Sterke en zwakke punten van Akkerbouw en Tuinbouw ten zuiden van de grote rivieren SAMENVATTING inleiding Ir. W. van Soest Direkteur akkerbouw-tuinbouw Ministerie van Landbouw en Visserij op Algemene Vergadering der ZLM 21 juni 1971 te Bergen op Zoom IVAET genoegen heb ik de uitnodiging om hier te komen spreken aanvaard. Dit mede omdat ik aan Zeeland, waar ik in de periode 19451953 onder het regiem van de heren Geuze, Dorst, Schlingemann en Lindenberg heb vertoefd, aangename herinnerin gen heb overgehouden. Aldus ir. W. van Soest, direk teur Akkerbouw-Tuinbouw van het Ministerie Land bouw en Visserij, in het begin van zijn inleiding over het onderwerp „Sterke er> zwakke punten van akker bouw en tuinbouw ten zuiden van de grote rivieren". U hebt mij gevraagd een inleiding te houden over de te verwachten perspectieven voor akkerbouw en de takken van tuinbouw, toegespitst op de situatie in het werkgebied van Uw organisatie. Akkerbouw en tuin bouw zijn in Den Haag bij elkaar gevoegd onder één directie en ik geloof dat ze van elkaar wat kunnen leren. De akkerbouw van de tuinbouw het voortbren gen van een tijdmatige produktie, de tuinbouw van de landbouw o.a. de schaalvergroting. Er zijn de laatste tijd veel structuurnota's versche nen, zoals de 4 x S van Noord-Brabant en de 1 x S van Zeeland. Ook op het Departement van Landbouw heeft men nota's opgesteld. Als men al die nota's sa men in een centrifuge doet, komt er wat uit en wat er uitkomt hoop ik U in een verkorte vorm te vertellen. Daarbij echter uitgaande van de filosofie, mij geleerd door een fruitteler uit W.N. Brabant, die zei: „Het enige dat voor mij vast staat is, dat er niets vast staat". Een ander waardevol gezegde herinner ik mij van mijn vroegere leermeester, de heer A. W. van de Plassche: „De toekomst is aan hen die zich op de toekomst voorbereiden". En tenslotte noem ik nog een uitspraak van Napoleon: „Fortuna zet zich niet op een gebogen schouder". Het met landbouwgewassen bebouwde areaal be droeg in 1949 900.000 ha en is in 1970 verminderd tot 700.000 ha, o.a. door omschakeling naar grasland. Jn 't algemeen gesteld een teruggang bij de granen en jammer genoeg ook bij de aanvullende gewassen als vlas en graszaad. Daarentegen een toename van rooivruóhten: aardappelen, bieten en uien en ook van conservengroenten. Het zuidwesten had altijd een intensief bouwplan, met naar verhouding veel hakvruchten. Sterke punten in dit gebied zijn o.a. de gunstige klimatologische om standigheden, goede bodem en bekwaam onder nemerschap in de ruimste zin des woordsl AARDAPPELEN NEMEN STERKE POSITIE IN Als we de belangrijkste gewassen de revue laten passeren, komen we in alfabetische volgorde eerst bij de aardappelen. Van de 700.000 ha bouwland wordt 160.000 ha, dat is 23 van het areaal, met aardappe len beteeld, die 30 van de produktiewaarde van de landbouw voor hun rekening nemen. Met toegevoeg de waarde van be- en verwerking meer dan 1.1 mil jard gulden. Het is een der belangrijkste en sterkste peilers van de akkerbouw geworden. Nederland is de voornaamste exporteur op de wereldmarkt. Dat voor al ook dank zij het feit dat men veen produkt kan leveren in grote hoeveelheden van uniforme, goede kwaliteit, eventueel naar wens gewassen en verpakt. En dat tegen concurrerende prijzen en met een goede service. Alles zal in het werk moeten worden gesteld om deze positie te handhaven en uit te breiden. Daarbij is de uitgangspositie sterk. Ons land heeft gunstige produktieomstandigheden, de ligging ten opzichte van de export (ook naar landen overzee) is voordelig, we hebben een actieve exporthandel, een goed ge outilleerde verwerkingsindustrie en ondernemers die aan de teelt veel aandacht besteden. Bij de afnemers is er ook sprake van een duidelijke schaalvergroting, zowel wat de handel in het verse produkt betreft als bij de industrie en de export. Dat brengt een vraag naar groter'e eenheden met zich mee. Gerekend kan worden dat aan de kwaliteit steeds hogere eisen zullen worden gesteld, waardoor bepaalde gebieden sterk in betekenis zullen afnemen, omdat ze hieraan niet kunnen voldoen. Nederlands kansen worden waarschijnlijk hierdoor gunstiger, doch dan zal men zich nog meer moeten toeleggen op teeltspecialisatie, waardoor men grote uniforme partijen kan leveren en de produktie moeten bunde len. Dat moet dan tevens leiden tot een betere af stemming van de produktie op de vraag krachten bundeling in alle fasen. Dus ook tot horizontale en verticale integratie van produktie, afzet en verwer king. Van bulkprodukt met vage herkomst en onbe kende bestemming moet de aardappel een kwaliteits- produkt worden met een stamboom. SUIKERBIETEN Om in Bergen op Zoom, het Mekka van de suiker biet, over de suikerbietenteelt te spreken vereist eni ge moed. Het gewas neemt 15 van de bouwland areaal in beslag en levert 20 van het akkerbouw- inkomen. Oppervlakte en produktie worden bepaald in het kader van de E.E.G. suikerregeling, waarbij Neder land een jaarlijks quotum krijgt toegewezen. Alge meen wordt verwacht dat in ons land een areaal van 90.000 a 100.000 ha gehandhaafd zal kunnen blijven. Zowel het peil van de teelt als het niveau van de verwerking bieden goede zekerheid voor het behoud van de teelt, als het beleid van Brussel althans niet ingrijpend wordt gewijzigd. Een nog betere afstem ming van de produktie op de afzet en verwerking kan de positie nog versterken. Ook zal gestreefd moe ten worden naar rassen die niet alleen een hoog sui kergehalte hebben, doch zich ook goed industrieel laten verwerken. GRANEN De granen vormen in de structuur van de akker bouw nog een onvervangbare sector, ondanks het lage saldi die ze geven. Rooivruchten en granen vul len elkaar aan, vooral uit het oogpunt van vrucht- wisseling en arbeid. Anderzijds behoren de granen klimatologisch gezien niet tot onze sterkste produk- ten. Mede daarom moet onverdroten worden ge speurd naar vervangende gewassen. Anderzijds zal de groep granen ook in de komende jaren van grote betekenis blijven. Men ziet de graanteelt wel eens als een restpost of bladvulling, maar gezien de om vang van het areaal zal de nodige aandacht aan de granen moeten worden besteed, o.a. door naar kwa liteitsverbetering te streven. We moeten trachten een zo goed mogelijke grondstof te leveren, wat in gun stige zin tot uitdrukking kan komen in een uitbeta- lingsprijs die in de goede richting afwijkt van de richtprijs. Een voorbeeld hiervan is de brouwgerst. Ook met tarwe worden momenteel pogingen onder' nomen om met behulp van betere rassen, CCC-be- spuitingen, een aangepaste stikstofbemesting, e.d. te komen tot een hogere bakkwaliteit. Mits voldoende grote, gelijkmatige partijen kunnen worden aangeboden kan dit wellicht enig prijsvoor deel opleveren. Dat is althans een mogelijkheid die men niet mag verwaarlozen. Overigens is het geen eenvoudige zaak, gezien de gehele markt- en han delssituatie. GRASZADEN Bij de aanvullende gewassen vormen de graszaden een belangrijk exportprodukt. Ze nemen 50 van de uitvoer van landbouwzaden voor hun rekening. Vooral Duitsland neemt veel af, op afstand gevolgd door Engeland. De teelt in Nederland is sterk terug gelopen, van 14.000 ha in 1964 tot 8.000 ha in 1968. Denemarken is een belangrijk teeltgebied voor Ne derlandse graszaadfirma's geworden. Het graszaad areaal bedraagt in dat land zelfs 35.000 ha. Opgemerkt kan nog worden dat in het buitenland meer dan 15.000 ha voor Nederlandse rekening wordt geteeld in verband met de lagere produktiekosten. Graszaad komt in het algemeen meer in trek. In verband met het toenemende streven naar zelfvoor ziening binnen de E.E.G. komen er grotere mogelijk heden. Wellicht ook voor de teelt in ons land. Er zal dan echter op grotere schaal geteeld moeten worden, want in ons land is dat gemiddeld 2 ha per bedrijf tegenover in bepaalde andere gebieden 7 ha. Ook zal extra aandacht aan het drogen en de transport moe ten worden besteed. De totale vlasinzaai in West-Europa wordt voor 1971 op ruim 60.000 ha geraamd, tegenover 52.000 ha in 1970. In Nederland liep het areaal terug van 30.000 ha in 1964 tot ca. 6.500 ha thans. Door het E.i^.G.- vlasbeleid en iets gunstiger prijzen kan er wat meer belangstelling voor de vlasteelt komen, als men er in slaagt tot verdergaande mechanisatie en rationa lisatie te komen, ook bij de verwerking. Daarbij kan ook van belang zijn of afzet van vlasprodukten in menggarens de toekomst wordt. MAIS Bij korrelmais en vooral snijmais zien we een ex plosieve ontwikkeling. De oppervlakte is in korte tijd opgelopen tót 20.000 ha. In de oostelijke en zuidelijke zandgebieden is veel belangstelling voor snijmais als ruwvoederprodukt voor de rundveehouderij. De afzet is dan op het eigen bedrijf of in de directe omgeving aan buren. In de akkerbouwgebieden biedt snijmais minder aantrekkelijks, in verband met het lage saldo en de transportkosten naar verder gelegen afzetge bieden. Ook voor korrelmais is er sprake van een stijgende animo, vooral in de zuidelijke helft van ons land. In Zeeland is naar schatting 1000 ha. De bege leiding van de korrelmaisteelt vindt plaats via mais- kernen in het kader van het O. en S.-fonds, wat ge zien kan worden als een goede zaak. Wellicht biedt ook suikermais voor verse consump tie kansen. De klimaatomstandigheden lijken in ons land gunstig. Er zullen problemen opgelost moeten worden wat betreft mechanisatie van het groen te oogsten produkt, terwijl er een integratie van pro duktie en afzet zal moeten plaats vinden. Van deze factoren zal het afhangen of de teelt zal slagen en welke omvang deze eventueel kan aannemen. Ten behoeve van een doelmatige produktie verdie nen een aantal omstandigheden voortdurend volle aandacht. De op de akker bouwbedrijven ver voort geschreden en nog steeds zwaarder wordende mecha nisatie stelt zware eisen aan de draagkracht van de bodem. Deze is vaak nog belangrijk te verbeteren door een goede detailontwatering. Op vele plaatsen zijn door waterschapswerken en cultuurtechnische werken in ruilverkavelingsverband in dit opzicht beterere omstandigheden geschapen. De vruchtbaarheid en struktuur van de bodem zal door de mechanisatie niet meer schade mogen lijden dan strikt noodzakelijk. Dit houdt in dat de werk zaamheden dienen te worden uitgevoerd binnen een beperkt aantal werkbare dagen. Steeds hogere eisen zullen daarbij gesteld worden aan bandenmaten van de te gebruiken zware machines en wagens. Daar naast zal aan groenbemesting alle mogelijke aandacht moeten worden besteed. Onder deze omstandigheden van volledige bodem en waterbeheersing is technisch een optimale akker bouw te realiseren. Daar waar het bouwplan inten siever wordt bijv. door het invoeren van groentege wassen met in verschillende gevallen twee teelten per seizoen, die snel moeten aanslaan, dient men voor de zekerheid beregeningsapparatuur bij de hand te hebben. Dit stelt tevens hoge eisen aan de watervoor ziening en de kwaliteit van het water. Deze tijd eist voorts produktie op grote schaal het geen weer zijn eisen meebrengt voor ontsluiting en verkaveling. In verkavelde gebieden zijn deze voor waarden voor de komende jaren wel weer vervuld. In nog niet verkavelde gebieden heeft men nog met tekortkomingen te kampen. Te kleine en soms te ver uiteen liggende percelen. De verwachting is dat voor uitstrevende boeren een oplossing kunnen realiseren door gebruik te maken van de ontwikkelingsregeling kavelruil. Dit kan leiden tot betere bereikbaarheid en grotere eenheden; oplossingen die eerder tot stand komen dan via een volledige ruilverkaveling. GROTE VERSCHILLEN IN UITKOMSTEN WANNEER de akkerbouwer al het mogelijke heeft gedaan om gunstige voorwaarden te scheppen voor de produktie, dan wordt van hem verder geëist dat hij een bekwaam teeltdeskundige is. Zijn streven zal gericht moeten zijn op een zo hoog mogelijke pro duktie per ha. Hij zal de teelt en opslag tot en met (Zie verder pag. 14).

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 13