Toepassing van kruising
in de varkensfokker[j
vraagt (méér) aandacht
Opfok van biggen
vanaf 3 weken
op vlakke batterij
H'
10
A. F. PAR1DAANS.
Consulentschap Varkens- en Pluim
veehouderij Noord-Brabant - Zeeland
Tilburg.
Nu de toepassing van gebruikskrui-
sing in de varkensfokkerij sinds onge
veer twee jaar plaats heaft, is het goed
bij de ontwikkeling hiervan nog even
stil te staan. Geconstateerd kan wor
den dat deze fokmethode zich snel
heeft verbreid. Aangenomen mag bo
vendien worden, dat steeds meer big-
genfokkers hiertoe zullen overgaan.
De daarover bekend zijnde cijfers
tonen dit duidelijk aan.
Binnen het kader van dit artikel blijven de twee eerst
genoemde buiten bespreking en beperken wij ons tot het
dier met zijn eigenschappen. De voor de economie van de
houderij belangrijke eigenschappen gedragen zich bij de
vererving van ouder op nakomeling niet allemaal gelijk.
Er zijn eigenschappen die nauwelijks erfelijk zijn terwijl
andere sterk erfelijk zijn. De mate van erfelijkheid wordt
aangegeven door de erfelijkheidsgraad. Die erfelijkheids-
graad wordt weergegeven in een getal, variërend tussen
0 en 1 (nul en één).
Voorbeelden zijn:
1. Weinig erfelijk
0.1—0.2
ALS deze vraag gesteld wordt, dan zou uit de inlei
ding van dit artikel maar één antwoord mogelijk
zijn. Dat zou dan moeten luiden: omdat kruising betere
resultaten geeft dan zuivere teelt. Pas dan heeft deze
fokmethode enige zin. We zouden moeten uitgaan van
het standpunt: Toepassen van gebruikskruising in de
varkensfokkerij heeft pas dan betekenis als de daarmee
verkregen resultaten beter zijn dan die welke verkregen
worden bij de beste van de uitgangsrassen. Zou dat na
melijk niet het geval zijn, dan zou men er verstandiger
aan doen, met het beste ras in zuivere teelt te fokken.
De snelle uitbreiding van deze teeltmethode wijst er
wel op dat de praktijk daar in sommige opzichten gun
stige ervaringen mee heeft opgedaan. Dat zou er dan op
duiden dat het kruisingsprodukt in sommige opzichten
inderdaad beter is dan het beste van de uitgangsrassen.
De praktijk bevestigt hiermee de bestaande theorie. Die
zelfde theorie stelt echter voorwaarden om deze betere
resultaten te verkrijgen en te behouden. Aan dit laatste
aspect willen wij in dit artikel wat nader aandacht be
steden.
FAKTOREN DIE EEN BELANGRIJKE ROL SPELEN
Met betrekking tot de te behalen resultaten in de var
kenshouderij in het algemeen spelen vele zaken een rol.
Globaal zijn zij in te delen in drie hoofdzaken:
de boer
het gebouw
het dier.
toomgrootte
geboortegewicht
weerstand tegen ziekten
zogproduktie
2. Middelmatig erfelijk groei
0.30.4 voederverbruik
3. Sterk erfelijk spekdikte
0.5—0.6 hamgewicht
carbonadegewicht
Naarmate de eigenschap sterker erfelijk is, is de kans
groter dat de nakomeling gelijk zal zijn aan de ouder.
Gedurende vele jaren is getracht belangrijke eigenschap
pen bij de verschillende rassen te verbeteren. Door steeds
de dieren met de beste eigenschappen te onderkennen
en daarmee verder te fokken, is via selektie een belang
rijke verbetering .bereikt. Het hele principe van fokken
berust op het samenbrengen van dieren welke de beste
eigenschappen bezitten. Dat geldt niet alleen voor fokke
rij binnen een ras (zuivere teelt) doch evenzeer voor het
paren van dieren die tot een verschillend ras behoren
(kruisen).
WAAROM KRUISING?
Waarop berust dan het verschijnsel van betere resul
taten bij kruising? Wanneer twee dieren van een ver
schillend ras met elkaar worden gepaard, dan treedt een
effect op wat men in de zuivere teelt niet aantreft. Een
kruisingseffect of heterosis. Bij de biggenfokkerij kamt
dit tot uiting in een betere vitaliteit van de biggen. Big
gen welke geboren zijn uit een NL-zeug en een GY-beer
zijn sterker en hebben daardoor een betere weerstand
tegen allerlei nadelige invloeden en ziekten welke zich
op elk fokbedrijf voordoen. Daardoor blijven er van de
levend geboren biggen meer in leven, zodat er uiteinde
lijk per toom meer biggen kunnen worden gespeend.
Voor de biggenfokker dus een voordeel. Proef resultaten
en praktijkuitkomsten wijzen in de richting van onge
veer een halve big per toom.
Het kruisingseffect treedt vooral op in de groep eigen
schappen met een lage erfelijkheidsgraad. Bij de andere
groepen treedt nagenoeg geen of helemaal geen krui
singseffect op. Daar komt het vooral aan op de eigen
schappen, zodat daar de nadruk komt te liggen op het
individuele dier dat voor de fokkerij wordt gebruikt. Op
dit punt moeten dus de dieren van de gebruikte rassen
op het niveau van hun eigenschappen wordlen beoordeeld.
Hier dus weinig of geen kruisingseffect, maar vooral
ras-effect.
Omdat het bovengenoemde rijtje van eigenschappen
niet alleen het belang van de biggenfokkerij raakt maar
evenzeer het belang van de mesterij en vooral ook de
slachtkwaliteit, is het zaak om het geheel van de resul
taten in de beoordeling te betrekken. Of toepassing van
gebruikskruising een aantrekkelijke en aanbevelings
waardige fokmethode is wordt mede bepaald door het
eindprodukt, waarvan die gefokte big de basis is.
UITGAAN VAN RASZUIVERE DIEREN
yOOR een systematische toepassing van gebruiks
kruising met behoud van de hieraan verbonden
voordelen, is het nodig steeds uit te blijven gaan van
raszuivere dieren. In de praktijk betekent dit dat op een
bedrijf met NJL.-zeugen naast een GY-beer ook een NL.-
beer gebruikt zal moeten worden voor de aanfok van
raszuivere jonge zeugen. Hetzelfde principe geldt van
zelfsprekend ook voor een bedrijf met GY-zeugen. Een
maal kruising toepassende kan men zich twee verschil
lende werkwijzen voorstellen:
1. de eenmalige gebruikskruising.
In dit geval worden alle biggen uit kruising geboren
bestemd voor de mesterij. Het heterosis-effect zal hieruit
bestaan dat gemiddeld een groter aantal biggen per toom
kan worden gespeend.
Deze werkwijze is het meest eenvoudig: er kunnen
eventueel twee beren worden aangehoudien van een ver
schillend ras. Eén voor toepassing van kruising en één
voor aanfok van raszuivere zeugen. Het is goed denk
baar en aanbevelingswaardig om de laatste beer te
vervangen door bij een aantal zeugen kunstmatige inse
minatie toe te passen.
2. de dubbele gebruikskruising.
In dit geval worden uit de gekruiste tomen de vrou
welijke dieren aangehouden en later bestemd voor de
fokkerij. De situatie wordt dan meteen wat moeilijker
omdat een meer systematische werkwijze noodzakelijk
is. Daartoe kunnen twee wegen worden gevolgd: a)
terugkruisen met één van de uitgangsrassen of b) een
derde ras in het schema betrekken. In beide gevallen zal
men de beschikking moeten hebben over drie beren. Dat
kan dan zijn van elk ras één beer of één der uitgangs
rassen twee beren, weLke dan onverwant moeten zijn.
Mits goed toegepast, kan de dubbele gebruikskruising
extra voordelen inhouden. Ten opzichte van raszuivere
zeugen hebben de gekruiste zeugen (Fi dieren) wat bete
re moedereigenschappen, hetwelk een goede opfok van
de biggen ten goede komt.
GOEDE REGISTRATIE EEN VOORWAARDE
In het algemeen geldt dat bij een behoorlijke omvang
van de zeugenstapel een goede registratie en administra
tie een noodzaak is. Men moet de dieren met een zodanig
merkteken identificeren, dat ze van elkaar te onderschei
den zijn. Bij een groter aantal dieren kan dat niet zonder
hulpmiddel. Bij toepassing vgn gebruikskruising, vooral
bij dubbele gebruikskruising is registratie naar onze me
ning zonder meer een noodzaak. Gekruiste zeugen en
raszuivere zeugen zijn op het oog niet van elkaar te
onderscheiden. Toch is dat nodig, omdat het zeker geen
aanbeveling verdient de kruising nog verder door te zet
ten, integendeel. We hebben de indruk, dat op veel be
drijven aan dit laatste te weinig aandacht wordt besteed.
Uit cijfers daarover is gebleken, dat op meerdere bedrij
ven dubbele gebruikskruising wordt toegepast, waarbij
geen of een ontoereikende registratie wordt toegepast.
Naar onze mening is dat een ongewenste ontwikkeling,
welke zeker niet in het belang is van de varkenshouderij.
ET is alweer enige tijd geleden dat er veel ge
sproken en geschreven werd over biggenop-
fok op de batterij. Hierbij worden de biggen van on
geveer één week oud van de zeug weggenomen en
verder op de batterij opgefokt. Hoewel deze moeder
loze opfok zeer goed mogelijk bleek, kwamen er
daarentegen toch van verschillende kanten kritische
geluiden naar voren. Het systeem zou n.l. alleen aan
trekkelijk zijn wanneer de vroeg afgespeende zeugen
niet alleen weer snel berig zouden worden, maar
eveneens drachtig van een goede toom biggen. En
hierover ontbraken de resultaten van een goed op
gezet onderzoek.
"J'IJDENS de onlangs te Utrecht gehouden 3 C.L.O.
Studiedagen is hierover meer bekend geworden.
Aan de hand van op „De Schothorst" genomen proeven
bleek dat
batterijtomen gemiddeld 11,1 levend geboren biggen
telden tegen 10,7 biggen traditioneel;
per zeug per jaar worden op batterij 10 meer big
gen van 8 weken geproduceerd dan op de traditionele
wijze.
Het voederverbruik en dus de voederkosten bij bat-
rijbiggen bij een gewicht van ca. 18 kg liggen
3,tot 3,50 hoger dan bij de traditioneel opge
fokte biggen (het voer voor de zeugen inbegrepen);
de traditioneel opgefokte biggen zijn op een leeftijd
van ca. 8 weken ongeveer 1 kg zwaarder dan de bat-
rijbiggen. Een achterstand voor battorijbiggen van
ca. een week die in de daarop volgende 7 weken niet
meer wordt goedgemaakt.
De conclusie, de plus en de min punten in aanmerking
nemende was dan ook dat door hogere voerkosten, die
tussen de 3,en 3,50 liggen en waarop de bij
komende voordelen zoals meer levend geboren biggen
in mindering worden gebracht (op ƒ1 a 1,50 geschat)
de kostprijs van batterijbiggen 1,50 tot 2,50 hoger
ligt dan die van traditioneel opgefokte biggen!
BIJ SPENEN OP 3 WEKEN GOEDE RESULTATEN
||ENDRIX VOEDERS N.V., uiteraard ten zeerste ge-
interesseerd in de biggenopfok op batterij, heeft
dienaangaande ook ondierzoek verricht en brengt nu het
zgn. „Hendrix Biba-programma", het opfokken van big
gen op vlakke batterij vanaf een leeftijd van 3 weken.
Aan een publikatie over dit programma ontlenen wij de
volgende bijzonderheden:
Opfokken van de biggen tot drie-weekse leeftijd bij
de zeug met stipte in-acht-name van alle maatregelen
die ook gelden bij de traditionele opfok. In het bijzon
der geldit dit voor een tijdige drinkwatervoorziening
van de biggen en bijvoedering met een van de speciaal
voor batterij-opfok ontwikkelde voeders. Voor nor
male tomen is dit Biba 2. Bij een tekort aan zeugen-
melk doet imen er goed aan dit voeder vooraf te laten
gaan door Biba 1.
de zeug beperkt blijven voeren tot maximaal 3 kg
per dag;
castreren van de beertjes gedurende de tweede levens
week;
spenen op 3-weekse leeftijd en de biggen plaatsen op
de vlakke batterij;
zeug naar de dekstal;
gedurende de eerste week op de batterij Biba 2 blij
ven voederen;
gedurende de tweede week geleidelijk overschakelen
van Biba 2 op Biba 3, hetgeen eveneens speciaal is
aangepast aan de hoge eisen van deze vroeg gespeen
de biggen. De voeders worden droog verstrekt;
de eerste twee weken van de batterij-opfok het voer
beperkt verstrekken, zodat de trog dagelijks wordt
leeggemaakt;
indien de biggen volledig op Biba 3 zijn overgescha
keld kan het voer eventueel onbeperkt worden gege
ven;
de biggen blijven op de batterij totdat ze minstens
een gewicht van 20 kg hebben bereikt.
DE BATTERIJ
Aan de batterijen voor de jonge biggen moeten hoge