Eenmaal daags voeren van kunstmelk aan fokkalveren Sprayen of dippen van de spenen Begingewicht in kg 39,8 39,8 Groei per dag in g. 0- 4 weken 359 343 58 weken 655 722 912 weken 758 750 028 weken 743 752 Totaal kunstmelk verbruik in 1. 199 193 Krachtvoeropname in g. per dag 4e week 172 208 8e 392 486 7e1 ïe bm& ,i 544 677 8e 783 856 10e 1380 1156 12e 1747 1631 PEN goede vergelijking met deze proefresultaten geeft ir. R. van den Berg in een artikel „De voe ding van fokkalveren" in „Veeteelt- en Zuivelberich- ten. De in deze bijdrage verwerkte gegevens door UTD herleid en vergeleken met het gewogen gemiddelde van de UTD-proeven laten het volgende beeld zien: Begingewicht Gew. na 4 weken 7 »f ft 10 <1 12 Groeikurve ir. v. d. Berg 35 kg 47,5 62,5 77,5 87,5 Simplafok- systeem 37,5 kg 62,4 78,4 91,8 UTD noemde het systeem, waarbij de kalveren op 7 weken worden afgewend en éénmaal per dag een beperkte hoeveelheid kunstmelk krijgen toegediend, het Simplafok-systeem. Het systeem berust op proe ven, die reeds in de winter '64/'65 werden genomen op het Unilever Research Centrum Colworth in Enge land. Sindsdien zijn de proeven in Engeland en Neder land herhaald en zijn er ook door andere instanties proeven genomen. Ook de praktijk begon met het éénmaal daags voe ren toe te passen en het resultaat van dit alles was dat het systeem zeer goed bruikbaar bleek te zijn. Uit de „Heino-proef" '68/'69, genomen door het Vee voederbureau van Overijsel, waarbij eenmaal en twee maal per dag voeren met kunstmelk werd vergeleken bleek de gemiddelde groei per dier per dag voor beide groepen praktisch gelijk te zijn. ,JHeino-proef" 1968/'69: 1 of 2 keer daags kunstmelk 2x9 M.R.IJ. vaarskalveren; spenen bij 600 gram krachtvoer; verstrekking bij 500 gram melkpoeder: 1 x/dag 3 ltr. 2 X/dag 4 ltr. 1X3 liter 2x2 liter De vergelijking komt opmerkelijk overeen met de UTD-praktijkervaring. Tot 7 weken blijft de groei iets achter hetgeen ook „Heino" waarnam, maar in de periode van 7 tot 12 weken wordt deze aanvankelijke achterstand ruimschoots gecompenseerd en halen de dieren zelfs een iets hoger lichaamsgewicht. Deze betere groei tussen 7 en 12 weken kan het gevolg zijn van een grotere kracht- en ruwvoeropname, waardoor een betere pensontwikkeling en een economischer groei worden gerealiseerd. Uitgaande van deze gegevens blijkt het éénmaal daags voeren geen bezwaren op te leveren en kan van de aanzienlijke arbeidsbesparing geprofiteerd worden. De kalveren kunnen gevoerd worden op een tijdstip waarop die het beste in de bedrijfsvoering past, bijv. 's morgens rond 10 uur of 's middags rond 2 uur. Ook op een centraal kalveropfokbedrijf, waar een honderd tal kalveren tegelijk opgefokt worden en het twee maal daags voeren een zware belasting is kan met éénmaal voeren per dag volstaan worden. Hoe kunstmelk verstrekken? UTD voegt hier nog over de manier van verstrek ken van kunstmelk aan toe dat uit proeven onder andere in Wogmeer is gebleken, dat de verstrekking met emmers de voorkeur verdien boven de kunst speen-methode, vooral bij groepen kalveren van on gelijke leeftijd. Daarom verdient 't voeren met emmers, ook en vooral bij het éénmaal daags voeren van kunst melk de voorkeur. Hierbij kan men dan tevens ieder Opfoksysteem: Simplafok, 7 weken afwennen kalf de hoeveelheid geven, die het op zijn leeftijd nodig heeft. Gezien de betrekkelijk geringe hoeveelheid kunstmelk, die per dier per dag wordt gegeven maximaal 3 liter is het gewenst, het jonge dier be halve de kunstmelk, de beschikking te geven over vol doende fris drinkwater. In de eerste tijd door middel van een emmer later is het gemakkelijker automa tische drinkbakjes te gebruiken. Door de geringe hoe veelheid kunstmelk stimuleert men het dier eerder m-et de opname van krachtvoer te beginnen. Opname van voldoende krachtvoer en niet te vergeten van voldoende ruwvoeder is zeer belangrijk voor een goede onwikkeling van de pens. Aldus UTD. krachtvoeropname tot De in de jaren 1968 t/m 1970 door UTD op eigen proefboederijen genomen proeven gaven de volgende resultaten: jaar aantal dieren begin gewicht gewicht gewicht gewicht 7 wk. 10 wk. 12 wk. 7 wk. 10 wk. 12 wk. kg kg kg kg kg kg kg 1968 9 stier- 8 vaarskalveren 37,0 60,5 84,0 92,0 27,5 76,0 103,0 1969 25, merendeels vaarskalveren 34,0 60,5 78,0 90,0 25,4 70,2 104,5 1969 10 vaars- 36 stierkalveren 37,0 61,0 86,0 25,0 65,0 93,0 1969 36 stierkalveren 40,2 60,8 93,0 28,0 67,3 101,7 1969 35 stierkalveren 40,9 67,0 98,6 31,5 83, E 119,5 1970 23 vaars- 6 stierkalveren 33,0 59,3 73,1 84,5 21,5 64,6 90,5 1970 39 stierkalveren 40,2 67,5 98,5 35,0 81,0 114,0 Gemiddeld (gewogen) 37,5 62,4 78,4 91,8 27,5 72,5 104,0 eisen worden gesteld. Een speciale batterij is hiervoor ontwikkeld met de volgende belangrijke kenmerken: een vlakke batterij, waardoor een goed overzicht over de dieren wordt verkregen; geschikt voor minstens 10 biggen tot 20 k 23 kg. (Af metingen van de ligruimte 1,20 x 1,50 m); de gaasbodem heeft een uitstekend mestdoorlatend vermogen, waardoor kontakt met de mest en gier wordt tegengegaan, hetgeen een zeer belangrijk as- pekt is bij batterij-opfok; een geheel uitneembaar voorfront, waardoor het af halen van de biggen gemakkelijk kan geschieden; een voor deze jonge biggen zeer geschikte drinknippel, waardoor ongestoorde voorziening van schoon drink water is gewaarborgd; volledig gegalvaniseerd, waardoor lange levensduur en weinig onderhoud; gemakkelijk schoon te maken; relatief lage aanschafprijs. STALKLIMAAT Een absolute voorwaarde voor het behalen van goede resultaten is verder een volledige beheersing van het klimaat in de ruimte, waarin de kooien zijn geplaatst. De optimale temperatuur ligt tussen de 24 gr. C (3 weken) en 20 gr. V. (8 weken). Omdat de biggen op een draadbodem en in open kooien worden gehouden moet iedere vorm van tocht worden voorkomen. Daarvoor is het goed de binnenkomende lucht te geleiden over de verwarmingsbron en zo dicht mogelijk bij de vloer te laten binnenkomen. De ventilatie moet zodanig zijn dat de relatieve lucht vochtigheid beneden die 70 pet wordt gehouden. Er zijn verschillende verwarmings- en ventilatiesystemen moge lijk om bovenstaande te realiseren. KOSTPRIJSVERLAGING In vergelijking met het in de praktijk meer en meer toegepaste systeem van spenen op 6*,4 week geeft spenen op drie weken en verdere opfok op batterij de volgende voordelen: Ruim 2 biggen per zeug per }aar meer. De produktie- cyclus van de zeug wordt 3*4 week korter. Duurt deze bij spenen op 6l/2 week ongeveer 183 dagen (115 dagen dracht, 45 dagen zogen, 7 diagen afwachten bronst, ge middeld 16 verliesdagen vanwege terugberen, uitstoot), bij spenen op drie weken vraagt de cyclus 158 dagen. Het aantal tomen per zeug per jaar wordt dus verhoogd van 2,0 tot 2,3; het aantal biggen per zeug per jaar met meer dan twee. b. Investering in huisvesting per zeug 15 pet lager. Door opfok vanaf drie weken op de batterij worden de dure kraamopfokhokken overbodig en kan volstaan wor den met kraamhokken. Dit betekent bij nieuwbouw een besparing in de huisvestingskosten. Bij bestaande stallen kan imen door de kraamopfokhokken als kraamhokken te gebruiken zonder veel kosten een aanzienlijke uitbrei ding van de zeugenstapel realiseren. Men hoeft slechts te zorgen voor een uitbreiding van het aantal „drachtige zeugenplaatsen" en uiteraard van de zeugenstapel zelf. c. Arbeidsbesparing van ongeveer 2 uur per toom. Vooral na 3 weken begint de traditionele opfok veel ar beid te vragen. Dan 'beginnen de biggen de hokken nogal vuil te maken alle konsekwenties vandien. Bij batterij- opfok is niet het geval door de gaasbodem. Een neven voordeel is dat bij hoge stroprijzen van de laatste jaren, dit op stro bespaard wordt. d. Besparing aan zeugënvoeder. Bij de traditionele opfok dient juist vanaf drie weken de zeug, enigszins afhankelijk van het aantal biggen ongeveer 5 kg/dag ge voederd te worden. Zelfs dan ziet men op het eind van de zoogperiode een sterk afgemolken zeug. Dit verlies moet de zeug gedurende de volgende dracht weer terug winnen. Ondanks het feit dat de biggen meer en duurder voer nodig hebben liggen de totale voerkosten per big daarom toch ongeveer 2,50 lager. Genoemde voordelen bij elkaar betekenen een ver laging van de kostprijs per big met meer dan 5,Dit komt dus neer op een verhoging van het arbeidsinkomen Hendrix verwacht dat dit system zeer snel opgang zal maken. Gezondheidsdienst voor Dieren in Noord-Brabant. Zowel in Engeland als in Nederland zijn de laatste jaren vele proeven genomen met het sprayen of dippen van de spenen van de koeien. Onder het sprayen verstaan wij, dat de hiervoor bestemde vloeistof na het melken met behulp van een spuit (soort bloemenspuit) gesproeid wordt tegen de speenpunt en de speen. Bij het dippen wordt de speen in een bekertje met vloeistof gedompeld. Zowel het sprayen als het dippen dient te geschieden direkt na het melken. Hierdoor wordt bereikt, dat de huid van de spenen in goede konditie komt of blijft en dat speciaal het slotgat, maar ook de rest van de speen, na het melken gedesinfekteerd wordt. Het sprayen of dippen heeft dus een tweeledig doel, namelijk konditie- verbetering van de huid en desinfektie van het slotgat. Om hygiënische redenen geven wij de voorkeur keur aan het sprayen. Deze „extra" behandeling bij het melken is goed besteed, mits dit het gehele jaar door gebeurt. Het gebruik van speenzalf is dan, normaal ge sproken, niet meer noodzakelijk. Vooral nu het voorjaar nadert is het van groot belang met het sprayen of dippen te beginnen, voordat de koeien naar buiten gaan. Want „voorkomen is altijd nog beter dan genezen"! li

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 11