Opmerkingen Landbouwschap Consumptiemelkbeleid 1971/1972 Contracten, prijzen, aandelen 10 I BESLISSINGEN E.E.G. MARKT- EN PRIJSBELEID BESLISSINGEN 1971772 AKKERBOUWSECTOR 1YE nieuwe pry zen zijn voor wat de akkerbouw- sector betreft zeer teleurstellend en ver bene den de zeer redelijke voorstellen van het Landbouw schap. Wanneer wordt aangenomen dat de verhogin gen van de E.E.G.-richt- en interventieprijzen vol ledig op de markt zouden doorwerken en dat de ver hoging van de richtprijs van mais met 1 via een vprhoging van de produktierestitutie op het aard appelmeel circa 10 cent per 100 kg fabrieksaardappe len zou uitmaken dan bedraagt de verhoging ge rekend over de produkten waarvoor E.E.G.-markt- regelingen zijn getroffen gemiddeld circa lMt Ge rekend over de totale akkerbouwproduktie beloopt dit 1 a lVt Gerekend per bedrijf nogmaals uitgaande van de meest optimistische veronderstelling dat alles vol ledig op de markt doorwerkt zal door de nieuwe E.E.G.-prijzen de geldopbrengst als volgt stijgten: in de Noordelijke zeekleigebieden (44 ha) circa 900,—; in het Z.W.-zeekleigebied (41 ha) circa ƒ800, in de Veenkoloniën (35 ha) circa 1000, /'EZIEN in het licht van de toenemende inflatie- tendens en de kostenstijgingen houdt deze be slissing voor de akkerbouw ongetwijfeld een inko mensverlaging in. Verwacht moet worden dat hier door het teruglopen van de oppervlakte bouwland zal worden versneld en er een toenemende omschakeling Tussen overheid en bedrijfsleven is overeenstem ming bereikt over de uitgangspunten bij het consump tiemelkbeleid 1971/72, aldus het Landbouwschap. Deze uitgangspunten kunnen als volgt worden om schreven: De grondstof prijs. Als grondstof waarde zal gelden de hoogste van de 3 zuivelwaarden die er zijn, te weten die van alle industrieel verwerkte melk, exclu sief kaasmelk. Bij toepassing van de hoogste zuivel- waarde zal een limiet gelden van ƒ0,40 per 100 kg melk ten opzichte van de zuivelwaarde van alle in dustrieel verwerkte melk. De hoogste zuivelwaarde (met limiet) mag ver hoogd worden met 1,per 100 kg boerenmelk. In dien de op deze wijze berekende grondstofwaarde beneden de op 25 maart 1971 voor het prijsjaar 1971/72 vastgestelde richtprijs ad 37,47 per 100 kg ligt, dan zal de richtprijs als grondstofwaarde gelden. Aangezien bij de aanvang van het prijsjaar nog zeer moeilijk iets over de zuivelwaarde in 1971/72 valt te voorspellen, zal tot 1 oktober de richtprijs als voor op graslandexploitatie zal plaats vinden. De positie van de akkerbouw op langere termijn zal nader onder het oog moeten worden gezien, mede in het licht van de mogelijkheden die in het E.E.G.- structuurbeleid worden geboden. Met het oog op het beraad dat binnenkort weer zal moeten plaats hebben over de voorstellen voor het seizoen 1972/'73 is er grote behoefte aan duidelijke richtlijnen terzake van het E.E.G.-markt- en prijsbeleid, welke gericht zijn op een voldoende inkomens-basis rekening houdend met de geldontwaarding en de algemene inkomens ontwikkeling. SUIKERBIETEN BETREFFENDE de suikerbieten wordt opgemerkt dat de minimum-suikerbietenprijzen (vette bie ten 17 r.e., halfvette bieten 10 r.e.) ongewijzigd zijn gebleven. De interventieprijs van suiker is verhoogd van 21,23 r.e. (ƒ76,85) per 100 kg op basis van kwa liteit 3e categorie, tot 22,61 r.e. f 81,85) per 100 kg op basis van kwaliteit 2e categorie. De verhoging van de interventieprijs dient voor de gewijzigde (hogere) kwaliteitsnorm, een verhoging van de opslagkostenvergoeding, een lagere waar dering van de opbrengst van melasse en de aanpas sing van de verwerkingskosten aan de gestegen ener gie-kosten. Dit kan globaal als volgt worden onder verdeeld: gewijzigde kwaliteitsnorm 0,50 r.e. opslagkostenvergoeding 0,26 r.e. herwaardering melasse 0,12 r.e. compensatie stijging verwerkingskosten 0,50 r.e. 1,38 r.e. Dit betekent dat de aanpassing van de interventie prijs van suiker niet zal leiden tot een verhoogde'uit betaling aan de telers voor de geleverde suikerbieten- Er wordt niet gesproken over de toepassing in het mengprijssysteem van de mogelijkheid, die in het contractenstelsel wordt geboden, om een hoeveelheid ter grootte van 10% van het basisquotum over te brengen naar het volgende jaar. In de mengprijs- periode 1968/'69 t/m 1970/'71 was deze mogelijkheid voor het mengprijssysteem uitgesloten. lopige grondstofwaarde worden ingezet. In september a.s. zullen zuivelwaarden worden berekend, resp. ge- prognostiseerd. De aanvoer-, verwerkings- en afvoerkosten. Aan de berekening van de aanvoer-, verwerkings- en afvoer kosten liggen rentabiliteitsberekeningen ten grondslag van een aantal consumotiemelkbedrijven. De calcula tie is zodanig opgesteld, dat ongeveer 2/3 deel van de omzet van deze bedrijven kostendekking kunnen be reiken. In tegenstelling tot voorheen is een integrale kostencalculatie door de overheid aanvaard, waarbij ook de loonkosten volledig worden doorberekend. In september zal worden nagegaan wat de werkelijke loonontwikkeling is geweest en wat tot 1 april 1972 terzake verwacht mag worden. Dit zal vanaf oktober worden verrekend. De distributiekosten zijn verhoogd met ƒ0,35 per 100 liter melk. Op grond van deze uitgangspunten zijn de volgende prijsverhogingen toegestaan: per 22 februari 1971: 1 cent per liter voor alle ver pakkingen consumptiemelk en consumptiemelk- produkten; per 5 april 1971: 2 cent per liter voor hele liters con sumptiemelk en consumptiemelkprodukten; 1 cent extra voor hele liters consumptiemelk in karton- verpakking; 1 cent extra voor hele en halve liters consumptiemelkprodukten. Het nog niet in de prijs tot uitdrukking gebrachte verschil tussen de overeengekomen en de toegestane prijsverhoging van ƒ0,11 per 100 liter zal vanaf okto ber a.s. worden verrekend. Het bedrijfsleven heeft toegezegd individueel geen ontheffingsaanvragen op de beschikking hierover te zullen indienen vóór 1 april 1972. IN „Samen Sterk" van Cebeco schrijft ir. IJ. de 1 Boer het volgende commentaar: In een uitgave van een der Franse centrale coöpe raties, n.l. de Uncac, die zich bezig houdt met de af zet van granen en aanverwante produkten, wordt vast gesteld, dat menige teler liever direct na levering met zijn coöperatie wil afrekenen, dan wachten op de uit betaling aan het eind van het jaar van de in het boek jaar gemiddeld bereikte prijs. De teler wil weten waar aan hij toe is. Bij de brouwgerstcontracten wensen verschillende telers in Nederland zich gaarne voor bijv. 3 jaren vast te leggen op een bepaalde prijsbasis. Dit duidt op een verandering in de houding van het lid t.a.v. zijn coöperatie. In beide gevallen betekent dit, dat men zaken wij doen met zijn coöperatie en niet dat men door middel van zijn coöperatie de prijs die er in een jaar in de markt ligt, verminderd met de kosten die de coöperatie heeft gemaakt, wil binnen halen. Een coöperatie die zulke „zaken" met de teler doet, zal iets voor zijn risico's moeten calculeren, zal moeten reserveren om tegenvallers op te vangen, bij meerjarige contracten meer dan bij transacties op kor te termijn. Ook wanneer de contracten worden door getrokken naar de uiteindelijke afnemers en dus be halve de teler ook de coöperatie haar risico beperkt, zal de uiteindelijke afnemer zijn risico incalculeren en bij het bepalen van de contractprijs daarmee reke ning houden. Uit het oogpunt van de verkrijging van een goede prijs „In de markt" voor de teler, ligt het meerjarige contract het minst gunstig. IN de huidige tijd met zijn vele onzekerheden ontmoet het bekende prijsvormingsproces an dere wensen varnde telers, dan voorheen, namelijk het weten waar zij aan toe zijn en het zich door een bewuste produktieplanning daarop instellen. Daardoor kunnen heel andere voordelen niet alleen aan de indi viduele teler, maar ook aan de landbouw als geheel toevallen, tegenover een zeker verlies in de markt. Kwantitatief is daarover weinig te zeggen, maar het wil mij voorkomen, dat deze benadering meer aandacht verdient ook van de coöperaties en dat het bereik- bare-prijs-uitbetalingselement op een of andere wijze dient te worden ingebouwd, ook al kan het „contrac- tenbouwsel" volledig weggespoeld worden door bij zondere marktprijsbewegingen. Natuurlijk kunnen de leden die afzien van bovenbedoelde extra-revenuen per produkt daarna wel delen in de overschotten van het bedrijf van hun coöperatie, nadat voldoende is ge reserveerd. Zodanige uitkeringen zullen dan moeten geschieden op basis van de zaken die het lid met zijn coöperatie heeft gedaan. \K/ ANT dat blijft in ons milieu toch wel essentieel. We moeten niet in de eerste plaats denken in de richting van dividenden op aandelen, zoals bij de naamloze vennootschap. Dit houdt niet in, dat we niet in de richting van aandelen moeten denken om geheel andere redenen. Deze aangelegenheid, die in het coöperatieve milieu in discussie is, zou voor ons prak tische betekenis kunnen krijgen. Zowel met het oog op de structuur van de gehele CEBECO-groep, als op de veranderingen in het ledenbestand (boeren en tuin ders), omdat zovelen de landbouw verlaten. Daarom heeft dit laatste onderwerp voor ons meer dan alleen maar theoretische belangstelling en zijn specialisten aan het werk getogen om de mogelijkheden op dit ge bied voor onze CEBECO-groep nader te onderzoeken. Wij hopen dat hier wat uit komt, dat ons goed te pas kan komen. IirIJ citeren de volgende uitspraak: „Ik heb herhaaldelijk betoogd, dat een doel matige belastingheffing meebrengt, dat zich onrecht vaardigheden kunnen voordoen. Wij moeten dat kunnen en durven erkennen. Een goede wetgeving moet met zich meebrengen, dat tot nivellering van de onrechtvaardigheden wordt overgegaan. Niet alleen moeten deze zo klein mogelijk worden gemaakt, maar men moet ook geen uitschieters heb ben. Vele kleine onrechtvaardigheden zijn eerder aan vaardbaar dan enkele grote". U dacht dat deze uitspraak van een rand-figuur was? Dan hebt U het verkeerd, want deze uitspraak werd gedaan door de Staatssecretaris voor Financiën, de heer Grapperhaus! Zover is het dus gekomen, dat welbewust als uit gangspunt wordt gekozen voor een regeling die „on rechtvaardig" werkt. Wel moet dit zoveel mogelijk beperkt worden, maar het principe dat het mag voorkomen wordt niet verworpen! Wij kunnen een dergelijk standpunt niet accepte ren. Wanneer met het recht de rechtvaardigheid ge sold wordt, waar blijven wij dan? Dit is één van de grondpijlers van de samenleving! T\E Staatssecretaris heeft het niet bij de uitspraak gelaten, maar heeft een uitvoerig onderzoek doen instellen op welke wijze het mogelijk was door middel van forfaits bepaalde aftrekposten voor de Inkomstenbelasting te regelen. De resultaten van deze studie zijn neergelegd in twee rapporten en de slotconclusie van beide rappor ten is negatief. Een regeling zoals hem voor ogen stond en welke uitging van bepaalde vaste aftrekposten zal er niet komen. De voorwaarden waaraan de Staats secretaris stelde dat moest worden voldaan waren: a. het forfait mag niet te grote rechtsongelijkheid veroozaken door te veel gevallen die onderling sterk verschillen toch gelijk te behandelen; b. het forfait mag ook een bepaalde groep belasting plichtigen niet te sterk benadelen of bevoordelen; c. he forfait moet zodanig bepaald worden dat een groot aantal belastingplichtigen er gebruik van gaat maken; d. het forfait moet zodanig bepaald worden dat een groot aantal belastingplichtigen er gebruik van gaat maken; d. het forfait moet zoveel eenvoud brengen dat de doelmatigheid bij de heffing wordt vergroot; e. het forfait mag er niet de oorzaak van zijn dat de opbrengst van de inkomstenbelasting aanzienlijk daalt. T)E vereenvoudiging die de Staatssecretaris voor ogen stond komt er dus niet. Toch is daaraan een geweldige behoefte. De Inkomstenbelasting is zo ingewikkeld gewor den dat zij op sommige punten haast onuitvoerbaar wordt. Bovendien liggen er zeer urgente zaken op een be slissing te wachten. Eén van deze punten is de fiscale positie van de zelfstandigen. Dit is ongetwijfeld een van de belangrijkste en wel van dusdanige importan tie dat het voortbestaan van vele zelfstandigen hier door in belangrijke mate wordt beïnvloed. Laten wij hopen dat op dit punt nog vóór 28 april een positief geluid zal worden gehoord. PA AU WE

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 19