank ook aan
alle leden, vooral aan hen, die hier aanwezig zijn,
voor hun steun, medewerking en belangstelling. (Ap
plaus.)
SLJITING
IIIERNA sluit de voorzitter de vergadering en stelt
de vergadering in de gelegenheid de heer en
mevrouw Korteweg persoonlijk te feliciteren in de
foyer.