Brussel en de concurrentie vervalsing WAT gaat er nu gebeuren? Besloten is in de eerste plaats dat zodra gemeenschapssubsidieregelingen voor te moderniseren bedrijven, producentengroeperingen en dergelijke gaan geldien, bepaalde soorten nationale steunmaatregelen verboden zijn, n.l. die „strijdig zijn met de doelstellingen" van de gemeenschapsregelingen. Wel een logisch en duidelijk beginsel, de praktijk moeten we afwachten. Dan is in de tweede plaats vastgesteld dat de Commissie gaat doen wat ze volgens het Verdrag ver plicht is te doen, n.l. nationale steunmaatregelen onder zoeken en zonodig ertegen optreden. Nieuw is dat nader is vastgesteld hoe de Commissie daarbij te werk moet gaan. Ze moet zich aan de volgende richtlijnen houden: Ze moet globaal aangeven wat nog wel past bij het ge meenschappelijk landbouwbeleid. Als het gaat om steun bij investeringen moet ze die proberen gelijk te trekken. En al het andere, wat invloed heeft op de produktiekos- ten dat is dan overigens niet veel meer moet wor den afgeschaft. Excursie ZLM Hoofdbestuur rond het O.Z.-Vlaamse land 4 CÉN van de belangrijke onderdelen van de nieuwe oriëntering van de gemeenschappelijke land bouwpolitiek is de aanpak van de concurrentieversto rende nationale steunmaatregelen. Een onderwerp dat van Nederlandse kant steeds sterk naar voren is geschoven. Wij menen, en vaak terecht, bij het voortschrijden van de gemeenschap pelijke markt- en prijspolitiek een soort vlucht in na- Tonale subsidie- en steunmaatregelen te hebben kun nen constateren. Terwijl het EEG-verdrag toch vrij dui delijk stelling neemt tegen steunmaatregelen, die on verenigbaar zijn met een eenheidsmarkt, is er waar schijnlijk geen terrein waar de natuur sterker is ge bleken dan de leer. Wat het steunbeleid betreft, kan men eigenlijk zonder meer stellen dat Brussel tot nu toe heeft gefaald. Trachten we te antwoorden op de vraag waarom het dan toch zo moeilijk is om er iets aan te doen, dan moeten we op een aantal punten wijzen. Zo bijvoor beeld op de gewone politieke druk waarvoor een na tionale regering wel eens zwicht. Denk aan de premie per koe die de Franse regering in moest voeren na de rebellie in juni 1968. Het achterblijven van het be leid buiten de landbouw speelt een rol: opwaardering van de Duitse mark en schadeloosstelling voor de Duitse boeren. Welke invloed heeft een bepaalde sub sidie op kostprijs en marktprijs van een eindprodukt (b.v. subsidie op verbetering van fokvee)? Wat is de praktische uitwerking overigens? Overal stelt men meer of minder strenge voorwaarden en grenzen aan subsidieverlening. En tenslotte, mogen achtergebleven gebieden en sectoren niet wat extra worden geholpen? C THEORIE EN PRAKTIJK |N het EEG-verdrag lijkt wel redelijk voorzien te zijn in een gemeenschappelijke aanpak van allerlei na tionale steun. Wat de concurrentie vervalst, is verboden, behalve sociale hulp en maatregelen bij rampen. Bepaalde steunmaatregelen zijn nuttig en dus verenigbaar met ae gemeenschappelijke markt, b.v. steun voor sterk achter lijke streken en voor zaken van gemeenschappelijk be lang. De Ministerraad zou hiervoor volgens het Verdrag nadere regels moeten stellen. De EEG-Commissie zou voortdurend alle steunmaatregelen moeten onderzoeken. Als een lid-staat een steunmaatregel nieuw invoert of wijzigt, moet het dat tijdig in Brussel melden. De Com missie kan altijd aanmerkingen maken en als een lid staat ongehoorzaam is, wordt hij voor het Hof van Justi tie gesleept. Aldus de theorie. Wat in de praktijk van dat „voort durende onderzoek" naar voren kwam, stipten we hier boven al aan. Indertijd! is de Commissie op aandrang van minister Biesheuvel begonnen aan een algemeen onder zoek van alle steunmaatregelen in de land- en tuinbouw. De bedoeling was om vast te stellen wat toegestaan zou zijn, wat niet mocht en verder wat tot op zekere hoogte zou mogen. Het overleg hierover verzandde compleet. Met grote fantasie wisten de partners aan hun subsidies steeds weer zo'n draai te geven, dat ze als uitzonderlijk of onschuldig moesten worden beschouwd. Toen in de jaren 1967 en 1968 die gemeenschappelijke basisregelin gen voor de voornaamste produkten werden opgesteld, ontstond nieuwe hoop op optreden tegen concurrentie vervalsing, maar ook deze bleek ijdel. Deze zaak pro- dukt voor produkt aanpakken valt ook niet mee, want bepaalde landen zijn dan eerder slachtoffer dan een an der. Elk land heeft wel wat boter op het hoofd, of het wordt er wel dik opgelegd door andere! Van de verschillende bijdrageregelingen van ons O.- en S.-fonds weten onze partners best wel wat af. Het ver weer dat het gaat om beperkte aantallen proef- of start objecten helpt niet altijd, want elders kennen ze andere, evenzeer beperkende maatstaven. BAND MET STRUCTUURBELEID werd het gaandeweg duidelijker, dat alleen maar een bevredigende aanpak van de nationale steun maatregelen kon worden verkregen als éie aan de op bouw van een E.E.G.-structuurbeleid werd gekoppeld. De theorie is dan dat in dezelfde mate waarin gemeen schappelijk geregelde en meegefinancierde subsidies e.d. worden ingesteld, afbraak van de bestaande nationale steun kan worden verlangd en bevolen. Zo is die zaak dan ook de laatste jaren door Nederland gesteld geworden. Minister Lardinois verzwaarde van zijn kant het ontwerp-pakket van socio-structurele be sluiten met de eis van een doelmatig steunbeleid. In COPA-standpunten stond steeds dat tegelijk EEG-struc- tuurbeleid en EEG-beleid inzake de steunmaatregelen moest worden gevoerd. In de diverse plannen-Mansholt kwam dat niet uit de verf. Bij de voorstellen inzake sub sidies aan ontwikkelingsbedrijven of aan producenten groeperingen werd gesteld dat de landen nog vijf jaar dezelfde soort eigen maatregelen mochten handhaven; pas daarna zou een verbod of gelijktrekking volgen. H. IN. L. I. Minister Lardinois heeft (bereikt, dat in de aanvaarde resolutie over het EEG-structuurbeleid die paragraaf over het steunbeleid in de landbouw strakker is geformuleerd. Enige genoegdoening is inderdaad verkregen. Er is een bewustere aanpak van de nationale steunmaatregelen mogelijk gemaakt. NIET HELEMAAL DODE MUS Men zou kunnen veronderstellen dat het met de activi teit van de Commissie wel weer niet zo'n vaart zal lopen. Daarom is het interessant, dat de Commissie voor dat hele onderzoek met eventueel optreden een tijdschema door de Raad opgelegd heeft gekregen. Volgens die ka lender moeten de prodiukten achtereenvolgens in vier groepen worden afgehandeld. Vóór 1 januari 1972 fruit, glastuinbouw, groenten en suiker, vóór 1 juli 1972, melk, rundvlees, varkensvlees, eieren en pluimvee, vóór 1 januari 1973 granen, wijn, tabak en visserij en vóór 1 juli van dat jaar de rest. Volgens deze kalender zal dus b.v. de Nederlandse stookolievoorschotregeling wel gauw voor de bijl komen. Ook verder zullen we hier en daar nog wel eens verrast zijn als we merken, welke maat regelen de Commissie op de Nederlandse lijsten opvoert. Er is nog één bepaling te vermelden, die helaas weer de deur wat openzet voor zekere nationale acties. Zoals bekend wilde de Ministerraad niets weten van door de EEG meebetaalde inkomenstoeslagen. Maar wel zullen de landen zelf tijdelijk (vijf jaar) „overgangsmaatregelen" mogen treffen voor boeren, die jonger zijn dan 55 jaar en die verder van geen enkele EEG-structuurregeling kunnen profiteren. Enfin, er kan in elk geval beter aan gepakt worden wat de storende nationale steunmaat regelen betreft. Helemaal dood is de mus niet waarmee we ons blij kunnen maken. Maar of hij nu gauw weg vliegt? STRUIKENKAMP. JTEN prachtige zonnige middag begeleidde de leden van het ZLM Hoofdbestuur bij de tocht door het O. Z.-Vlaamse land, waar het voorontwerp Streekplan O. Z.-Vlaanderen de laatste tijd zoveel beroering heeft gewekt. En zo rijdend door de prachtige in lentetooi ge hulde polders kan men zich eens te meer afvragen waar om deze plannen op de nu voorgestelde wijze op papier gezet zijn. De geplande industriële ontwikkeling kan niet anders dan het leefklimaat en het prachtige landschap scherp aantasten. En hoe het dan in de toekomst mogelijk zal kunnen gaan bleek te meer door het bezoek dat het bestuur bracht aan het Belgische grensgebied waar een dergelijke situatie reeds in wording is. Het Land van Waes tegen het industriegebied Kallo, de in aanbouw zijnde atoomcentrale te Doel met aan de overkant van de Westerschelde de immense industrieën, het lijken de voorboden van hetgeen O. Z.-Vlaanderen in de naaste toekomst te wachten staat! Geen wonder dat de georga niseerde landbouw tegen dat voorontwerp streekplan is. Al moet gezegd worden dat de vergoeding van 35, de m- die de Belgische eigenaar gebruiker voor zijn grond blijkt te ontvangen in bepaalde gevallen niet ver smaad zal worden. Wat is echter geld als je je vak dat je lust en leven is niet meer kan uitoefenen? Via Kieldrecht en de Koningin Emmapolder werd naar het veelbesproken natuurgebied het „Verdronken land van Saeftinge" gereden en kon op de dijk het geheel overzien worden. Voor recreatie een ontoegankelijk en levensgevaarlijk gebied en alleen als vogelbroedplaats blijkbaar onvervangbaar. Dan maar liever hier de ge plande industrie, dan het eventueel toekomstige indus triegebied te Ossenisse, waar te Zeedorp op de dijk een goede indruk werd verkregen als daar een 2300 ha pri ma landbouwgrond zou moeten verdwijnen. HET einde van de tocht was de mouterij te Klooster- zande van de Fa. Menu. Interessant voor de akker bouwers in het gezelschap die met eigen ogen konden volgen hoe de brouwgerst tot mout voor de bierbrouwe rijen wordt verwerkt. Mouterij Menu verwerkt hoofd zakelijk brouwgerst afkomstig uit het Z.W. kleigebied, die per auto of schip wordt aangevoerd. De haven van Walsoorden met een innamecapaciteit van 120 ton per uur is daarbij van belang. De ontvangst-capaciteit be draagt voor de mouterij 30 ton gerst per uur. Vandaar een silocapaciteit in stalen silo's van ca. 10.000 ton. Zo nodig kan de aangevoerde gerst gedroogd en geschoond worden en de installaties zijn hiervoor aanwezig. De gerst wordt vervolgens in weekkuipen gebracht om het vochtgehalte op te voeren waardoor de kieming op gang komt. Na het weekproces (dat 40 60 uur duurt) trans porteert men (met speciale pompen) de gerst inmid dels groenmout genaamd naar de kiemkasten. Het groenmout verblijft hier 7 dagen bij een temperatuur van 1215 graden C. en wordt twee maal per etmaal door machines omgezet, teneinde aan elkaar groeien te voorkomen. Na het kiemproces moet het vochtgehalte teruggebracht worden van 45 tot 3,5 hetgeen 18 a 20 uur duurt bij een temperatuur van 5085 C voor pilsener mout. Voor speciale mouttypen worden andere normen gehanteerd. De drooginstallatie wordt gestookt met aardgas. Voorzitter ir. J. Prins, kringvoorzitter J. W. Scheele en kringsecretaris P. G. de Bruyn, discussiëren te Doel over het Belgische industriegebied aan de overkant van de Westerschelde. Na het droog- of te wel eestproces worden de wortel kiempjes van het mout verwijderd, die na te zijn gepel- letteerd hoofdzakelijk in veevoeder hun bestemming vin den. Het mout moet alvorens het naar de brouwerij ver zanden wordt minstens 6 weken laeeren. |JE groei van het bedrijf is opmerkelijk. De mouterij was eerst een kleine brouwerij, opgericht op de lste mei 1906. Aan de brouwerij was een kleine mouterij verbonden met een wekelijkse capaciteit van 600 kg en een jaarlijkse capaciteit van 24.000 kg gerst. De capaci teit werd later opgevoerd tot 30.000 kg. Voor eigen ge bruik was toen 15.000 kg benodigd. In 1947 werd de brouwerij stopgezet en de mouterij werd uitgebreid: in 1948 320.000 kg per jaar in 1953 1.000.000 kg per jaar in 1958 2.500.000 kg per jaar in 1962 9.000.000 kg per jaar in 1964 13.000.000 kg per jaar Oorspronkelijk was de mouterij opgezet als een vloer mouterij met charges van resp. 600 en 1.500 kg. In 1953 De brouwgerstsilo's op het moutbedrijf van de Fa. Menu te Kloosterzande. is men overgeschakeld op een kastenmouterij met kasten van 10.000 kg en is in 1962 uitgebreid met kasten van 27.000 kg, terwijl in 1964 d.m.v. een koelinstallatie de capaciteit werd opgevoerd tot 13.000 ton per jaar. Wij moeten volstaan met dit overzicht in vogelvlucht. Een bijzonder interessant bedrijf waar grote ervaring en vakkennis nodig zijn bij het tot waarde brengen van de brouwgerst. Mout is mede een belangrijk exportprodlukt, waarvan de bereiding met grote zorgvuldigheid wordt omgeven. Een proces dat eenmaal ingezet geen zater dagen. zondagen en feestdagen kent!

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 4