cebetu Q
suikerbieten
Provinciaal veevoeder
bureau voor Noord-Brabant
opgegeven
De voederproblemen
aan het eind van
de stalperiode
27
Zeer hoge bietopbrengst en
de hoogste suikeropbrengst
VEE EN VLEES
MINDER RUNDVEE EN LEGHENNEN,
MEER VARKENS
Volgens de steekproef „Landbouwproduktie" van
het C.B.S. per 1 februari 1971 was het aantal melk
gevende koeien op 1 februari 1971 nog 20.000 stuks
groter dan op 1 februari 1970 (4- 2%). Het aantal
droogstaanddrachtige dieren bedroeg op 1 februari
1971 645 duizend stuks tegen 673 duizend stuks op
1 februari 1970 4 Ook het gedekte jongvee gaf
een vermindering in aantal te zien (430 duizend per
1 februari 1971 tegen 445 duizend op 1 februari 1970).
De groep „Ander rundvee, bestemd voor de fokkerij"
gaf een daling te zien van 1.142 duizend stuks per
1 februari 1970 tot 1.070 duizend stuks per 1 februari
1971 6 Deze vermindering komt voor een be-
IN de vorige week woensdag gehouden bestuurs
vergadering van het produktschap voor vee en
vlees gaf voorzitter, mr. F. G. van Dijk, een overzicht
van het verloop van de markt voor vee en vlees. Hij
stelde vast dat de laatste weken het aantal slachtingen
van varkens is verminderd tot circa 174.000 in de
week tot 20 maart. Op 22 maart hebben de coöperaties
en de inkoopcombinaties de overnemingsprijs voor
varkens met vijf cent verhoogd. De prijzen van onder
delen van varkens zijn wat gestegen, zij het dat in de
week van 29 maart tot 3 april de prijzen van hammen,
schouders, en ribben wat lager waren dan in de voor
gaande week. Er is een niet onbelangrijke export van
buikspek naar landen buiten de E.E.G.; in de week
tot 26 maart circa 600 ton. De gemiddelde varkensprijs
in de E.E.G. is ongeveer acht cent per kilo boven het
peil waarop interventie op de varkensmarkt mogelijk
wordt. Het binnenlands verbruik van varkensvlees is
niet onbelangrijk gestegen, hetgeen vooral kan wor
den toegeschreven aan de lagere prijzen. Een alge
mene verbetering van het prijspeil lijkt in de naaste
toekomst echter niet waarschijnlijk; op wat langere
termijn worden bepaald gunstige vooruitzichten ver
wacht. De animo voor het fokken is licht ver
minderd en vergroting van het aantal dekkingen zou
langrijk gedeelte voor rekening van het jongvee, jon
ger dan 1 jaar. De mestveestapel was op 1 februari
1971 vrijwel gelijk aan die van vorig jaar (516 resp.
518 duizend stuks). Het aantal mestkalveren steeg van
274 duizend stuks per 1 februari 1970 tot 293 duizend
per 1 februari 1971 7
Varkens. De totale varkensstapel bedroeg op
1 februari 1971 6.349 duizend stuks tegen 5.583 dui
zend stuks per 1 februari 1970 13 Zowel het
aantal biggen bij de zeug als het aantal varkens tot
50 kg en het aantal mesvarkens was op 1 februari 1971
nog 15 groter dan vorig jaar. Bij de gedekte zeugen
en het aantal overige fokvarkens was de toeneming
in aantal beperkt tot reso. 6 en 1
Leghennen. De totale leghennenstapel geeft een
daling te zien van 20,5 miljoen op 1 februari 1970 tot
17,2 miljoen op 1 februari 1971 16%).
daarom in het belang van de producent zijn.
Nu in Frankrijk en Duitsland een zekere stagnatie
in de produktie optreedt, is het voor de Nederlandse
producent van belang met een redelijk aanbod op de
markt te blijven, mede omdat door de stijging van de
prijzen van rundvlees in verscheidene landen het ver
bruik van varkensvlees gunstig wordt beïnvloed.
Per 5 april geldt de nieuwe oriëntatieprijs voor
slachtvee van ƒ260,74 vergeleken met ƒ246,16 thans.
Daarentegen is er sprake van een daling van de prijzen
van slachtkalveren. De extra heffingen bij invoer van
varkensvlees uit landen buiten de EEG worden ge
handhaafd, maar de restituties bij uitvoer van rund
vlees naar derde landen gaan per 1 april met circa
een kwart naar beneden op grond van de rundvlees
positie binnen de E.E.G. In Brussel is een verordening
in voorbereiding om bij daling van de varkensprijzen
onmiddellijk tot interventie te kunnen overgaan. Het
Produktschap voor Vee en Vlees stelde daarvoor een
verordening vast.
DE SANERING VAN HET SLACHTHUISWEZEN
De Commissie Franke adviseert tot spoedige intrek
king van dit wetsartikel over te gaan en zij noemt 1
januari 1972 als uiterste voor deze intrekking. Deze
datum wordt door de regering in principe aanvaard.
De voornaamste hinderpaal voor de zo noodzakelijke
sanering van het slachthuis wezen en de vleeskeuring in
ons land, dient ten spoedigste te verdwijnen. Daartoe zal
de Staten-Generaal op korte termijn een wetsontwerp
bereiken, dat voorziet in het vervallen van art. 8 van de
Vleeskeuringswet en in instelling van een hiermee ver
band houdende financiële overgangsregeling. Dit delen de
minister van landbouw en visserij, ir. P. J. Lardinois, en
de staatssecretaris van sociale zaken en volksgezond
heid, dr. R. J. H. Kruisinga, mede in een aan de voor
zitters van de Eerste en Tweede Kamer gerichte brief,
waarmede worden aangeboden de rapporten van zowel
de Commissie „Organisatie slachthuiswezen" als van de
Commissie „Organisatie vleeskeuring". Beide commis
sies kwamen in hun rapporten tot die conclusie, dat de
nadere keuring van vlees bij „invoer" in een gebied van
een andere vleeskeuringskring, moet worden afgeschaft.
Het zogenaamde P. V. B. heeft gedurende 40 jaar een
doelmatige voeding van rundvee en varkens gepropa
geerd. Dit gebeurde voor het rundvee in de dertiger ja
ren door middel van de stalvoederadviseurs, later via de
rayon-assistenten, weer later via de veevoederkernen
en de daaraan verbonden kern-voorlichters. Ook de var
kenshouderijkernen zijn aanvankelijk opgezet vanuit dit
P. V. B. Verder zijn er tienduizenden folders verspreid*
met voorbeeldrantsoenen voor melkkoeien, fokkalveren,
zeugen en mestvarkens. Ook praktijkproeven met melk
vee en met varkens zijn er vele genomen.
Al het uitvoerende werk gebeurde door en via de
Consulentschappen: het Veeteeltconsulentsohap en de
Landbouwconsulentschappen. Deze richtten zich alle
tot de gemengde bedrijven.
Sinds de reorganisatie van de Rijksvoorlichtingsdienst
op 1 juli 1969 is dit veranderd. Zoals iedereen intussen
wel weet, zijn er in Noord-Brabant nu drie Consulent
schappen voor de Rundveehouderij en de Akkerbouw en
deze geven o.a. voorlichting over de voeding van het
rundvee. Daarnaast is er een Consulentschap voor de
Varkenshouderij en de Pluimveehouder, dat de voorlich
ting over de voeding in drie bedrijfstakken verzorgt.
Daarmee is de voorlichting over de voeding van het
rundvee en die over de voeding van de varkens over
verschillende consulentschappen verdeeld. Dit was aan
leiding om het P. V. B. per 1 januari 1971 op te heffen.
COMMISSIE RUNDVEEHOUDERIJ OPGERICHT
Om de activiteiten in een aangepaste vorm te kunnen
voortzetten is er voor de rundveehouderij een commissie
ingesteld' door de Provinciale Raad voor de Bedrijfsont
wikkeling. Deze commissie moet op het gebied van de
rundveevoedingsvoorliohting doorgaan met wat het
P. V. B. daaraan deed. Maar bovendien heeft zij van de
Raad de opdracht om alle actuele rundveehouderijpro
blemen te bestuderen. De onderwerpen kunnen door de
Raad aan de commissie worden voorgelegd, de commis
sie kan ze ook zelf kiezen. De uitkomsten gaan naar de
Raad. Om een goed kontakt tussen de Raad en de com
missie te hebben is de voorzitter van de commissie ad
viserend lid van de Raad geworden.
Dé commissie heeft als leden: de heren Th. B. J.
Noordman te Sterksel, voorzitter; F. van Beek te Tete-
ringen en A. H. Th. van Loon te Oss, alle drie namens
de N. C. B., de heer L. G. van der Beek te Genderen, na
mens de C. B. T. B. en de heer J. M. van Heijst te Wouw,
namens de Z L. M.
De Consulenten Rundveehouderij en Akkerbouw en de
Directeur van de Gezondheidsdienst voor Dieren zijn de
adviseurs. Secretaris is de Consulent te Tilburg: Ir. W.
G. Blauwhof, Willem Il-straat 72, te Tilburg. Hopelijk zal
dit overleg tussen veehouders en consulenten er toe bij
dragen, dat de levensgrote problemen, waarmee de vee
houders worstelen, economische zowel als technische,
zo goed mogelijk worden opgelost.
Ir. W. G. BLAUWHOF.
P. VAN NES
C.A.R. - Barendrecht
MET het einde van de stalperiode in het zicht, ko
men veelal enkele problemen bij de rundvee
houderij voor die specifiek zijn voor deze tijd. Indien
er te weinig ruwvoer lijkt te zijn om het einde van
de stalperiode te halen, is het nu tijd om nog wat
ruwvoer aan te kopen. Spruitestokken, aardappelen
en witlofwortelen zijn naar verhouding tot de voe-
derwaarde niet duur en kunnen een deel van het
hooi of kuilgras vervangen.
Daar de meeste koeien nu zo ongeveer hebben ge
kalfd, moet de aandacht op de voeding van „verse"
koeien zijn gevestigd. Overvoeding brengt wellicht
geen voordeel, doch ondervoeding kan grote schade
geven.
Naast een te laag produktieniveau neemt de kans
op slepende melkziekte toe. Koeien die slepende
melkziekte hebben gehad, komen op stal niet meer
op produktie^ Voldoende voederwaarde verstrekken,
vooral zetmeelwaarde, maakt de kans op slepende
melkziekte geringer. De herstkalvende koeien kunnen
nu weer drachtig zijn. Door een goede controle en
administratie kunnen tegenvallers voor een deel wor
den voorkomen. Ook het gebruik van de juiste stier,
met bekende goede vererving, heeft voordelen.
UET toenemende aantal kalveren op het bedrijf,
zorgt veelal ook voor grotere moeilijkheden bij
de opfok. Diarree en longontsteking zijn meestal de
boosdoeners. Door het pasgeboren kalf niet in een hok
te brengen waar zieke kalveren waren gehuisvest,
voldoet U al aan één van de belangrijkste voorwaar
den. Daarnaast kan door tijdig biest verstrekken, het
sterfterisico worden verkleind.
Een frisse stal is nodig en tocht moet worden ver
meden. Wanneer bij de kalveren in voorgaande jaren
een longwormbesmetting voorkwam, is het raadzaam
om de kalveren te laten enten. Neem hierover kon-
takt op met Uw dierenarts. Vaak zijn er tegen het
eind van de stalperiode koeien, die op stal moeilijk
staan. Het bijsnijden van de klauwen en het behan
delen van zweren zullen de produktie en levensduur
verhogen.
IYE overgang van stal naar weide is altijd een hele
omschakeling. Het verteringsorganisme van een
koe moet zich aanpassen bij de verandering van de
voeding. Een geleidelijke overgang is altijd op zijn
plaats. De produktie en gezondheidstoestand van de
koe is er mee gebaat. Ook de voorkoming van kop-
ziekte vraagt de aandacht.
Anti-kopziektekoek of magnesiet zijn de 2 goede
mogelijkheden. Indien voor de koek-verstrekking
wordt gekozen, moet op stal reeds deze koek worden
bijgevoerd. Per koe per dag moet 50 gram MgO wor
den gevoerd. Meestal bevat 1 kg van deze koek bo
vengenoemde hoeveelheid MgO. Kopziekte kan ech
ter ook goed worden voorkomen met het strooien van
30 kg gebrande magnesiet per ha, juist voordat de
koeien in een perceel komen. Het is geen grote kunst
om een koe de eerste weken na het kalven veel te
laten geven, maar juist het volhouden van een hoog
produktieniveau is zo belangrijk. Daarom moeten we
de omstandigheden die de produktie beïnvloeden zo
gunstig mogelijk maken.