erwten en stamslabonen voor conserventeelt. Het areaal steeg van 75 ha in 1965 tot 736 ha in 1970. Ook de toe nemende belangstelling voor de teelt van korrelmais kan in dit verband als gunstig worden beschouwd. PROGNOSES EN KNELPUNTEN Voor de periode van 1970 tot 1975, wordt in het rap port uitgegaan van de volgende veronderstellingen: 1. De arbeidskosten zullen met minstens 50 stijgen, terwijl de opbrengsten ook zullen toenemen, doch meer door een hogere produktie dan door hogere prijzen. 2. Doordat de kosten meer zullen stijgen dan de op brengsten, wordt de rentabiliteit van de bedrijven bedreigd. Deze bedreiging kan alleen door de onder nemer worden afgewend door een toenemende arbeidsproduktiviteit. Voor de noodzakelijke diepte investeringen is echter veel geld nodig en de finan ciering zal bij een hoge rentevoet ook in de toekomst moeilijk zijn. 3. De grondprijzen zullen in onze provincie relatief hoog blijven wegens bestemming voor o.a. recreatie, haven- aanleg en industrie. 3. In de eerstkomende jaren zal er in de sectoren buiten de landbouw voldoende werkgelegenheid zijn om de vrijgekomen arbeidskrachten op te vangen, dit mede doordat verwacht mag worden dat de welvaart wat betreft handel, nijverheid en ddenstverlening zich gunstig ^al blijven ontwikkelen. 5. De voortzetting van het huidige landbouwbeleid zowel nationaal als in de E.E.G. vormt mede de basis voor de verwachte ontwikkeling. Binnen de beperking van deze uitgangspunten worden als belangrijke ontwikkelingen verwacht, dat het grond gebruik weinig verandering zal ondergaan, doch dat het areaal cultuurgrond verder af zal nemen met ca. 3500 ha en in 1975 nog omstreeks 130.000 ha zal bedragen. Het aantal door mannen bezette aantal arbeidsplaatsen zal met 5 per jaar afnemen en in 1975 nog ongeveer 9000 bedragen. Het aantal grondgebruikers zal met 25 dalen, waardoor het aantal verkleind zal worden van 8355 tot ca. 6350. Deze bedrijfsbeëindiging zal ziqh grotendeels voltrek ken in de grootteklasse 15 ha, alsmede in de grootte klasse 510 ha. In mindere mate ook in de klassen van 1020 ha en groter. De gemiddelde bedrijfsgrootte zal hierdoor stijgen van 16 ha in 1970 tot 20 ha in 1975, wat in feite onvoldoende is. Wanneer de huidige afvloeiing zich in de volgende 5 jaar voortzet, zullen in totaal ongeveer 2700 arbeids plaatsen in de landbouw worden verlaten. Voor een deel betreft dit ouderen; naar schatting zal slechts 60 in AANBEVELINGEN De technische en economische begeleiding van de ondernemers zal vooral gericht worden op goede ondernemers met perspectiefbiedende bedrijven. Daarbij zal speciaal aandacht nodig zijn voor bedrijven die zich ontwikkelen door vergroting. Bedrijven met een onvoldoende bedrijfsom vang en rentabiliteit dienen niet te worden gestimuleerd tot verdere intensivering. Vak manschap, ondernemerschap en financiële draagkracht zijn doorslaggevend bij de advi sering inzake voortzetting of beëindiging van het bedrijf. Voor goede ondernemers op perspectiefbieden de bedrijven zou een kredietregeling op aan trekkelijke voorwaarden in een behoefte voor zien en vérdere bedrijfsaanpassing bevorde ren. Grote waarde dient voorts in dit verband te worden toegekend aan fiscale maatregelen (commissie Van Soest), de ontwikkeling van een Grondbank en herziening van de pacht- wetgeving. Een verdere bundeling van het aanbod van een aantal produkten verdient de voorkeur boven een versnipperd aanbod. De producent dient zonodig de verwerking en de afzet van zijn produkt te organiseren, teneinde een groter deel van de consumentenprijs te kun nen verwerven. De verticale integratie dient met kracht te worden bevorderd in het belang van een regel matige produktie en een bevredigende prijs. Speculatieve uitbreidingen kunnen daardoor worden beperkt en produktie en kwaliteit kunnen beter worden afgestemd op de vraag. Een goede voorlichting en begeleiding bij af vloeiing uit de landbouw, alsmede bij de keuze van scholing of opleiding voor een ander be roep, zullen een belangrijke bijdrage kunnen leveren in moeilijke omstandigheden. De landbouw zal zich moeten hoeden om door ingrijpende maatregelen op het gebied van planologie, milieuhygiëne en esthetica te wor den beperkt in zijn mogelijkheden. Dergelijke maatregelen, die een gezonde ontwikkeling van de bedrijven belemmeren, dienen slechts in gezamenlijk overleg met de georganiseerde landbouw te worden getroffen. Blijken zij on vermijdelijk dan is een passende vergoedings regeling noodzakelijk. Werktuigen en machines zullen in de toekomst steeds groter en zwaarder worden. Dit stelt hoge eisen aan de grond. Daarom zal meer aandacht moeten worden besteed aan de detail-ontwatering. Ook de bekalking en groenbemesting verdienen plaatselijk meer aandacht. De ontwikkeling in de rundveehouderij is voor al afhankelijk van de toepassing van goed kope, eenvoudige en flexibele bouw en in richting van nieuwe bedrijfsgebouwen, die zo mogelijk in samenwerking worden geëxploi teerd. Hierbij dienen bedrijfseconomische as pecten te prevaleren. In het belang van de melkveehouders dient een verdergaande concentratie in de verwer king en de afzet van de melk bevorderd te worden. dan mogelijkheid tot opvoering van de arbeidspro duktiviteit en zal leiden tot verdere afvloeiing van arbeidskrachten. Tegelijk bevat deze ontwikkeling kansen voor groei naar grotere bedrijven. Bij bedrijfsaanpassing en bedrijfsovername geeft de financiering steeds meer problemen. Een tekort aan eigen vermogen van de ondernemer zal er vaak oor zaak van zijn dat noodzakelijke investeringen en be drijfsovername niet kunnen worden gerealiseerd. De jaarlijkse rente- en aflossingsverplichtingen vormen waarden. Momenteel is de positie van de produceren de boeren te zwak en te weinig gebundeld om tegen over de beter georganiseerde kopers een krachtige positie te kunnen innemen. Hierin zal verandering moeten komen. Indien de huidige ontwikkeling zich over een langere periode voortzet, zal het aantal bedrijfsopvolgers dat nodig is om het ouderlijk bedrijf in de jaren 1900 2000 voort te zetten, betrekkelijk gering zijn. Voor het middelbaar land- en tuinbouwonderwijs zal er aanmerking komen voor ander werk. Dat zou dan neer komen op 325 arbeidskrachten per jaar. AFZET, FINANCIERING EN BEROEPSKEUZE Tenslotte een aantal belangrijke opmerkingen betref fende samenwerking, afzet, de financiering en de voor opleiding voor toekomstige ondernemers. De noodzaak tot kostenbesparing en de grote capa citeit van de werktuigen zullen ertoe bijdragen dat steeds meer bedrijven gaan samenwerken. Dit biedt een zo zware last, dat er een te gering verteerbaar inkomen voor het gezin overblijft! Een steeds groter deel van de produktie zal plaats vindien in overleg met de handel en afzetorganisaties of verwerkende industrie. Daardoor zal de produktie meer doelgericht kunnen plaats vinden en kunnen kwantiteit en kwaliteit beter worden afgestemd op de vraag. Het houdt echter ook in, dat het afnemende deel vrije produktie aan grote prijsschomimelingen onderhevig zal zijn. Een kernpunt bij de integratie is de vaststelling van de prijs en de verdere voor- daarom op middellange termijn slechts plaats zijn voor één school. De definitieve keus om zelfstandig ondernemer te wor den mag in de toekomst niet op een jeugdige leeftijd worden gemaakt. Gezien de zeer hoge eisen waaraan de ondernemer moet kunnen voldoen is een MAVO- of HAVO-vooropleiding, die gevolgd wordt door een middel bare- of hogere land- of tuinbouwschool een gebiedende eis. De E.V.T.O.-cursus verdient een ruimere belangstel ling.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 11