Schoondijke,
's Gravenpolder en
Mansholt
Openingsrede
9
VERKLARING VAN DE VOORZITTER
VAN DE KRING WEST ZEEUWS-VLAANDEREN
DER ZLM
Meneer de Voorzitter,
In verband met de nogal ruime publiciteit die de
kring West Z.-Vlaanderen der ZLM afgelopen week
end is ten deel gevallen, voel ik mij toch wel gedron
gen dienaangaande een nadere verklaring af te leg
gen.
De uitleg die aan door het kringbestuur van de
ZLM in West Zeeuws-Vlaanderen verzonden brieven
•op de toogdag van de CBTB West Nederland is ge
geven, vraagt om een nadere toelichting omtrent de
juiste feiten.
Wij kunnen ons namelijk niet aan de indruk ont
trekken dat aan de interpretatie van deze brieven de
onzekere gevoelens, door de omstandigheden inge
geven, ten grondslag ligt.
Het is begrijpelijk dat de voorzitter van de kring
West Zeeuws-Vlaanderen de behoefte had op deze
algemene vergadering te reageren op datgene wat
vorige weck blijkens de persverslagen door de
heer Mansholt en van C.B.T.B.-zijde is opgemerkt.
Wij hebben ons beraden of onzerzijds ook een nadere
verklaring noodzakelijk zou zijn, omdat de naam van
de ZLM in zijn algemeenheid in het geding geacht kan
worden.
Afgezien van het feit dat de kring West Zeeuws-
Vlaanderen haar standpunt zeer goed zelve kan uit
eenzetten, hebben wij ons afgevraagd welke betekenis
een verdere uitdieping van onze standpunten zou kun
nen hebben anders dan het nader toespitsen van
tegenstellingen.
We weten immers uit recente ervaringen dat in
bepaalde situaties de heer Mansholt zijn emoties
slecht beheerst. Het oordeel over deze zelfbeheersing
van de heer Mansholt en over het peil van zijn vorige
week gedane uitlatingen laten wij graag aan een ieder
zelfstandig over.
Om tot een juiste beoordeling te kunnen komen,
lijkt het ons dienstig, de originele tekst van de brie
ven hier te vermelden.
Ie. De brief aan de CBTB
Mijne Heren,
Uiteraard met dank voor uw uitnodiging voor de
Toogdag te Schoondijke op 18 juni, delen wij U het
volgende mede.
Gezien de recente uitspraken van de heer Mansholt
t.a.v. het werk van de standsorganisaties en zijn op
stelling met betrekking tot de continuïteit van de
Nederlandse land- en tuinbouw, heeft het bestuur
geen behoefte, van uw uitnodiging gebruik te maken.
Namens het bestuur,
Hoogachtend,
w.g. M. C. Risseeuw, sekr.
Het besluit van het ZLM-kringbestuur om van deze
uitnodiging geen gebruik te maken, houdt niet in, dat
wij hun het recht ontzeggen, welke spreker dan ook
uit te nodigen.
Dat wij motieven aanwezig achten, om geen prijs te
stellen op een aanwezig zijn bij het optreden van de
heer Mansholt, staat daar volledig buiten.
Uitgebreide motiveringen waarom, doen in het
kader van deze uiteenzetting eigenlijk minder ter zake.
Maar wel willen wij erop wijzen, dat het prijsbeleid
der E.E.G. vele collega's stof tot overdenking geeft.
Belangrijker in dit verband is nog dat ten tijde van
deze uitnodiging de gehele georganiseerde landbouw
in de E.E.G. met de heer Mansholt had gebroken naar
Overigens het zijn niet de eersten de besten die ook
al het voorwerp zijn geweest van deze wijze van be
naderen van de heer Mansholt. Met name kunnen ge
noemd worden Professor Boon en zijn Belgische Boe
renbond alsmede de Duitse Boerenbond.
Dat in deze opsomming ook de krvng West Zeeuws-
Vlaanderen der ZLM gevoegd kan worden, plaatst
deze kring niet in slecht gezelschap.
Wat wij hopen is dat het ons niet overkomt dat één
onzer gasten op een dergelijke wijze een andere orga
nisatie benadert als vorige week kennelijk is gebeurd.
Wij zouden daarmede in verlegenheid gebracht zijn.
Tot de kring West Zeeuws-Vlaanderen, haar voor
zitter en bestuur, zouden wij willen opmerken dat wij
deze kring kennen als een verdraagzame, tot samen
werking bereid zijnd onderdeel van onze ZLM.
Wij, maar ook velen buiten onze sfeer, kennen de
integriteit van haar voorzitter en zijn instelling in het
algemeen.
Daarom ook zijn wij gegriefd en hebben wij er be
hoefte aan te verklaren dat wij achter U staan.
aanleiding van zyn uitlatingen over de onjuiste voor
lichting der organisaties.
Het kringbestuur heeft dan ook voor de eer be
dankt, niets meer, maar ook niets minder.
2e. De brief aan het Bestuur van
de Landbouwpraktijkschool
Mijne Heren,
Het bestuur van bovenvermelde Kring heeft er in
haar vergadering van 26 mei j.l. haar bevreemding over
uitgesproken, dat de Landbouwpraktijkschool beschik
baar gesteld wordt voor de ontvangst van de heer
Mansholt.
De gepropageerde uitstoot van ondernemers in de
land- en tuinbouw, vindt zij in lijnrechte tegenspraak
met doelstelling en de continuiteit van de school, voor
al voor de toekomst.
De mogelijkheid van ongunstige publiciteit rondom
het bezoek van de heer Mansholt acht zij ook voor de
school niet gewenst.
Het Kringbestuur acht zich als partij in de Stich
ting niet gelukkig met uw besluit en zou in dit geval,
waar het om een bijzondere gebeurtenis gaat, voor
overleg zeker op prijs gesteld hebben.
Namens het bestuur,
Hoogachtend,
w.g. M. C. Risseeuw, sekr'.
Wij wijzen er in de eerste plaats op, dat deze brief
niet gericht is aan de CBTB, noch aan de heer Mans
holt.
De Kring West Zeeuws.-Vlaanderen draagt door het
afvaardigen van bestuursleden in de Stichting Prak
tijkschool mede verantwoordelijkheid voor het wel en
wee der school en dit is mede bepalend geweest voor
het doen uitgaan van dit schrijven aan het bestuur der
Praktijkschool.
In de tweede plaats willen wij wijzen op de strek
king van dit schrijven. Een schrijven waaruit onze
verontrusting ten aanzien van mogelijke ongewenste
konsekwenties van deze beschikbaarstelling in dit ge
bied blijkt.
Onze verontrusting is gezien de gebeurtenissen ge
grond geweest en het is verstandig geweest dat de
CBTB zelve het besluit heeft genomen de Toogdag te
verplaatsen.
Dat deze brief op deze wijze gebruikt is, namelijk
op een plaats waar het niet thuishoorde en in een
interpretatie die de bedoelingen van de Kring geweld
aan doen, heeft ons zeer teleurgesteld.
Over de uitlatingen, die daarbij door de heer Mans
holt zijn gebezigd staan wij perplex.
Met betrekking tot een eventuele medewerking aan
het aktiecomité wijzen wij er ten overvloede op, dat
wij als ZLM hierbij niet betrokken zijn geweest.
Meneer de voorzitter:
„Wat ik heb gezegd, heb ik gezegd, en wat staat ge
schreven blijft geschreven". Er is ook reeds gesteld:
Men heeft ons verkeerd begrepen. Ik hoop dat men ons
ditmaal goed heeft begrepen.
VERKLARING VAN DE VOORZITTER DER ZLM NAAR AANLEIDING VAN DE UITLATINGEN VAN DE
HEER MANSHOLT
(Vervolg van vorige pag.)
zich intussen door medewerking aan één der vele
rapporten gebonden hebben aan één bepaalde stel-
lingname.
Ongetwijfeld zal in de nieuwe ontwikkelingsschets
de gewenste bevolkingsontwikkeling hopelijk aan de
hand van een aantal alternatieven centraal staan.
Het zou ons niet verbazen wanneer de wenselijke
lijn zou uitmonden in minder omvangrijke industriële
concepties dan tot voor kort als wenselijk werd aan
genomen.
Het onlangs uitgekomen rapport van de Rijks Pla
nologische Commissie het paarse boek geeft
hiertoe al duidelijke aanwijzingen met cijfers die ten
aanzien van de noodzakelijke zeehaventerreinen op
aanmerkelijk lager niveau liggen dan tot nu toe als
juiste blik op de toekomst werd aangenomen.
Ongetwijfeld moet een verdere discussie over
laat staan uitwerking van het ontwerp streekplan
Oost Zeeuws-Vlaanderen op meer richting in de be
leidslijn wachten.
ONTWERP-STREEKPLAN
Toch willen we nog enkele opmerkingen maken
naar aanleiding van de totstandkoming van dit ont-
werp-streekplan, opmerkingen evenwel gericht op de
algemene aspecten die hierbij aan de orde zijn.
Dit ontwerp-streekplan is namelijk een bepaalde
keuze. Een keuze gemaakt, niet door een beleidsin-
stantie, maar door een Commissie, namelijk de Pro
vinciale Planologische Commissie. De ons inziens wel
belangrijke vraag is of dit juist is. Hoe is een dergelij
ke commissie namelijk samengesteld, toch zeker op
een betrekkelijk toevallige wijze, zowel wat discipli
nes alsook wat vertegenwoordiging der sectoren be
treft. Belangrijker is evenwel of men weet vanuit
welke achtergronden en beschouwing ieder lid der
commissie reageert wanneer men beleidskeuzen voor
gelegd krijgt. Oordeelt men vanuit het algemeen be
lang of uit dat van eigen discipline? Het is duidelijk
dat men op deze wijze de verwarring in huis haalt.
Men mag immers niet verwachten dat in het stadium
na de openbaarmaking van het ontwerp de minder
heid van de commissie zijn mond houdt in de ver
dere discussie, danwel dat bij diegene die zich alge
meen opstelde de eigen discipline het zwijgen is op
gelegd.
De fout zit mijns inziens in het feit dat men een
commissie, die met brainstorming moet zijn belast,
in plaats van het uitwerken van alle alternatieven,
opdraagt een keuze te doen uit door het beleid reeds
beperkte keuzemogelijkheden.
Een tweede keuze in dit verband is de opstelling
van de zijde der natuurbescherming. Hoewel juist
binnen landbouw de wil om te luisteren naar datgene,
wat uit deze kring als wenselijk en noodzakelijk
wordt geacht, groot is, gezien de directe band en his
torische taak die men voelt, begint in onze kring
steeds meer wrevel te ontstaan over de benadering
en de stijl van het gesprek, die van die zijde betracht
wordt. Het komt namelijk steeds meer voor dat het
stempel uniek of bijzonder, leidt tot de stellingname
dat het hiermede aan het aardse gewriemel en be
langenafweging is onttrokken en onschendbaarheid
geniet. Het is een benaderingswijze die, z ^deze ef
fect zou sorteren, snel aangeleerd wordt door an
deren.
RUIMTELIJKE ORDENING
Een kwestie waarvan we weten waar we staan, we
hebben in onze kring overigens nooit getwijfeld, is
die der afsluiting der Oosterschelde.
We zijn verheugd dat er een duidelijk rapport van
de zijde van Prov. Waterstaat van Zeeland ligt, waar
in alle argumenten nog weer eens goed gerangschikt,
nader worden besproken.
Ook is duidelijk gebleken dat aan de belangrijke
milieuhygiënische aspecten alle aandacht wordt be
steed en alle beschikbare deskundigheid is ingezet.
De discussie is voor ons gesloten.
Tenslotte, vergadering, wordt ons werkgebied stéeds
meer betrokken bij de problematiek rond de tweede
nationale luchthaven. Ook vorig jaar moesten we
hierover spreken naar aanleiding van rapporten en
uitlatingen van deskundigen, die het oog op West-
Brabant hadden laten vallen. Nu is het de provincie
Noord-Brabant zelve, die kortgeleden in een nota
van Gedeputeerde Staten heeft laten merken dat men
om het maar voorzichtig uit te drukken een
kandidatuur van West-Brabant niet afwijst.
Wij willen niet treden het is ook onze taak niet
in de competitie tussen Amsterdam en Rotterdam,
het lijkt een soort AjaxFeijenoord, over de vraag
in wiens invloedssfeer een eventueel nieuw vliegveld
moet komen.
Wel lijkt ons de Noord-Brabantse stap een wat
vroegtijdige opstelling, waarbij het ons bovendien
voorkomt dat er, ook als men zich pe se tot Noord-
Brabant wil beperken, meerdere gebieden zijn die
in aanmerking komen, met name als men meer naar
de Belgische grens schuift.
Ook in deze problematiek is ons na informatie op
gevallen dat in de vele commissies waarbij met
name het resultaat van de Commissie-Falkenhage
toch eerst gezien de nationale taakstelling moet wor
den afgewacht alle deskundigen zich inmiddels al
gebonden hebben en ingekaderd zijn.
HANDHAVING BEZWAREN
Wij handhaven onze bezwaren uit een oogpunt
van ruimtelijk beleid tegen een situering in West-
Brabant. Afgezien hiervan komt bij ons de vraag naar
voren of men alle konsekwenties ten aanzien van de
werkgelegenheid wel heeft overwogen, dit mede ge
let op alle andere plannen, ten aanzien van indus
trialisatie, die men kennelijk wil realiseren. Indien
men bij de bezwaren dan nog die van de geluidshin
der voegt, vragen wij ons af of Nederland bouwers
in zee bij uitstek niet öf een tweede Maasvlakte
voor dit doel kan realiseren óf het noordelijke deel
van het IJsselmeer de gedachte Petri kan ef
fectueren.
Wij zullen aan de hand van de te verwachten rap
porten bezien welke stappen wij als georganiseerde
landbouw in deze kwestie moeten ondernemen.
Als organisatie sluiten we in deze vergadering in
materiële zin een goed organisatiejaar af. Ik meen
dat wij ook anderszins over een bevredigende periode
mogen spreken, mede als we letten op de moeilijke
periode waarin we zitten. Immers in zo'n tijdvak ziet
men vaak een kortsluiting tussen bestuur en leden
ontstaan.
Het verheugt het bestuur dat overgegaan kon wor
den tot uitbreiding van de voorlichting van onze
ZLM, omdat hiermede de leden beter bijgestaan kun
nen worden en het contact met secretariaat en be
stuur verder kan worden uitgebouwd.
De service die wij als ZLM onze leden kunnen bie
den gevoegd bij de veelheid van taken op het belan-
genbehartigend terrein maakt de ZLM een funktio-
neel geheel.
De basis van het werk blijft evenwel het vertrou
wen der leden, ook in 1971.