PI
VERZEKERINGSINSTELLINGEN
VAN DE ZLM
W" zijn dus uitgesproken voorstander van het slui
ten van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen en
dan voor alle meewerkende gezinsleden in het bedrijf'
Dan pas kan men spreken van een afgeronde dekking
tegen ziekte en ongeval.
DE ONGEVALLENVERZEKERING
VOOR INZITTENDEN
(~WER dit onderwerp schreven wij ai herhaalde
malen. Het feit echter, dat agenten en ook
onze eigen vertegenwoordigers (zij het niet voor de
ZLM!) de P.O. inzittenden als een machtig verkoop
artikel ervaren noopt ons nogmaals over deze vorm
van verzekering te schrijven. Aan een artikel destijds
van 20 januari 1967 behoeven wij eigenlijk weinig toe
te voegen*. Ons standpunt is in dat opzicht niet ge
wijzigd en de omstandigheden evenmin.
Over de noodzaak van het afsluiten van een onge
vallenverzekering voor inzittenden (afgekort P.O. in
zittenden) voor personenauto's blijkt in de praktijk
nog steeds misverstand te bestaan. Mogelijk wordt
in dit opzicht niet altijd de juiste voorlichting gegeven
en ontstaan daardoor de misverstanden.
Wij willen daarom trachten deze kwestie nog eens
duidelijk te stellen. Het gaat hier om de vraag of de
autobezitter/bestuurder die vrij regelmatig passagiers
in zijn auto meeneemt er voor moet zorgen, dat alle
passagiers tegen het risiko van ongevallen zijn gedekt.
Men leest immers dagelijks in de krant over dode
lijke ongevallen, ernstig letsel, armen- en beenbreuk
etc.
Het risiko van autorijden is groot en wordt met de
dag groter. Om deze reden zou iedere autobezitter
wel verplicht zijn, althans zeker moreel, een ongeval
lenverzekering voor inzittenden te sluiten!
IS DAT ZO?
|S het zo, dat iedere autobezitter wettelijk of in ieder
geval moreel verplicht is een dergelijke verzeke
ring te sluiten? De P.O. inzittenden is een zgn. zitplaat
senverzekering gesloten voor 4 zitplaatsen, inclusief de
bestuurder dan zijn de passagiers plus de bestuurder, wie
dat ook zijn, dus eigen gezinsleden, familie, buren, ken
nissen of vreemden tegen het ongevallenrisiko met de
auto gedekt. Dit klinkt goed!
Nu de dekking; deze kan variëren maar een gangbare
dekking is toch veelal: per zitplaats 15.000,bij over
lijden en 30.000,bij blijvende invaliditeit. Een der
gelijke dekking kost u dan een premie van 45,
per jaar. Een bedrag, dat te overkomen is en waar men
ogenschijnlijk een aardige dekking voor heeft. Dus af
sluiten maar?
WAT ons betreft zijn er een aantal bezwaren of wat
zachter uitgedrukt een aantal opmerkingen te
maken.
Ie. Dit soort verzekeringen biedt slechts een zeer be
perkte dekking tegen het ongevallenrisiko. Immers
men moet per se met de auto een ongeval over
komen óm aan deze verzekering wat te hebben.
Voor onze zelfstandige ondernemers in land- en tuin
bouw dus een volkomen onvolledige dekking.
2é. De hoogte van de dekking is in het bovengeschetste
geval ö.i. te beperkt. Dat is b.v. 30.000,indien
de meerijdende jongeman tengevolge van het auto
ongeval blijvend invalide wordt? Nu kan men rede
neren, dat, hoewel de dekking niet hoog is men toch
beter iets dan niets kan hebben! Bovendien zijn
hogere dekkingsbedragen te verzekeren; alleen is
de premie dan ook hoger.
IS DE NOODZAAK AANWEZIG?
W hebben dikwijls de neiging op deze vraag met
een pertinent „neen" te antwoorden. Wij willen
overigens n,iet misverstaan worden. Iedere autobezitter
imoet zijn auto tegen wettelijke aansprakelijkheid ver
zekeren. Dit is sinds 1 januari 1965 wettelijk verplicht
met uitzondering voor de principieel bezwaarden.
Deze W.A. verzekering biedt ook dekking ten opzichte
van de inzittende passagiers, mits dit geen eigen gezins
leden of familieleden zijn, waarvoor men de onderhouds
plicht heeft. Dit betekent, dat wanneer door uw grove
nalatigheid of schuld zich een ongeval met de auto voor
doet waardoor inzittende passagiers letsel bekomen de
financiële consequenties reeds gedekt zijn op grond van
de lopende W.A. verzekering. Niet in alle gevallen zal
de W.A. verzekering het ongevallenrisiko van de passa
giers dekken, b.v. in die gevallen, waarin de rechter in
hoogste instantie de bestuurder niet aansprakelijk acht.
In het kort gezegd mag dus gesteld worden dat men via
de normale W.A. verzekering reeds gedekt is tegen het
ongevallen risiko van de inzittende, mits men daarvoor
ook werkelijk wettelijk aansprakelijk wordt geacht. Dit
is o.i. al zeer belangrijk.
Er resteert dus dat ongevallenrisiko van de inzittende
derden waarvoor men wettelijk niet aansprakelijk wordt
geacht. In zo'n geval kan de morele aansprakelijkheid
een rol gaan spelen. Het ligt er tevens aan of deze mede
passagier iemand is, die zelf goede voorzieningen tegen
zijn ongevallenrisiko heeft getroffen of dat het toevallig
iemand is die het er zelf nooit voor over heeft gehad
voor dekking van zijn ongevallenrisiko premie te beta
len.
Verder resteert dan het eigen gezin; de man, vrouw
en kinderen, waarvoor uiteraard reeds een goede zieken
huisverzekering moet lopen.
DENK OM EEN ARBEIDSONGESCHIKTHEIDS
VERZEKERING
Wat de man zelf betreft, er van uitgaande, dat hij
zelfstandig ondernemer is. is het duidelijk dat hij niet
kan volstaan met een P.O. inzittendenverzekering. Hij
loopt n.l. buiten het autorijden om* zoveel ongevallen
risiko, dat hij tegenover zijn gezin wel verplicht is, vooral
in de huidige tijd, een arbeidsongeschiktheidsverzekering
te sluiten. Deze laatstgenoemde verzekering biedt n.l.
dekking tegen het ongevallen- en ziekterisiko in en buiten
bedrijf. Of men met de auto een ongeval overkomt of van
de hooizolder valt, een klap van een koe krijgt of be
kneld raakt tussen de landbouwmachines, griep krijgt of
een ernstige ziekte maakt geen verschil. Nogmaals, het
is duidelijk dat de zelfstandige ondernemers deze ar
beidsongeschiktheidsverzekering moet hebben en weinig
doet met een onvolledige ongevallenverzekering als be
stuurder van een auto.
Vanzelfsprekend ligt de premie van een arbeidsonge
schiktheidsverzekering vele malen hoger dan van een
P.O. inzittende, maar dan heeft men ook werkelijk een
dekking! Voor de meewerkende zoons en dochters in het
bedrijf geldt precies hetzelfde als hierboven voor de
ondernemer is omschreven.
Men zou ditzelfde verhaal ook kunnen doortrekken
voor moeder de vrouw. Immers wanneer haar een onge
val overkomt of ziek wordt moet het huishouden gerund
worden. Een plaatsvervangster voor haar is veelal een
kostbare zaak.
GOED OF NIET GOED
TEGEN ONGEVALLEN GEDEKT
Wij realiseren ons echter wel, dat dit voor velen een
veel te zware financiële belasting zou betekenen. Een
P.O. inzittendenverzekering sluit men, gezien de premie,
veel gemakkelijker. Men realisere zich dan echter goed,
dat dit een zeer onvolledige ongevallendekking is. Laat
men in een gesprek nooit zeggen „Ik ben tegen het risiko
van ongevallen gedekt", indien men daarmee een P.O.
inzittendenverzekering bedoelt!
Heeft men in de praktijk echter geen geld over voor
een werkelijke goede verzekering dan kan uiteraard het
halve ei, in de vorm van een P.O. inzittendenverzekering
beter zijn dan een lege dop.
Of wanneer men wel goede voorzieningen tegen ziekte
en ongeval voor het gezin heeft lopende en men sluit
daarnaast als aanvulling een P.O. inzittendenverzekering
is er van onze kant evenmin bezwaar.
GEEN KOPPELVERKOOP
Waar wij wel ernstig bezwaar tegen hebben is dit dat
in de praktijk bij het afsluiten van een W.A. of all-risks-
verzekering op een auto metéén maar een P.O. inzitten
denformulier ondier de neus van de autobezitter wordt
geschoven. Wij zouden dit een zgn. koppelverkoop wil
len noemen.
Wat er dan allemaal rondom de P.O. inzittenden ver
teld wordt door agenten is ons wel duidelijk. Als belang
rijk verkoopargument wordt dikwijls aangevoerd, dat de
P.O. inzittende even noodzakelijk is als de W.A. verze
kering. Dit is een leugen.
De P.O. inzittendenverzekering is geen absoluut nood
zakelijke verzekering omdat u voor de mede-passagier
(derden) reeds via de W.A. verzekering een dekking hebt.
Wettelijk zit u rond. U laat zich dus geen P.O. inzitten
denverzekering verkopen als zijnde een absoluut nood
zakelijke verzekering.
Let wel, we zeggen niet, dat de P.O. inzittende een vol
komen overbodige verzekering is. Een P.O. inzittende sluit
u echter als aanvulling op uw reeds goede voorzieningen
of omdat deze goede voorzieningen voor u onbetaalbaar
zijn. Wij hopen met dit artikel een bijdrage te hebben
geleverd om de P.O. inzittende op zijn juiste betekenis
te beoordelen!
de L.
ROND is veel te duur voor de boer. Dat is een
stelling waartegen, dachten wij, niet veel men
sen zullen opkomen. Het prijspeil van landbouwgrond
staat sedert 1 januari 1963 op een zodanig niveau dat
iemand die grond moet kopen om op te boeren er niet
op kan rekenen er een cent op te verdienen. In de
eerste jaren na de opheffing van de prijsbeheer sing
(op die eerste januari van 1963) lag de rente maar
ongeveer op de helft van wat ze op het ogenblik is.
De landbouwprijzen waren niet minder. Toen kon
men nog wel eens iets verdienen bij uitbreiding van
zijn bedrijf, door aankoop van grond. Iets, schrijven
wij, en dan bedoelen we wat er staat. Op veel winst
door uitbreiding viel ook toen niet te rekenen. Door
de stijging van de rentevoet is het de laatste paar jaar
groting, door koop.
helemaal mis met het rendement van bedrijfsver-
Toch blijven de prijzen op hetzelfde hoge peil. Soms
denken wij wel eens, als wij verkoopcijfers onder ogen
krijgen dat er de laatste tijd van een lichte daling
sprake is. Of dit werkelijk het geval is, valt niet ge
makkelijk vast te stellen want de markt in grond is
heel anders van structuur dan die van aardappelen
of eieren. Elk geval ligt verschillend. Vast staat wel
dat er geen sprake is van een enigszins belangrijke
prijsdaling! En is dit wel binnen afzienbare tijd te ver
wachten? Dat zouden wij allemaal graag willen
weten! Het antwoord wordt echter pas door de toe
komst gegeven. Beschouwingen hierover zijn zuiver
speculatief. Wij zullen er hier niet aan beginnen.
J?EN andere vraag is, hoe het toch komt dat bij de
lage rentabiliteit van het landbouwbedrijf, bij
de lage inkomens van de boeren, de grond zo duur is
geworden en tot nu toe zo duur is gebleven.
Over deze vraag gaat de redevoering die Dr. J. de
Hoogh op 2 april 1.1. heeft gehouden bij aanvaarding
van zijn ambt als buitengewoon hoogleraar in de agra
rische economie aan de Vrije Universiteit te Amster
dam. Deze rede draagt de titel „De economische bete
kenis van landbouwgrond".
Verschillende meningen over de oorzaken van de
huidige grondprijzen worden daarin in kort bestek,
maar op duidelijke en deskundige wijze, besproken.
Er wordt op gewezen dat wij hier niet met een typisch
Nederlands verschijnsel te doen hebben. Het doet zich
in vele geïndustrialiseerde landen voor. Wij weten dit
wel, maar wij zijn wel eens geneigd dat bij onze be
schouwingen over de prijzen te vergeten. Het is daar
om goed weer eens te lezen, dat het ook wat dit punt
betreft gaat om een internationaal probleem.
Prof. De Hoogh stelt dat de invloed van factoren
gellegen buiten de landbouw in het algemeen gering
is. Wel kan door de vraag voor niet-landbouwkundige
doeleinden in bepaalde gebieden een prijsstijging op
treden, maar dat geeft geen verklaring voor de hoge
prijzen in gebieden met een zuiver agrarische bestem
ming.
In Nederland zijn het wel onteigende boeren die
het hoge prijspeil naar boven beïnvloeden. Deze doen
dat dan echter om toch maar boer te blijven. Een agra
risch doel dus waarvoor men koopt.
De landbouivpolitiek is volgens sommigen de boos
doener. Volgens Dr. De Hoogh gaat van de landbouw
politiek wel enige stimulans op de prijzen van de
grond uit, maar is het beslist niet zo dat de sterke
stijging daardoor verklaard wordt. Daarvoor is de in
vloed van de landbouwpolitiek op de rentabiliteit van
de landbouw beslist niet groot genoeg. Naar onze
mening is dit volkomen juist.
rrrAT is dan wel de belangrijkste oorzaak van de
hoge grondprijzen? Volgens Prof. De Hoogh is
dit gelegen in de sterke vraag bij een te klein aanbod.
Als hij er niet meer van zei, zou U zeggen, dat dat
vanzelf spreekt. De oorzaak van de sterke vraag en
van het te kleine aanbod worden echter ook aange
geven.
De vraag ontstaat doordat het inkomen dat per man
in de landbouw behaald kon worden steeds gedaald is.
De vraag naai landbouwprodukten houdt geen gelijke
tred met de stijging van het algemene welvaarts
niveau. Relatief blijft de vraag echter. De technische
ontwikkeling doet de landbouwproduktie sterk om
hoog gaan. Hogere produktie bij achterblijvende
vraag betekent daling van prijzen en derhalve van
inkomens. Eerst wordt dit opgevangen door afvloeiing
van vreemde arbeidskrachten en meewerkende ge
zinsleden. Als echter het eenmansbedrijf voor die ene
ook geen voldoende inkomen meer oplevert, kan al
leen bedrijfsvergroting de oplossing brengen.
ZIET aanbod van landbouwgrond stijgt echter niet
zo snel. De pachtwetgeving brengt mee dat een
aantal ondernemers geen last heeft van de prijs
stijging van de grond als gevolg van de pachtprijs-
beheersing en zijn rechten op verlenging.
Bovendien zijn er een aantal oudere ondernemers
die wel boer moeten blijven, ook al hebben ze een
laag inkomen, omdat hun aanleg en opleiding het hen
op hun leeftijd niet mogelijk maken van beroev te
veranderen.
Hier liggen de oorzaken van het huidige grondprijs-
peil. De zwaarte van het probleem blijkt o.i. wel dui
delijk uit de door Prof. De Hoogh gegeven analyse. Eén
punt nog.
Aan het slot van zijn rede wijst hij op het feit dat
tot dusverre weinig aandacht is besteed aan de functie
van de landbouw als beheerster van ons leefmilieu, als
luchtzuiveraar en verzorger van ons stelsel van
waterbeheersing. Dat dient te veranderen. Bij de be
schouwing van maatschappelijke betekenis van de
landbouw zal ook het accent moeten komen te liggen
op deze functie die voor ieder van belang is.
Daar zal ieder van u het wel mee eens zijn!
PAAUWE.