L.E.I.-Studie Financiële resultaten melkvee boerderijbedrijven Zuivelsituatie rechtvaardigt geen grootscheepse overgang naar vleesproduktie 11 Uitgaande vaci dezelfde prijzen als in 1971/72, zal bij voort zetting van de huidige kostenontwikkelingen en produktiviteits- verbetering van de laatste jaren zou het netto overschot op de grotere weide- en gemengde bedrijven tot 1975/76 dalen met ca. 4000,per jaar! IN een de vorige week verschenen publikatie geeft het L.E.I. een overzicht van de resultaten op melkveehouderijbedrijven in het jongste verleden en in de naaste toekomst. Weidebedrijven en gemengde bedrijven met overwegend rundveehouderij, die gekozen zijn op basis van een steekproef, zijn voor dit onderzoek gebruikt. De oppervlakte cultuurgrond bedraagt voor de weidebedrijven ca. 23 ha en voor de gemengde bedrijven op zandgrond ca. 19 ha. Het resultaat van de melkvee houderij, per 100 kg melk, op basis van pacht, is weergegeven in de volgende tabel. Weidebedrijven Gemengde bedrijven opbreng kosten arbeids opbreng kosten arbeids sten zonder inkomen sten zonder inkomen arbeid arbeid Volgens boekhoudingen 1965/1966 48,— 30,50 17,50 49,05 32,30 16,85 1966/1967 49,70 31,05 16,65 50,55 33,70 16,85 1967/1968 49,80 31,— 18,80 50,90 33,85 17,05 1968/1969 50,85 32,30 18,55 53,65 34,80 18,85 Verwachtingen 1970/1971 51,65 35,35 16,30 54,15 37,30 16,85 1971/1972 54,30 36,40 17,90 57,15 39,30 18,85 In de opbrengsten per 100 kg melk zijn ook de opbrengsten uit aanwas en uit stoot van de veestapel begrepen. De hogere opbrengsten op de gemengde bedrij ven zijn voornamelijk veroorzaakt door hogere opbrengsten uit verkoop van vee. In vergelijking met de weidebedrijven stegen de opbrengsten per 100 kg melk op de gemengde bedrijven sneller waardoor ook het arbeidsinkomen per 100 kg melk zich iets gunstiger ontwikkelde dan op de weidebedrijven. Het arbeidsinkomen per 100 kg melk was overigens de afgelopen jaren tamelijk stabiel. De stijging van de kosten (excl. arbeid) werd goedgemaakt door hogere opbrengsten. Voor 1970/71 wordt echter uitgaande van normale omstandighe den een teruggang verwacht, terwijl in 1971/72 weer een herstel naar het oude niveau kan optreden mede als gevolg van de verhogingen van de EEG-prijzen. Een gelijkblijvend arbeidsinkomen per 100 kg melk betekent dat de loon stijgingen volledig moeten worden opgevangen door verlaging van het arbeids- verbruik. In de afgelopen jaren is men er niet volledig in geslaagd de stijging van de arbeidskosten per uur door arbeidsbesparingen op te vangen. Gezien de ont wikkeling van prijzen en produktiviteit wordt verwacht dat in de naaste toekomst gerekend moet worden op een verder achterblijven van het arbeidsinkomen per uur bij de loonontwikkeling! RESULTATEN VAN HET GEHELE BEDRIJF |\E ontwikkeling van het arbeidsinkomen van de ondernemer in de verschillen- de gebieden is in onderstaande tabel vermeld. Dit arbeidsinkomen van de ondernemer is gebaseerd op pacht en geeft aan welke beloning de ondernemer op pachtbasis heeft gerealiseerd als vergoeding voor zijn handenarbeid, bedrijfs leiding en ondernemersrisico. weidebedrijven gemengde bedrijven noordel. noordel. westel. noordel. noordel. zuidel. kleigeb. veengeb. weide- zand oostel. zandgeb. geb. centr. zandgeb. Volgens boekhoudingen 1965/1966 15.400 11.300 9.200 10.250 4.600 13.450 1966/1967 20.350 14.350 11.750 12.750 9.100 12.250 1967/1968 19.600 18.550 14.450 12.900 8.700 13.500 1968/1969 20.800 20.350 14.200 12.300 10.150 16.950 1969/1970 18.250 17.700 13.600 12.300 13.950 14.250 Verwachtingen 1970/1971 16.800 16.500 11.400 9.000 6.650 12.150 1971/1972 20.150 19.550 13.850 11.150 7.600 13.350 Overeenkomstig de in Brussel genomen besluiten is voor 1971/72 uitgegaan van een stijging van melkprijs en rundvleesprijs met ca. 6 De lagere uitkom sten in hot westelijke weidegebied in vergelijking met de noordelijke weidegebie den worden voor een belangrijk deel veroorzaakt door een hogere melkprijs. Op de gemengde bedrijven zijn de lagere uitkomsten in het noordelijk, oostelijk en centraal zandgebied voornamelijk een gevolg van hogere arbeidskosten in ver band met een geringere produktieomvang per arbeidskracht. Er zijn in elk gebied grote onderlinge verschillen ici bedrijfsresultaat. Dit is overigens geen verschijnsel dat alleen typerend is voor de melkveehouderij in Nederland of de EEG. Ook in landen met een uiterst rationele melkveehouderij zoals in Nieuw-Zeeland wordt deze spreiding aangetroffen. DE ONTWIKKELING OP LANGERE TERMIJN Uit een oriënterende berekening komt naar voren dat op deze bedrijven op wat langere termijn (1975/76) in een periode van vier jaren het ondernemersinkomen als gevolg van produktiviteitsverbetering met ruim 5.000,zou kunnen toe nemen bij gelijkblijvende prijzen. Daar staat echter tegenover, dat als gevolg van de te verwachten prijsstijging van de kostenbestanddelen in dezelfde bedrijfs resultaat met ca. 21.000,bij gelijkblijvende opbrengst prijzen. Bij voorzetting van de huidige prijsontwikkeling van de kosten, zullen de in komens op deze melkveehouderijbedrijven onder sterke druk komen te staan. Deze verwachting geldt indien de produktiviteit zich in het huidige tempo blijft ontwikkelen en de opbrengstprijzen niet worden aangepast. De publikatie kan worden besteld door overschrijving van 5,50 op postrek. No. 41.22.35 t.n.v. het L.E.I., Den Haag, onder vermelding „Publikatie 3.23". AAN de ontwikkeling van de zuivelsituatie zijn geen argumenten te ontlenen om met een aan tal kunstgrepen te trachten op grote schaal melkvee houders tot een overschakeling van melkproduktie naar vleesproduktie te bewegen. Drs. A. R. van Nes, directeur marktordeningsvraagstukken bij het minis terie van landbouw en visserij, verdedigde verleden week woensdag op het congres van de Nederlandse Bond van Veehandelaren te Maastricht deze stelling. Hij vond dat men het rundvleesbeleid op zijn eigen merites moet bezien en het moet blijven richten, zo als dat ook in de voorbije jaren is gebeurd, op de handhaving van een redelijk evenwicht tussen pro- duktie en afzetmogelijkheden, zonder al te veel kunst matigheden. Kennelijk oneens was hij het met hen die uit de inmiddels verdwenen boterberg de conclusie heb ben getrokken dat er in de zuivel sprake is van een structureel overschottenprobleem. Gedurende detyd waarin hij zich op het ministerie met landbouwprijs- politiek bezig houdt, zo vertelde drs. Van Nes, zijn er verschillende zuivelcrises geweest en tot nu toe is het evenwicht op de markt steeds weer langs natuur lijke weg hersteld. Drs. Van Nes kon dan ook niet akkoord gaan met het sterven van de Europese Com missie, die met verschillende voorstellen getracht heeft de overschakeling van melk- op vleesproduktie te bevorderen, laatstelijk met het voorstel, volgend jaar de melkprijs met twee procent, de oriëntatie prijs voor slachtrunderen met zeven procent te ver hogen. Veeleer stond hij aan de kant van de E.E.G.- ministerraad, inclusief de Nederlandse minister van landbouw, die tot nu toe zeer gereserveerd stond tegenover het streven der commissie. WELISWAAR moet de huidige E.E.G. 10 a 15 pro- cent van haar behoefte aan rundvlees uit in voer dekken ze voert jaarlijs ongeveer 600.000 ton rund- en kalfsvlees in maar die invoer is voor een groot gedeelte niet of niet zonder meer vervangbaar. Zestig procent ervan bestaat uit bevroren vlees en vlees voor de verwerkende industrie, slechts veertig procent uit vers en gekoeld vlees van uitstekende kwaliteit. De ruimte voor een uitbreiding van de pro- duktie van kwaliteitsvlees in de E.E.G. is dus slechts gering. Nog kleiner zal die ruimte worden als de gemeenschap uit tien landen gaat bestaan. Die ver grote gemeenschap zal namelijk, op basis van de hui dige produktie- en consumptiecijfers slechts vijf pro cent van haar rund- en kalfsvleesverbruik uit invoer hoeven te dekken: een hoeveelheid van slechts 300.000 ton. Daar komt bij dat de toetredende landen in de komende vijf jaar hun rundvleesprijzen met 50 a 75 procent moeten verhogen om op het prijspeil van de gemeenschap te komen; dat is niet bevorderlijk voor de ontwikkeling van het verbruik. PEN betekenende uitbreiding van de rund- en kalfsvleesproduktie zou volgens drs. Van Nes alleen verantwoord zijn als ze tot oorzaak zou heb ben een grotere vraag. En die wordt zeker niet in het leven geroepen door de belangrijke prijsstijging, die de Europese Commissie voor het jaar 1972/1973 voor stelt. Eerder zal door 2o'n verdere prijsstijging de vraag van de consumenten zich nog meer gaan rich ten op varkens- en pluimveevlees. Adv" >s van drs. Van Nes: Niet te veel kunstgrepen toepassen door verdere sterke verhoging van oriën tatie- en interventieprijs van rundvlees, maar bij voorkeur de natuurlijke ontwikkeling zijn gang laten gaan. Dit is dan niets anders dan een voortzetting van het beleid zoals dat de afgelopen jaren in de ge meenschap is gevoerd en dat gekenmerkt werd door een grote stabiliteit, geregelde groei van de produk tie, een daarmee corresponderende toeneming van de consumptie en met name voor Nederland een ver heugende ontwikkeling in het handelsverkeer in vee en vlees. Onze totale export van kalfsvlees is sinds 1965 gestegen met 65 procent, onze export van var kensvlees met 80 procent.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 11