Krachtvoer en krachtvoerdoseerinstallaties Jaarverslag 1969/1970 van Suiker Unie Beheer 9 J. G. A. MIES. Consulentschap voor de Akkerbouw en de Rundveehouderij te Zevenbergen. De Specialist Voedervoorziening. In de ligboxenstal wordt het krachtvoer bijna altijd geheel in de doorloopmelkstal tijdens het melken ver strekt. Bij deze methode van krachtvoer geven komen in de praktijk veel problemen voor die om een oplos sing vragen, n.l.: De verdeling van het krachtvoer naar gelang de hoogte van de melkgift. Moeten de droogstaande koeien wel of niet door de melkstal komen. Eisen waaraan een krachtvoerdoseerapparaat moet voldoen. Kwaliteit en hardheid van de brok. HOOG PRODÜKTIEVE KOEIEN RUIM AAN DE NORM VOEREN Om een hoge produktie te kunnen halen, is het no dig dat de melkkoeien vooral de eerste 2 a 3 maan den na het afkalven iets ruim aan de norm worden gevoerd. Uit praktijkwaarnemingen blijkt dat koeien die 20 a 25 kg melk per dag produceren onder nor male omstandigheden in de melkstal voldoende krachtvoer kunnen opnemen. Voor hoog produktieve dieren boven 25 kg melk blijkt de melktijd vooral in de dubbele tweestands- melkstal nogal eens te kort te zijn om voldoende krachtvoer op te nemen. In de visgraatmelkstal is dit gunstiger. KOEIEN MET EEN PRODUKTIE VAN 10—20 KG MELK PER DAG Het is beslist af te raden deze dieren boven de norm te voeren, met uitzondering van de vaarzen. In de praktijk krijgen koeien van 1020 kg melk dik wijls te veel krachtvoer, omdat de koeien te gemak kelijk over een kanfworden geschoren en in de melk stal te veel krachtvoer wordt verstrekt om ze rustig te houden. DROOGSTAANDE KOEIEN De droogstaande koeien vragen zeker de aandacht. Uit onderzoek is gebleken, dat aan droogstaande koei en in de laatste 2 a 3 weken voor afkalven een kracht- voergift van 2 a 3 kg per dag de beste resultaten geeft. In de eerste tijd van de droogstand kan het bes te gevoerd worden aan de norm van 510 kg melk, dit is afhankelijk van de conditie. Wanneer aan bovenstaande eisen, wat de kracht- voergift betreft, wordt voldaan is een belangrijke verhoging van de melkgift per koe mogelijk en is dit economisch een voordelige zaak. Dit extra krachtvoer kan aan het voerhek worden verstrekt, wanneer de droogstaande koeien in een aparte ruimte in de stal worden gehouden. In de praktijk komt het echter vrij veel voor dat de droog staande koeien met de melkgevende koeien door de melkstal gaan, waar dan het krachtvoer wordt ver strekt. Dit betekent echter een flinke daling van de melkcapaciteit (bij 40 koeien met 5 droogstaande 20 min/dag). Het bezwaar om de droogstaande koeien apart te houden, is het veelvuldig verzetten van af scheidingshekken. Daarom zijn gemakkelijk ver plaatsbare hekken noodzakelijk, omdat door de droog staande koeien apart te houden een veel hogere melk- prestatie wordt gehaald. AAN WELKE EISEN MOET EEN KRACHTVOERDOSEERAPPARAAT VOLDOEN? De eisen die gesteld kunnen worden hangen af van het systeem van doseren. half automatische apparaten. Hierbij wordt door draaien of trekken aan een han del, trektang of koord krachtvoer verstrekt. Uit praktij kwaarnemingen is gebleken, dat de af wijkingen tussen de apparaten wat de hoeveelheid krachtvoer per keer trekken of draaien betreft, klein zijn. Deze doseerapparaten zijn dus goed bruikbaar. Per keer trekken of draaien valt meestal 500 gram brok. Hieruit blijkt dat voor hoogproduktieve dieren vele malen' gedraaid of getrokken moet worden. Bij het geven van krachtvoer wordt in de praktijk meest al als volgt gewerkt: Bij het binnenkomen van de koeien in de melkstal wordt aan alle koeien een bepaalde hoeveelheid krachtvoer gegeven. Later wordt tijdens het melken nog krachtvoer bijgegeven. Aan de hoogproduktieve dieren omdat ze het nodig hebben en aan de laagpro- duktieve dieren die hun „rantsoen" al op hebben, om ze rustig te houden. Deze methode van werken heeft 2 nadelen n.l.: Ie. De laagproduktieve worden boven de norm ge voerd. 2e. We „maken" onrustige koeien. De koe die de brok op heeft weet namelijk heel goed dat, wan neer zij wat omkijkt en vervelend doet, nog wel brok bij krijgt. Om deze half automatische doseerinstallaties goed tot zijn recht te laten komen, moeten we op de vol gende punten letten: Per keer trekken of draaien moet "500 gram brok vallen. Tussen de apparaten onderling mogen geen afwij kingen voorkomen. Het bedienen van de apparaten moet gemakkelijk gaan. Bij voorkeur dient de bedieningsplaats van de do seerapparaten aan de ingang te zijn, waar de koei en binnenkomen. Het krachtvoer in één verstrekken bij het binnen komen van de koeien. Men weet dan hoeveel krachtvoer iedere koe krijgt en er wordt niet bo ven de norm gevoerd. De volautomatische doseerapparaten In het algemeen komt hierbij een vrij ingewikkeld aandrijf- en doseermechanisme voor. De kosten zijn belangrijk hoger dan van een half automatische do- seerinstallatie. Een juiste afstelling vooral voor lan gere tijd blijkt niet eenvoudig te zijn. Uit praktijkwaarnemingen kwam naar voren, dat tussen de apparaten in een en dezelfde melkstal af wijkingen voorkwamen van méér dan 100 In het algemeen wanen de afwijkingen bij de volautomati sche apparaten beduidend hoger dan bij de halfauto- matische. De volautomatische apparaten hebben de mogelijk heid om gedurende de gehele melktijd brok in kleine hoeveelheden te verstrekken. Dit vraagt voor de mel ker geen extra handelingen en de koeien blijven rus tig. Doordat de koeien langer in de visgraatmelkstal verblijven dan in een dubbele tweestands is de opna mecapaciteit geen beperking. EISEN AAN EEN VOLAUTOMATISCHE DOSERING Eenvoudige instelmogelijkheid wat hoeveelheid brok betreft en de tijd waarin deze brok valt. Geen afwijkingen tussen de apparaten ook voor langere perioden. KWALITEIT VAN DE BROK Hoe ingewikkelder de doseerapparatuur wordt, hoe hoger de eisen waaraan de brok moet voldoen. In de praktijk komt het nog maar al te dikwijls voor, dat tussen de brok veel meel zit. Dit veroorzaakt direct flinke afwijkingen bij het doseren terwijl de opname capaciteit door de koeien nadelig wordt beïnvloed. Ofschoon het voor de krachtvoerindustrie niet een voudig is om brok te persen die voldoende hard en smakelijk is, moet opgemerkt worden dat hierin nog veel verbeterd kan worden. Bovendien wordt kleine brok (o 56 mm) sneller opgenomen dan grove brok (b.v. 0 10 mm). HERKENNING VAN DE KOEIEN Wil men krachtvoer verstrekken naar behoefte dan is het noodzakelijk dat de veehouder elke koe kent en ook de produktie weet. Voor een goede veehouder met 3040 melkkoeien is het kennen van zijn dieren niet moeilijk. Bij grotere aantallen koeien moet naar andere herkenningsmogelijkheden worden uitgezien Een afdoende oplossing is hiervoor nog niet gevon den. Voorlopig lijkt het vriesbranden van nummers op de billen van de koeien nog het beste te voldoen. KRACHTVOER KOST OOK NOG GELD! In de praktijk is gebleken dat met de krachtvoer- dosering zéér „grof' wordt omgesprongen. Men zou soms gaan denken, dat krachtvoer geen geld kost. Ook moeten we goed bedenken, dat koeien melken in een doorloopmelkstal geen race is tegen de klok, doch dat aan goed en nauwkeurig doseren van kracht voer voldoende aandacht moet worden besteed. Wan neer men niet van plan is nauwkeurig te doseren heeft het totaal geen zin om grote investeringen te doen voor volautomatische krachtvoerautomaten. KRACHTVOERGIFT TIJDENS DE ZOMER Ook in de weideperiode wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van de doorloopmelkstal of door loopmelkwagen. Ook blijkt, dat op een groot deel van deze bedrijven de krachtvoergift tijdens de zo mer vrij hoog ligt. Wanneer echter over voldoende gras van goede kwaliteit beschikt kan worden is d^ voeder waarde van het gras bijna altijd toereikend voor een goede melkproduktie. Er zijn echter een groot aantal bedrijfsomstandig heden en andere faktoren zoals droogte, regenperio den of extreem zware veebezettingen die de kwali teit en ook de beschikbare hoeveelheid weidegras sterk beïnvloeden. Hier kan een aanvullende kracht- voergift rendabel zijn. Op bedrijven met een normale veebezetting per ha en een goed maai- en beweidingsplan moet met een\ minimum aan krachtvoer tijdens de zomer een goede melkproduktie mogelijk zijn. De coöperatieve vereniging Suiker Unie te Rotterdam heeft het jaarverslag 1969/1970 uitgebracht van de coö peratieve vereniging Suiker Unie Beheer. Zoals bekend is, werd op 16 juli 1970 een nieuwe coöperatieve vereni ging Suiker Unie met direkt lidmaatschap van individue le bietentelers opgericht, die via een omwisselingsaanbod de belangen verwierf in de vier coöperatieve verenigin gen, waarvan thans de gecombineerde jaarrekening wordt gepresenteerd. Deze gecombineerde jaarrekening heeft betrekking op de periode 1 oktober 196931 december 1970, derhalve een periode van 15 maanden waarin twee bietencampagnes vielen. De verlenging van het boekjaar was nodig in verband met de liquidatie van de vier coö peratieve verenigingen, waarmee de in 1966 aangevangen fusie tussen deze coöperaties is voltooid. De vergelijking met vorige jaarcijfers gaat moeilijk op, omdat de op 31 decemlber 1970 afgesloten balans een datum vrij onmiddellijk na de campagne (1970) betreft. Andere jaren droeg de balans een datum, die vóór de aanvang van een campagne lag. Dit laatste heeft uiter aard belangrijke gevolgen voor de balansposten „voor raden" en „schulden op korte termijn". De exploitatie rekening als ook de balans zijn bovendien beïnvloed door een aantal bijzondere posten die uit het omwisselings aanbod voortvloeiden, ingevolge dit aanbod werd tot een maximum jaan 35 ton per aandeel een bedrag van 10,per ton door leden in de campagne 1969 gelever de bieten op ledenrekening bijgeschreven. In totaal be loopt dit een bedrag van 20,3 miljoen. Op dezelfde wijze werd ten behoeve van Suiker Unie ƒ21,0 miljoen op ledenlening tegoed geschreven wegens op aandelen in de campagne 1970 geleverde bieten. Dit laatste bedrag werd aan de reserves onttrokken. Na het omwisselingsaanbod werden de nog te verre nen toeslagen aan aandeelhouders van de Verenigde Coöperatieve Suikerfabrieken te Dinteloord en de Coö peratieve Suikerfabriek en Raffinaderij te Puttershoek afgekocht voor 17,6 miljoen. Deze afkoop is ten laste van de exploitatierekening 1969/1970 gebracht. De suikerprodukties in het boekjaar 1969/1970 belie pen rond 444.800 ton in de campagne 1969 en 410.500 ton in de campagne 1970, in totaal derhalve 855.300 ton. De fabricagekosten (waarin onderhoud, afschrijvingen, algemene kosten enz. niet begrepen zijn) toonden per campagne grote verschillen. Deze kosten daalden van 8,46 per ton bieten in de campagne 1968 tot 8,08 in de campagne 1969, waarbij in beide cijfers (in afwijking van het vorige jaarverslag) voor alle fabrieken de in de pulp verwerkte melasse als fabricagekosten zijn meege teld. In de campagne 1970 trad een stijging op van circa 30 procent tot 10,46 per ton verwerkte bieten. Daarbij namen de energiekosten toe met percentages die boven het gemiddelde stijgingspercentage der fabricagekosten uitgaan. Het saldo van de exploitatierekening ad 4.373.000 is aan de reserves toegevoegd. Blijkens de balans beloopt na deze toevoeging het eigen vermogen 144,8 miljoen tegen 150,0 miljoen per 30 september 1969. De daling van het eigen vermogen wordt overtroffen door de stij ging van de schulden op lange termijn waaronder de schuld op ledenlening aan Suiker Unie ad ƒ21,0 miljoen. Een vergelijking van de vermogensposities per 31 decem ber 1970 en per 30 september 1969 toont aan dat het voor het bedrijfskapitaal beschikbare bedrag van 58,3 miljoen per 30 september 1969 steeg tot 85,7 miljoen. In het jaarverslag wordt herinnerd aan de kritiek van het bedrijfsleven, op de wijze waarop men in Brussel de kosten van de suikerregeling presenteerde. De Europese Commissie heeft publiekelijk de indruk gewekt, aldus het verslag, als zouden de restituties geheel ten laste van het Europese Landbouwfonds komen, terwijl er niet of onvoldoende op werd gewezen, dat de telers en fabri kanten daarvan een aanzienlijk deel terugbetalen in de vorm van produktieheffing op halfvette suiker. Het aantal leden van de nieuwe Suiker Unie bedraagt thans 9.433, die samen 61.414 aandelen in de coöperatie bezitten. Het bestuur kondigt aan, dat in het jaarverslag van de nieuwe coöperatieve vereniging Suiker Unie dat op de periode 16 juli 1970 tot 30 juni 1971 betrekking heeft meer aandacht aan de diversificatie zal worden be steed. Reeds nu kan, aldus het bestuur, worden opge merkt dat de resultaten van de deelnemingen alleszins bemoedigend zijn.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 9