Nachtvorstschade
in de
tuinbouw
Onkruid
en ziektebestrijding
in enkele
tuinbouwgewassen
1
Door zware nachtvorst is eind april vooral aan het
fruit veel schade berokkend, alsook o.a. aan aard
beien en vroege aardappels. Het is nog niet mogelijk
een volledig beeld te vormen, omdat het nadeel per
bedrijf en per streek veel uiteenloopt en ook omdat
het verdere verloop van de bloei en vruchtzetting moet
worden afgewacht. Wel kan worden vastgesteld dat
Zeeland er naar verhouding vrij goed is afgekomen.
Zeker wanneer men vergelijkt met oost en midden N.
Brabant, Limburg, Utrecht en de Betuwe.
HET NOORDEN VAN DE E.E.G.
Volgens voorlopige berichten die ons bereikten, is de
sohadie beperkt tot het noordelijk gedeelte van de E.E.G.,
dus het noorden van West-Duitsland (o.a. Das Alte Land
bij Hamburg), Nederland, België en het noorden van
Frankrijk. In de belangrijkste fruitcentra, namelijk de
Po-vlakte en Zuid Tirol in Italië, alsmede het zuiden van
Frankrijk schijnt geen nachtvorst te zijn opgetreden. Men
verwacht daar een goede oogst.
In Zeeland is er plaatselijk schade bij appels en peren,
doch over het geheel genomen zal dat een beperkte
invloed hebben op de oogstgrootte. De peren hebben niet
overdadig gebloeid, doch meer dan na de grote oogst van
vorig jaar werd verwacht. De vruchtzetting laat zioh in
eerste instantie gunstig aanzien. De pruimen werden
plaatselijk ernstiger getroffen. Ook bessen liepen soms
nogal nadeel op, evenals vroege aardappels en vroege
aardbeien.
PEREN HET ZWAARST GETROFFEN
Elders in ons land is soms veel oneer schade, vooral
in het rivierkleigebied (Betuwe, Utrecht) en delen van
Noord-Brabant en Limburg. Vooral de peren kregen het
zwaar te verduren. Vaak was er geen goede bloem meer
te vinden. Ook de appels kwamen er niet ongeschonden
van af, doch de bloei is zo overdadig, dat men op de
meeste bedrijven toch nog een redelijke tot zelfs nog
normale oogst verwacht.
In België heeft het vooral gespannen in de belangrijke
centra het Hageland en rond Sint Truiden. Ten noorden
van de laatste plaats is de schade het ergst, ten zuiden
van Sint Truiden schijnt het nadeel vaak mee te vallen.
Zeer belangrijk is ook in België de hoogteligging. Laag
gelegen percelen (in de dalen) hadden vanzelfsprekend
het meest te lijden. Vooral daardoor ziet men op korte
afstand grote verschillen. Voorlopig verwacht men dat
de appels toch nog een vrij goede oogst zullen geven,
althans alles door elkaar gerekend. Er zullen echter een
aantal percelen zijn met een minimale produktie.
Van de peren verwacht men een aanzienlijk kleinere
oogst dan normaal. De bloei was al matig, waarna begin
maart door de late wintervorst eerst een aantal knoppen
bevroren zijn en vervolgens eind april dus de nachtvorst
de resterende goede knoppen grotendeels uitschakelde.
Vaak is direct na de nachtvorst gespoten met gibberel-
la. Bij Precose, Du rond eau en Conference zijn de bomen
momenteel nog vaak goed bezet met vruchtjes, die van
binnen zwart zijn. De vraag is wat die vruchtjes uitein
delijk doen. Volgens Belgische ervaringen kan de Duron-
deau nog vrijwel normale vruchten geven en men rekent
zelfs dat dit ras nog zwaar gedund zal moeten worden.
De Conference kan ook nog een redelijke oogst geven,
doch met veel afwijkende vruchten: kleiner, vaak
banaanvormig. De Hardy biedt een uiteenlopend beeld:
soms nog goed (veel minder bevroren dan Conference),
soms slecht. De Cornice is er op veel bedrijven nog het
beste vanaf gekomen, waarschijnlijk door de latere bloei.
AFWACHTEN
Er kan nog van alles gebeuren, dus het zou voorbarig
zijn al conclusies te trekken. Voorlopig ziet het er naar
uit dat de perenoogst in Nederland en België aanzienlijk
kleiner zal zijn dan „normaal", wat uiteraard van veel
invloed kan zijn voor de prijs. De indruk is dat Zeeland
en West Noord-Brabant een gunstiger beeld tonen dan
vele andere centra. De nachtvorstschade bij de appels
zal waarschijnlijk slechts van beperkte omvang zijn.
A. v. O.
H. J. MANDERSLOOT
F. VADER.
Consulentschap voor de Tuinbouw,
Goes
De meeste groentegewassen kun
nen aangetast worden door diverse
soorten insecten en ziekten. Het is
van groot belang dat deze tijdig en
goed worden bestreden, niet alleen
om opbrengstderving te voorkomen,
maar ook om een produkt met een
goede kwaliteit af te kunnen leve
ren. Daarnaast is het in diverse ge
wassen mogelijk om een chemische
onkruidbestrijding uit te voeren.
Op de mogelijkheden bij de voor
Zeeland van belang zijnde gewas
sen willen we hier wat nader in
gaan.
KNOLSELDERIJ
Onkruidbestrijding: Middelen: linuron (AAlinuron
of Afalon) 1lVz kg/ha; Maloran 23 kg/ha.
Genoemde middelen hebben een gelijkwaardige
werking. Er kan het beste gespoten worden als de
planten weer aan de groei zijn. De grond heeft dan
gelegenheid om weer te bezakken. Het is geen be
zwaar, als er al klein onkruid staat. Slechts als er
grasachtige onkruiden verwacht worden, is het beter
om vlak na het planten te spuiten.
Bladvlekkenziekte. Deze schimmelziekte wordt ook
wel roest genoemd. De bestrijding kan gebeuren met
een maneb/tin middel. Het is aan te raden om reeds
op het plantenbed vlak voor het optrekken van de
planten een bespuiting uit te voeren. Verder op het
gewas in augustus en september, afhankelijk van het
weer, enkele malen een bespuiting uitvoeren.
Bladluizen. Diverse soorten bladluizen kunnen in
knolselderij veel schade aanrichten, vooral in een
droge, warme periode. De schade bestaat uit a) zuig-
schade; b) overbrengen van virusziekten. Vooral met
het oog op het overbrengen van virusziekten, zoals
üiet in 1970 berucht geworden komkommermozaïek-
virus, is het gewenst om een intensieve luisbestrij-
ding uit te voeren. Hiermee moet reeds begonnen
worden op het plantenbed. De bestrijding kan het
meest effectief uitgevoerd worden met een langwer-
kend systemisch middel. Zodra de planten aan de
groei zijn moet met spuiten worden begonnen en
daarna verder regelmatig, d.w.z. elke 2 a 3 weken,
worden herhaald. Men moet dus niet wachten tot er
veel luis op de planten zit.
Wantsen. Deze steken in de hartblaadjes, waardoor
deze niet meer verder groeien en zwart worden. Als
ondanks een intensieve luisbestrijding zoals boven
genoemd toch wantsen optreden, moet een extra be
spuiting worden uitgevoerd met Undun.
KOOL (spruitkool, sluitkool, boerenkool)
Onkruidbestrijding. Kcrt na het zaaien kan gespo
ten worden met Ramrod. (70 gram per are). Na het
uitplanten kan eveneens van dit middel gebruik
worden gemaakt. Het moet dan gespoten worden op
onkruidvrije grond. Na het planten kan ook gespoten
worden met Semeron (1IVz kg/ha). Dit middel kan
gebruikt worden als er al kleine onkruiden staan en
heeft ook enige bodem werking. In een droge tijd is
het bedrijfszekerder dan Ramrod en tevens ook goed
koper. Het mag niet gespoten worden bij zonnig weer.
Koolvlieg. De koolvlieg legt zijn eitjes aan de voet
van de koolplanten, de maden die hier uit komen
vreten aan de wortels en stengels. In sommige gebie
den van Zeeland, waar weinig kool verbouwd wordt,
valt de aantasting na het uitplanten wel mee. Het is
echter altijd aan te raden om op het zaaibed een be
handeling uit te voeren. De volgende middelen zijn
voor de bestrijding geschikt:
Op het plantenbed voor het zaaien inwerken: per
m2: 4 gram Birlane of Sapricon granulaat 10 of:
4 gram Phytosol granulaat 7,5
Na het uitplanten, gieten aan de voet van de plant,
per plant 100 m.l. van een oplossing, die per 10 1. wa
ter bevat: 40 m.l. Birlane 25 10 m.l. Phytosol 50
of 25 m.l. Nexagan 40
Het handigst kan dit worden toegediend met een
rugsproeier, waarvan de sproeidop is verwijderd. Van
genoemde middelen kan ook een strooipoeder of gra
nulaat worden gebruikt, maar dit komt aanzienlijk
duurder uit en is in een droge periode minder be-
drijfszeker. Soms wordt ook gebruik gemaakt van de
z.g.n. dompelmethode. De wortels worden dan vlak
voor het planten gedurende één minuut gedompeld
in een oplossing van 10 m.l. Phytosol op 10 liter wa
ter. Er moet dan zoveel mogelijk grond aan de wor
tels blijven zitten. Deze methode heeft het risico van
groeiremming van de planten. Men moet dan ook al
leen goed afgehard plantmateriaal gebruiken. Overi
gens heeft men met deze methode ook meer proble
men met de organisatie van het werk, omdat nog een
man extra beschikbaar moet zijn.
Rupsen en luis. Deze insecten kunnen gecombi
neerd worden bestreden. Het best kan hiervoor ge
bruikt worden Thiodan (1,5 kg/ha) of Nexagan (1,5
1/ha), gemengd met een langwerkend systemisch
luisbestrijdingsmiddel. Bij vroege spruiten, waar nog
een aantasting van koolvlieg in de spruitjes ver
wacht kan worden (wormstekigheid) kan het best
half augustus gebruik worden gemaakt van Nexagan.
De bespuitingen tegen rupsen en luis mceten regel
matig, d.w.z. elke 2 a 3 weken worden uitgevoerd, dus
men moet niet wachten tot men aantasting consta
teert omdat men dan altijd te laat is. Ook het plan
tenbed moet goed in de gaten worden gehouden. Het
is gewenst om enkele keren, en in ieder geval een
paar dagen voor het optrekken van de planten, een
bespuiting uit te voeren.
Slakken. Diverse soorten slakken kunnen veel
schade doen, vooral in spruiten. Men moet hiertegen
tijdig een bestrijding uitvoeren, vooral langs de sloot
kanten. Dit kan het best gebeuren met Mesurolkor-
rels (35 kg/ha).
PREI
Onkruidbestrijding. Na het zaaien kan gespoten
worden met Ramrod. (70 gram per are). Na het uit
planten, als er nog geen onkruid staat, kan het goed
koopst gewerkt worden met simazin (rt 1 kg per ha).
Als er reeds klein onkruid staat kan gebruik worden
gemaakt van Caniparol (1,5 kg per ha) of Aresin
(1,5 2 kg per ha).
Bladvlekkenziekte. In prei kunnen verschillende
soorten bladvlekkenziekten optreden. Zodra men de
eerste verschijnselen ziet, moet men spuiten met een
maneb/zineb middel.
Preivlieg. De prei- of uievlieg legt zijn eitjes bij de
jonge plantjes. De maden die hieruit komen vreten
zich in de planten, waardoor deze afsterven. Dit kan
worden voorkomen door een zaadbehandeling met
Phytosol of een grondbehandeling voor het zaaien
met Phytosol granulaat 7,5 (4 gr/m2), Birlane of
Satecron granulaat 10 7r (4 gr/m2), BWirlane granu
laat 5% (8 gr/m2) of Basudïne granulaat 5,5 7r (10
gr/m2).
Preimot. Veel schade kan aangericht worden door
het rupsje van de preimot. Deze vreet gangen in de
bladeren tot in het hart van de plant, die daarna kan
gaan inrotten. Het treedt vooral op in augustus
september. Zodra men de eerste aantasting ziet moet
men spuiten met parathion (1,5 1/ha) of Basudine
(2 1/ha). Het is gewenst om een extra uitvloeier toe
te voegen en veel water te gebruiken. Deze bespui
ting moet enkele keren worden herhaald.
STAMSLABONEN
Onkruidbestrijding. Tussen zaaien en opkomst kan
worden gespeten met Ivorin. (4%7% kg/ha). Om
van de contactwerking van dit middel te profiteren
kan het best enige dagen voor opkomst worden ge
spoten. Het is echter gebleken dat verschillende ras
sen van stamslabonen zeer gevoelig zijn voor Ivorin,
vooral op humusarme, lichte grond. O.a. de rassen
Probabine, Dubresco, Corene en Imfala zijn zeer ge
voelig. Overigens zijn stamslabonen in zijn geheel veel
gevoeliger dan bruine bonen. Als men Ivorin wil ge
bruiken moet men regelmatig diep zaaien.
Ongeveer 10 dagen na opkomst kan (hoewel niet
zonder risico!) gespoten worden met Ivosit. (3 kg/ha).
Dit moet met veel water en een grove druppel wor
den gespoten, in de avond als de bladeren schuin van
de stengel afhangen.
Bonevlieg. De made van de bonevlieg vreet het
groeipunt van de kiemende boon kapot, zodat alleen
de zaadlobben boven de grond komen (papen) en de
plant niet verder kan groeien. Hiertegen kan het
zaad worden ontsmet met AAtifon, Nexion of Phyto
sol zaadbeschermer.
Bladluis. In sommige jaren kunnen bladluizen veel
schade doen in bonen. Een tijdige bestrijding is ge
wenst. Dit kan worden uitgevoerd met systemische
middelen of parathion. (2 kg/1 per ha.)
Vlekkenziekte. Op de stengel en de bladeren ko
men donkere, ingezonken vlekken voor, waarna de
bladeren afvallen. Ook op de peulen komen vlekken.
De laatste jaren zijn verschillende resistente rassen
in de handel gekomen. Zodra de eerste vlekken wor
den waargenomen spuiten met 4 kg zineb of maneb.
(niet spuiten bij warm, zonnig weer), de bespuitin
gen om de 1014 dagen herhalen.
WITLOF
Onkruidbestrijding. Vlak voor de opkomst spuiten
met Gramoxone of Reglone (3 1/ha). Op niet te lichte
grond kan dit gemengd worden met Chloor-IPC (2 1/
ha). Bij veel regen na het spuiten kan door de CIPC
schade ontstaan.
(Zie verder volgende pag.)