P. J. Zuid - Geluid
Waarom ontwikkelingssamenwerking
Hoe ontwikkelingssamenwerking
Landbouwonderwijs
op de helling
Jongerenaktiviteiten
22
Onder redaktie van: H. A. HARDERWIJK
Nu steeds betere verbindingen de wereld kleiner maken, de kontakten veelvuldiger en de onderlinge
afhankelijkheid groter, nu groeit het nuchtere besef dat onder-ontwikkelde gebieden storend werken op
het welzijn van de mensheid als geheel. Daarom is ontwikkelingssamenwerking méér dan een daad van
eenvoudige rechtvaardigheid I
Ontwikkelingslanden hebben behoefte aan- geschoolde medewerkers uit de .westerse" maatschappij,
maar zij heeft eveneens behoefte aan eigen kader. Mensen, die het fundament bouwen, waarop de in
heemse ekonomische ontwikkeling kan steunen.
In Roger Makevo zien wij een kaderlid, die zijn kennis en ervaring tijdens zijn verblijf in Nederland
verkregen moet overbrengen aan zijn eigen landgenoten. Hij zal tezijnertijd in Kenia als „startmotor" voor
een moderne inheemse maatschappij moeten fungeren.
U kunt stroom leveren aan deze „startmotor" door een financiële bijdrage te storten op: Giro 45.72.95
t.n.v. P.J.Z., Grote Markt 28, Goes, met vermelding „Roger".
Onze financiële thermometer staat momenteel mede dank zij Uw spontane bijdrage op ƒ2850,—
Uw giften blijven welkom. Binnenkort ontvangen een hoop mensen hun vakantiegeld. Laat er eens een krui
mel afvallen voor de aktie „Roger". Laten we zeggen: de genoegens van 6 pilsjes of twee lekkere sorbets.
Voor U een geringe moeite Voor Roger van enorm belang I
Van diverse kanten hoort men momenteel kritische
geluiden afvuren op de huidige landbouwonderwijs-
situatie. Studiedagen worden gehouden, men komt
met voorstellen tot verbetering enz.
Een Stuurgroep van de Agrarische sektie van de
KPJ-Noord-Brabant heeft de situatie van het agra
risch onderwijs in het NCB-gebied eens onder de loep
genomen en de resultaten van dit onderzoek neer
gelegd in een rapport. Als uitgangspunt koos men:
Waar en hoe kunnen jonge boeren en tuinders over
enkele jaren optimaal hun opleiding krijgen?
De konklusies van de stuurgroep leken ons interes
sant genoeg om ze hier te publiceren.
De diskussies over het land- en tuinbouwonderwijs
hebben zich tot nu toe voornamelijk bewogen op het
terrein van het lager agrarisch onderwijs.
De Stuurgroep van de Agrarische Sektie meent, dat
langzamerhand iedereen ervan overtuigd is dat voor
het lager agrarisch onderwijs in haar huidige vorm
geving geen toekomst meer is weggelegd.
Als oorzaken hiervan kunnen onder meer genoemd
worden de ontwikkelingen in de land- en tuinbouw,
die een sterke afvloeiing ten gevolge hebben, en het
feit dat steeds minder belangstelling bestaat voor het
lager beroepsonderwijs. Dit laatste vindt zijn oorzaak
in het feit, dat een vroegtijdige beroepskeuze, waar
toe men de jongeman dwingt, steeds meer veroordeeld
wordt. Hij is zelf niet in staat tot een keuze en dus
wordt er vaak voor hem gekozen.
Een beroepskeuze moet uitgesteld worden tot het
tijdstip dat de jongeman ingelicht kan zijn over de
mogelijkheden en zelf een verantwoorde keuze kan
maken.
Zo lang mogelijk algemeen vormend onderwijs met
de mogelijkheid tot beroepsoriëntatie acht de Stuur
groep wenselijk. De middenschool zou een ideale weg
zijn, doch aangezien het landbouwonderwijs reeds ter
ziele zal zijn voordat de middenschool een feit zal zijn,
is het noodzakelijk dat men zich op het agrarisch
onderwijs bezint zonder rekening te houden met de
aanwezigheid van een middenschool.
Dit houdt niet in dat de ideeën rondom de midden
school voorlopig niet uitgewerkt behoeven te worden,
integendeel: met voortvarendheid zal hieraan gewerkt
moeten worden, terwijl men spoedig met proeven zal
moeten starten. Hoe eerder een middenschool gereali
seerd kan worden, des te beter is het voor de toe
komstige ondernemers in land- en tuinbouw.
MIDDELBAAR
LAND- EN TUINBOUWONDERWIJS
De ontwikkelingen die zich voltrekken in het lager
agrarisch onderwijs hebben aanwijsbare konsekwen-
ties voor het middelbaar agrarisch onderwijs. De mid
delbare landbouwscholen betrekken voor meer dan
de helft hun leerlingen van de lagere agrarische scho
len. "Wanneer deze laatste verdwenen zullen zijn, zou
den de middelbare landbouwscholen theoretisch
hoofdzakelijk leerlingen kunnen krijgen van M.A.V.O.-
scholen. De Stuurgroep is echter van mening dat in de
praktijk dit aantal niet haalbaar is. De middelbare
landbouwscholen zullen daardoor een groot aantal
leerlingen verliezen, hetgeen het onderwijs voor der
gelijke kleine eenheden onrendabel zal maken.
Aan de hand van een globaie berekening kunnen
we nagaan hoeveel toekomstige ondernemers opgeleid
zullen moeten worden tot 1985. Wanneer we uitgaan
van het feit dat er in 1970 in het NCB-gebied 30.000
bedrijven waren en dat in 1985 daarvan de helft, dus
15.000 zal zijn overgebleven en wanneer we boven
dien uitgaan van een ondernemersperiode van 30 jaar,
kan worden berekend dat in 15 jaar 7.500 ondernemers
in de land- en tuinbouw een opleiding zullen moeten
krijgen. Dit is een aantal van 500 per jaar. Niet alle
toekomstige ondernemers zullen middelbaar land
bouwonderwijs volgen; enkele zullen de H.A.V.O. kun
nen volgen en het zelfstandig ondernemerschap aan
vaarden na een aantal vaktechnische kursussen of een
opleiding op de Hogere Agrarische Scholen. Een aan
tal van 500 per jaar is dus aan de ruime kant.
De Stuurgroep wil duidelijk uitspreken, dat zij voor
de huidige, en zeker voor de toekomstige ondernemer,
middelbaar landbouwonderwijs een vereiste acht. Dit
kan gevolgd worden aan een dagopleiding voor mid
delbaar agrarisch onderwijs of door middel van vak
technische part-time opleidingen na hoger algemeen
vormend onderwijs.
De Stuurgroep is bovendien van mening dat het
onderwijs afgestemd moet worden op diegenen die
land- of tuinbouwer willen én kunnen worden; willen
alleen is voor de grote meederheid tegenwoordig en
zeker in de toekomst niet genoeg meer!
TOEKOMSTVISIE
Op grond van de eerder gemaakte berekening en de
ontwikkelingen binnen het agrarisch onderwijs in
ogenschouw nemend, meent de Stuurgroep dat het
aanbeveling verdient voor het NCB-gebied twee In
stituten voor Agrarisch Onderwijs (of Centra voor
Agrarisch Onderwijs) te creëren. Deze beide Institu
ten dienen echter niet louter een konsentratie te zijn
van de Middelbare Land- en Tuinbouwscholen, doch
tevens een centrum voor alles wat zich op agrarisch
onderwijs- en vormingsgebied beweegt. Aan deze In
stituten dient aandacht besteed te worden aan na- en
bijscholing, terwijl tevens geschikte akkomodatie aan
wezig zou moeten zijn voor het doen plaats vinden
van samenkomsten van (toekomstige) agrariërs. Kort
om: het zou een opleidingsinstituut moeten worden
voor de toekomstige agrariërs en een begeleidings-
KENNISMAKING MET FRANKRIJK
Namens de P.J.G.N. mag één persoon deelnemen
aan de cursus „Kennismaking met Frankrijk", georga
niseerd door het Franse Ministerie voor jeugdzaken.
U volgt de cursus een gevarieerd programma met
excursies, gesprekken enz. samen met enkele an
dere Nederlandse jongeren en Franse jongeren. De
cursus vindt plaats van 817 juli 1971 te Nièvre.
Leeftijd: 1825 jaar. Verblijf is gratis, terwijl de reis
kosten vanaf de Franse grens tot de cursusplaats wor
den vergoed. Kennis van de Franse taal is noodzake
lijk.
Opgave vóór 26 april a.s. bij de P.J.Z.
P.J.Z.-JUWEEL
De jaarlijkse toneelwedstrijd er namen dit jaar
zes afdelingen deel vond haar afsluiting in het
P.J.Z.-juweel op vrijdag 16 april j.l. in het „Dorps
huis" te Wemeldinge.
De aanwezigen hebben ongetwijfeld genoten van
het vertoonde spel. Na de opening door de vice-voor
zitter, de heer R. den Engelse, startte de groep van
Wim Janssen uit Oost Zeeuws-Vlaanderen de avond
met een sprankelende show van liedjes, sketches, een
nadenkertje enz.
Evenals bij „Spotlight-1971" raakte de zaal in de
ban van hun spel, al zijn we van mening, dat ze niet
het niveau van Spotlight haalden.
Hierna was het woord aan de afdeling West Zeeuws-
Vlaanderen met haar uitvoering van het toneelstuk
„Rond de Karashoeve". De uitvoering kenmerkte zich
door een goede rolkennis en een vlotte speelwijze. De
diverse personages werden goed vertolkt, al bleven
de rollen „Misko Karras" en „Joseph Starnipol" iets
beneden het peil der verwachtingen.
In de pauzes tussen de bedrijven werd er een ver
loting gehouden, waarvan de opbrengst ten goede
kwam aan de aktie „Roger Makevo".
Na de uitvoering kon de heer R. den Engelse over
gaan tot de uitreiking van de prijzen.
Winnaar P.J.Z.-juweel: afd. West Zeeuws-Vlaande
ren met 73,33 pnt.
2e: afd. 's-H. Abtskerke met 71,1 pnt. 3e: afd. Goes
met 67,25 pnt. 4e: afd. Oost Zeeuws-Vlaanderen met
66,58 pnt. 5e: afd. Fijnaart met 66,4 pnt. 6e: afd. Bladel
met 63,63 pnt.
De prijs voor de beste vrouwelijke speelster ging
naar mej. Ria Braamse, 's-Heer Abtskerke (32 pnt.)
voor haar rol als Mien in „Het vrolijke tankstation".
De prijs voor de beste speler ging naar dhr. Wiek
Lagendijk, Bladel (30,75 pnt.) voor zijn rol als Toon
Veldhuis in „Oom Albert op huwelijksreis". De heer
R. den Engelse dankte ten slotte de toneel jury voor
hun moeilijke taak. Zij hebben bijgedragen aan het
succes van de toneelwedstrijd, maar zij hebben zich
bovendien volledig ingezet voor een verbetering van
het spelpeil. Ook na afloop van dit juweel zetten zij
zich in voor dit doel n.l. door mondelinge gesprekken
met de toneelafdelingen over de beoordelingsresulta
ten.
Afdelingen, die een mondelinge toelichting wensen,
kunnen dit kenbaar maken aan de voorzitter van de
toneeljury, de heer B. Risseeuw, Bruggendijk 6, Zuid-
zande (01170-2742).
De dames A. Dees—de Looff, J. v. Schelven, I. v. d.
Velde, E. de Wilde en de heren B. Risseeuw, J. Diele-
man, en P. Mol worden hartelijk bedankt voor de ge
weldige inzet voor dit deel van ons jongerenwerk. Ook
vanuit de afdelingen niets dan waarderende woorden
voor jullie wijze van werken.
instituut voor de zelfstandige ondernemers in de land
en tuinbouw. Dit alles past goed in het kader van de
education permanente".
Over de onderwijskundige aanpassingen merkt de
Stuurgroep op, dat de leerling zelf het tempo van stu
die moet kunnen bepalen en daarbij niet afhankelijk
moet zijn van het tempo van zijn kollega's of van zijn
begeleiders.
De Stuurgroep acht het noodzakelijk dat één Insti
tuut als centrum gaat funktioneren voor het oosten
van het NCB-gebied, terwijl het tweede zich zal rich
ten op het westen van het gebied, n.l. West-Brabant
en Zeeland.
De Stuurgroep zou voor beide vestigingsplaatsen als
eis willen stellen dat ze centraal gelegen zijn en dat ze
goede verbindingen hebben. Ten aanzien van de ves
tigingsplaats in het oosten van het gebied wil de
Stuurgroep opmerken, dat zij het wenselijk acht dat
de praktijkschool voor de rundveehouderij, die ge
pland is in Maarheeze en die eenzelfde opzet zou moe
ten krijgen als de praktijkschool in Horst, in dit Insti
tuut ondergebracht wordt. Pas dan is dit Instituut
kompleet en kan de toekomstige agrariër een degelijke
opleiding geven.
De Stuurgroep meent dat Maarheeze geen geschikte
vestigingsplaats is, omdat het niet aan de beide voor
waarden voldoet. Zij denkt eerder aan Boxtel als ves
tigingsplaats, omdat dit zowel centraal ligt, als ook
goede verbindingen heeft. De Stuurgroep kan zich
echter voorstellen dat ook andere plaatsen in aanmer
king kunnen komen.
Voor het westelijk gelegen Instituut denkt de Stuur
groep aan Breda of Roosendaal als mogelijke vesti
gingsplaatsen; beide hebben voor- en nadelen. Breda
heeft al een Middelbare Tuinbouwschool, doch ligt te
ver oostwaarts en Roosendaal ligt wel centraal, maar
heeft in de huidige gebouwen van de MLS weinig
goede mogelijkheden.