In erwten
is onkruid
een groot
probleem
Camparol
LANDBOUWSCHAP
Afdoende bestrijding
met
VAN HET
Bestuur Landbouwschap
vergaderde
Bespreking minister van landbouw en Lanbouwschap
Camparol,
een Orga-Produkt
Vóór opkomst van de
erwten indien geen onder
teelt is ingezaaid.
Openingswoord van de voorzitter van het Land
bouwschap, de heer ir. C. S. Knottnerus, bij de aan
vang van de openbare bestuursvergadering op
woensdag 7 april 1971.
TWEE weken geleden demonstreerden meer dan
80.000 Belgische boeren, gesteund door en
kele duizenden collega's uit andere E.E.G.-landen,
hun verbittering over het landbouwbeleid. Het is te
betreuren dat deze indrukwekkende betoging ont
aardde in zinloze vernielerij en geweldpleging, waar
bij slachtoffers vielen. Maar tevens betreur ik, dat
het normale overleg tussen de y.E.G.-autoriteiten, de
nationale regeringen en de landbouworganisaties niet
op tijd tot een positief resultaat had geleid, want de
ministers en de Europese Commissie werden het na
deze Brusselse betoging binnen 36 uur met elkaar
eens.
Het dagelijks bestuur van het Landbouwschap stel
de na het bekend worden van de resultaten de posi
tieve kant van de E.E.G.-besluiten voorop. De lang
durige prijsbevriezing is doorbroken en er is een be
gin gemaakt met het gemeenschappelijk structuur
beleid. Hiermee is een dreigende impasse en zelfs
afbraak van de Gemeenschap voorkomen. Tevens
werd de hoop uitgesproken dat de resolutie van de
Raad in waarlijk communautaire zin zal worden uit
gevoerd. Ik wijs u verder nog op enkele andere pun
ten uit het commentaar van het dagelijks bestuur:
voldoening over het feit dat de prijsverhogingen voor
de veehouderijsector in sterke mate overeenstem
men met de voorstellen van het Landbouwschap, te
leurstelling over de akkerbouwprijzen die slechts
met gemiddeld 1,5 a 2% zullen stijgen. Het dagelijks
bestuur heeft er de nadruk op gelegd dat na deze
prijscorrecties geen nieuwe periode van prijsbevrie
zing mag intreden. Jaarlijks zal ten minste de alge
mene kostenverhoging als gevolg van de inflatie in
de prijzen moeten worden gecompenseerd. Aldus
ir. Knottnerus in zijn openingswoord van de openba
re bestuursvergadering verleden week.
IK tfil op het ogenblik niet verder ingaan op de
inhoud van de besluiten, waarover u straks uw
mening zult kunnen geven. Aan deze zoveelste EEG-
marathon zit echter een aspect waarover ik thans iets
meen te moeten zeggen, namelijk de wijze van besluit
vorming, de manier waarop de ministers in de Raad
van de EEG hun beslissingen nemen. Het lijkt er na
melijk sterk op, dat beslissingen in de EEG, die voor
de boeren en tuinders noodzakelijk zijn, alleen kun
nen worden genomen na zware politieke en buiten
parlementaire druk van het bedrijfsleven. Ik vraag
me af, of de verschillende regeringen en ook de Com
missie zich ervan bewust zijn dat zij besluiten nemen
over het welzijn van enige miljoenen boeren en tuin
ders en landarbeiders in Europa. De prijsvaststelling
ontaardt meestal in een touwtrekkerij om voordelen
voor de nationale schatkisten binnen te halen. Natuur
lijk heeft ieder daarvoor zijn eigen zeer passende rede
nering. De heren beseffen blijkbaar niet, dat de boe
ren en tuinders, in al die jaren dat geen besluiten
werden genomen, niet wisten waar zij aan toe waren.
En om het nog erger te maken werd door dr. Mans-
holt beweerd dat de voorlichting aan de boeren on
voldoende zou zijn geweest. Maar wat valt er voor
te lichten als er geen besluiten worden genomen het
geen betekent dat de inkomens niet worden verhoogd,
terwijl de kosten door de steeds voortgaande inflatie
blijven stijgen? Na drie jaar prijsbevriezing ondanks
voortdurende onderhandelingen, bleef er voor de boe
ren en tuinders geen andere mogelijkheid open dan
een heel dringend beroep te doen op de publieke opi
nie. Nu er alweer stemmen zijn opgegaan om de hui
dige prijzen te bevriezen, totdat deze ook door Enge
land zijn ingehaald, lijkt het mij goed deze-situatie
nog eens duidelijk te onderstrepen. Een dergelijke
prijsbevriezing is niet te aanvaarden.
TR wordt nu een begin gemaakt met een gemeen-
schappelijke structuurpolitiek en met het schep
pen van gelijke concurrentievoorwaarden, althans er
is een resolutie aanvaard waaruit straks concrete be
sluiten moeten voortvloeien. In Nederland hebben
wij gelukkig al enige tijd regelingen voor degenen
die de landbouw willen verlaten. Het zal echter nog
wel even duren, voordat er in de hele EEG alterna
tieve oplossingen zyn om iemand,, die uit zijn bedryf
een te klein wordend inkomen trekt, een duidelijk
andere weg te bieden.
Gedurende deze periode is het niet verantwoord
deze mensen, die een inkomen hebben dat al beneden
het minimumloon ligt, nog verder in inkomen te laten
achteruitgaan. De prijzen zullen moeten worden aan
gepast als ten minste de loon- en prijsstijgingen el
ders door blijven gaan. Het is noodzakelijk, dat dit
ook door de ministers van Landbouw en de Europese
Commissie duidelijk wordt beseft.
Er dient ten spoedigste een systeem te worden ont
wikkeld waarbij deze prijscorrectie kan geschieden
zonder het tumult dat er deze keer voor nodig was.
Er moet dus een procedure worden gevonden, waar
bij de medewerking van het georganiseerde bedrijfs
leven is verzekerd en waarbij aan de adviezen van
dit bedrijfsleven ook de aendacht wordt geschonken,
die deze verdienen.
Het is een misvatting te denken, dat het bereiken
van overeenstemming over de te volgen landbouw
politiek voor de landbouworganisaties van de zes lan
den veel gemakkelijker zou zijn dan voor de regerin
gen. Het heet dan, dat de landbouw gezamenlijk altijd
het hoogste vraagt om de boeren maar tevreden te
stellen. Het COPA-voorstel van dit voorjaar is er als
bewijs, dat dit niet het geval is. Na een langdurige
prijsbevriezing een verhoging vragen van 5 tot 7
is toch beslist een opgeschroefde eis, waarbij nog be
dacht moet worden in welke positie de organisaties
komen als aan hun zeer redelijke voorstellen nauwe
lijks aandacht wordt besteed. Wjj willen de boeren
en tuinders graag op de hoogte brengen van de werke
lijke omstandigheden en hun vertellen,, wat zij rede
lijkerwijs van de toekomst kunnen verwachten, maar
onze eerste taak is om aan de overheid duidelijk te
maken, hoe die leden daarop reageren. Dat kan in een
regelmatig overleg, zoals wij dat in Nederland gewend
zijn, maar het kan natuurlijk ook op een andere ma
nier en daar wordt het dooreen genomen niet gemak
kelijker van.
ZE moeilijkheden zullen overigens in de toekomst
blijven bestaan als de ministerraad niet tot meer
derheidsbesluiten overgaat. Het is een onmogelijke eis
voor een college van zes om het over alles eenparig
eens te worden. Bij uitbreiding van de EEG tot tien
leden, zou de eis van eenstemmigheid tot nog grotere
stagnatie leiden.
Waarschijnlijk zullen we ook in het COP A tot meer
derheidsbesluiten moeten overgaan. Wij zullen ons
ervan bewust moeten zijn, dat invloed op de besluit
vorming alleen mogelijk is als wij met adviezen dur
ven te komen. Deze adviezen moeten dan ook niet al
leen tot de EEG-raad van ministers, maar in dezelfde
vorm ook aan de afzonderlijke ministers worden ge
richt. Ik heb de indruk, dat de huidige omstandighe
den ertoe leiden, dat de nationale organisaties net
grootste gewicht hechten aan het beïnvloeden van hun
eigen minister. Deze kan alleen in eigen land moei
lijkheden verwachten en zal dus zijn best doen orn
voor zijn boeren een gunstige beslissing te verkrijgen.
Bij tegenstrijdige belangen komt er dan geen besluit.
Wil de landbouw het trekpaard blijven van de Euro
pese integratie, dan dient te worden voorkomen dat
de voortschrijdende landbouwintegratie weer wordt
gefrustreerd door monetaire manipulaties, zoals reva
luatie en devaluatie.
Als we op dit gebied niet tot spoedige harmonisatie
kunnen komen, voorzie ik grote moeilijkheden voor
de samenwerking tussen de landbouworganisaties in
de EEG. Deze samenwerking staat toch al onder grote
spanning door de tegenstelling tussen het gezamen
lijk optreden in Brussel en het in eigen land bepleiten
van een nationaal landbouwbeleid, dat als het ware
de tekortkomingen van de EEG compenseert. Zo heeft
de Duitse regering eergisteren 500 miljoen DM uitge
trokken om de Duitse landbouw op een aantal gebie
den te subsidiëren. Gezien de economische en sociale
ontwikkelingen in Duitsland heb ik er alle begrip
voor, dat onze Duitse collega's om dergelijke maat
regelen hadden gevraagd. Gelukkig hebben zij op één
punt de Bondsregering niet mee gekregen, namelijk
ten aanzien van de gevraagde manipulaties met de
BTW op landbouwprodukten. Deze zouden voor onze
export naar Duitsland zeer nadelig zijn geweest.
Ook het Landbouwschap is van mening, dat het na
tionale beleid zeer belangrijke taken heeft ter verbete
ring van de agrarische positie op structureel, sociaal
en fiscaal terrein. Onze wensen zijn vastgelegd in het
Meerjarenprogramma en zouden bij totale uitvoering
op jaarbasis enkele honderden miljoenen guldens kos
ten. Ik hoop, dat de politieke partijen, die thans din
gen naar de gunst van de kiezers, zullen inzien dat
onze verlangens redelijk en uitvoerbaar zijn, en te
vens het belang van de nationale economie dienen.
Aldus de voorzitter van het Landbouwschap ir. C. S.
Knottnerus.
VRAGEN ROND SELECTIEF STEUNBELEID
rsnel mogelijk met voorstellen komen over de
manier, waarop de Nederlandse landbouw met
rentesubsidies kan worden geholpen. Zo snel moge
lijk van de Brusselse besluiten inzake afvloeiings-
en omscholingsregelingen een uitwerking voor Ne
derland maken, die gaat in de door het Landbouw
schap gewenste richting.
Met deze opdrachten aan dagelijks bestuur en secre
tariaat sloot het bestuur van het Landbouwschap de
uitvoerige nabeschouwingen over de Brusselse prijs-
en structuurbesluiten af. Over rentesubsidies, jaren-
(Zie verder pagina 7.)
Aan het slot van de laatste bespreking vóór de ver
kiezingen tussen minister Lardinois en het Land
bouwschap, heeft de voorzitter van het Landbouw
schap ir. C. S. Knottnerus tegenover de bewindsman
dank en waardering uitgesproken voor de manier
waarop bi de afgelopen kabinetsperiode het overleg
tussen overheid en agrarisch bedrijfsleven heeft
plaatsgevonden. Minister Lardinois zei in antwoord
hierop te hopen, dat in de toekomst in Nederland de
samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven zich
op dezelfde wijze zal kunnen ontwikkelen, als tussen
hem en het Landbouwschap.
Over de recente EEG-besluiten zei de minister nauw
contact met het Landbouwschap te willen houden in
zake de uitwerking van de in Brussel aanvaarde richt
lijnen. De heer Knottnerus, die zijn teleurstelling had
uitgesproken over de geringe verhoging van de akker
bouwprijzen, toonde zich verheugd over de thans
mogelijk geworden aanpak van het steunbeleid. In dit
verband merkte de minister op, dat de deze week ge
troffen steunmaatregelen in de Duitse Bondsrepubliek
getoetst zullen moeten worden aan de EEG-reglemen-
ten.
Over het prijsbeleid zei de minister dat de ver
hoging van de akkerbouwprijzen het dubbele is van
het voorstel van de Commissie, terwijl het prijzen-
resultaat voor de veehouderij overeenstemt met de
wensen van het bedrijfsleven. In dit verband deelde
hij tevens mede, dat in Brussel overeenstemming is
bereikt over een verruiming van de interventierege
ling voor varkensvlees. Voortaan is interventie moge
lijk wanneer de marktprijs daalt beneden 103% van
de basisprijs. De exportrestituties op de traditionele
export van zuivelprodukten naar derde landen blij
ven gehandhaafd op hetzelfde niveau. De restituties
op zogenaamde gelegenheidsexporten zijn grotendeels
vervallen.
Het Landbouwschap vroeg de aandacht van de
minister voor de moeilijkheden in de tuinbouw rond
de stookolieprijzen en de kosten van omschakeling op
aardgasen drong aan op verbetering van de bestaan
de regelingen. De minister verklaarde dat hij het vol
gende kabinet thans niet met verdergaande facilitei
ten wil binden.
Uitvoerig werd gesproken over de invoer van toma
ten en komkommers uit de Oostbloklanden. Afgespro
ken werd dat deze kivestie in Brussel zo spoedig moge
lijk aan de orde zal worden gesteld.
Desgevraagd deelde de minister mede, dat de Com
missie-Van Soest (Commissie Fiscale Positie Zelfstan
digen) haar werkzaamheden heeft beëindigd. De
minister zei te verwachten, dat het eindrapport op
zeer korte termijn aan de minister van Financiën zal
worden aangeboden.
L 371/12