Minister Lardinois: boeren kregen prijsverhoging waar ze recht op hebben! Dr. Mansholt en de „Nationale" voorlichting Afscheid Dir. Gen. Ir. J. A. P. Francke 4 De boeren hebben de prijsverhoging gekregen waar ze recht op hebben. Die mening uitte de minister van landbouw, ir. P. J. Lardinois, vrijdag in 'een perscon ferentie in Den Haag. De veehouderij, zo meende hij, zullen de prijsbeslissingen van de EEG-ministerraad eerder mee- dan tegen zijn gevallen. De akkerbouw zal het resultaat wel wat tegenvallen, maar in deze agrarische bedrijfstak wist men dat het moeilijk zat. De Noordgroninger akkerbouw b.v. heeft niet zo'n bijzondere verlichting gekregen, maar, aldus de minister, we hebben er wel het uitersjte uit gekre gen wat erin zat. Dank zij de besluiten inzake de structuur die in Brussel ook werden genomen, kan er nu toch voor Noord-Groningen wel iets gebeuren, mits men daar bereid is van graan over te gaan op een ander produkt, b.v. vlees. De minister zou er verheugd over zijn als zich in Noord-Groningen „ontwikkelingsbedrijven" zouden aanmelden die zich in de rundvleesproduktie willen storten. Voor zo'n overschakeling is veel kapi taal nodig en daarom is men er in dat gebied huiverig voor, maar het maakt wel verschil als men, dank zij de rentesubsidies waarover in Brussel een besluit is gevallen, geld kan lenen tegen vier in plaats van acht procent. MET de donderdag in Brussel bereikte overeen stemming, zo meende de minister, is gebleken dat de EEG in een heel moeilijke situatie toch kan functioneren. Dat het nu op het platteland rustig zal worden geloofde hij "echter niet. Daarvoor is er te veel aan de gang. Niet alle problemen van de land en tuinbouw zijn opgelost, want slechts de helft van de produktie valt onder het strikte prijzenstelsel. De fruitteelt bijv. is hiermee niet uit de crisis gekomen. Met de opmerking van dr. Mansholt, dat regeringen en landbouworganisaties de boeren onvoldoende hebben voorgelicht was de minister het helemaal niet eens. Zeker ten opzichte van Nederland was dit 'een on juiste uitspraak. Maar ,,ik heb ook wel eens een uit spraak gedaan waar ik wat spijt van heb". Doch ook bij goede voorlichting gaat, als het inkomen achter blijft, de onrust niet weg. De nieuwe structuurmaatregelen gaan in de komen de vier jaren in totaal twintig miljard gulden kosten uit nationale en gemeenschapsgelden samen. De minis ters van financiën zullen er geen pijn aan hebben, meende minister Lardinois, want in beginsel was het geld al voor de structuur bestemd. Wel zal de af vloeiingsregeling voor boeren tussen 55 en 65 jaar, waarmee men in ieder g-eval tot en met 1975 doorgaat, nog tot en met 1985 financiële consequenties hebben. Nederland dat tot nu toe als enige EEG-land geen rentesubsidies voor de landbouw kende (behalve dan in ruilverkavelingen) zal daar au wel rekening mee moetep gaan houden. Maar misschien gaan ze de Nederlandse schatkist volgend jaar wel minder kosten dan nu de hulp voor bedrijfsontwikkeling uit het Ont- wikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw, die immers a fonds perdu wordt gegeven. Nederland heeft zich met de mogelijkheid van. rentesubsidies voor individuele bedrijven kunnen ver enigen toen bleek, dat sterk gelet zou worden op de invloed die zulke subsidies op de markt kunnen heb ben en dat men er in sectoren waar overproduktie heerst of dreigt (b.v. fruitteelt, pluimvee) zeer voor zichtig mee zou zijn. DERLANDS meegaandheid werd ook bevorderd doordat het zijn zin kreeg inzake een „afbraak kalender" voor ontoelaatbare nationale steunmaat regelen. De Europese Commissie zal haar oordeel over steunmaatregelen moeten vellén voor de volgende data: 1 januari 1972 voor fruitteelt, glastuinbouw, groenteteelt en suiker; voor 1 juli 1972 voor melk, rund- en varkensvlees, eieren en slachtpluimvee; voor 1 januari 1973 voor graan, wijn, tabak en visserij- produkten; voor 1 juli 1973 voor andere produkten. Voorts kreeg oas land gedaan dat behalve individuele bedrijven ook ruilverkavelingen voor gedeeltelijke gemeenschapsfinanciering in aanmerking kunnen komen, als ze althans leiden tot een bevredigende structuur in de zin van ontwikkelingsbedrijven. Nog een punt waarop Nederland zijn zin kreeg: de maatregelen tot verbetering van de afzet van land- bouwprodukten (bijdrage in aanloopkosten, rente subsidies, borgstelling) gaan, behalve voor producen tengroeperingen en coöperaties, ook gelden voor par ticuliere handel en industrie als die met boeren tot gemeenschappelijke produktie- en afzetregelingen komen. De Nederlandse overheid, vertelde minister Lardinois, heeft tussen „coöperatief" en „particulier" nooit onderscheid willen maken. Door wat in Brussel is overeengekomen zal in Nederland geen enkele boer meer afvloeien, ver wachtte de minister. Het Nederlandse ontwikkelings- en saneringsfonds geeft immers aan afvloeiers al drie keer zo veel als waartoe de ministerraad besloot. Wat in de EEG nog ontbreekt is volgens de bewindsman een regionaal industrialisatiebeleid. In de resolutie van de EEG-ministerraad wordt snelle voortgang van het gemeenschapswerk in sectoren buiten de land bouw, met name van het vormen van een economische en monetaire unie en van een regionaal en sociaal beleid, noodzakelijk genoemd. Een directe band tussen deze werkzaamheden en het landbouwbeleid wordt echter niet gelegd. Dr. S. L. Mansholt heeft het langzamerhand flink aan de stok met de Belgische boeren en hun leiders. Dat de Belgische boeren het niet op Mansholt begre- Tijdens de zeer druk bezochte afscheidsbijeenkomst op 25 maart j.l. is de directeur-generaal van de voed selvoorziening en de visserijen, ir. J. A. P. Franke, die per 1 juni a.s. als voorzitter van het Produktschap voor Vee en Vlees zal optreden, bevorderd tot Com mandeur in de Orde van Oranje-Nassau. De minister van landbouw en visserij stelde in het slot van zijn toespraak daarvan de scheidende directeur-generaal in kennis. Minister Lardinois memoreerde de beteke nis van de verschillende functies van de heer Franke voor het (landbouw)bedrijfsleven in al zijn schake ringen. De bewindsman zei o.m. dat het een onmoge lijkheid was, de montage van een gesproken beeld van ir. J. A. P. Franke als directeur-generaal van de voed selvoorziening en de visserijen in kort bestek te vat ten. Bij zijn benoeming in 1953 tot directeur-generaal (als opvolger van dr. S. L. Louwes) kreeg ir. Franke terstond een grote taek op de schouders in verband met de watersnoodramp. In die periode reeds toonde hij zich een bezield werker te zijn met groot improvi satievermogen, waarbij hij de steun en het vertrou wen van de organisaties van het bedrijfsleven geheel pen hebben bleek overduidelijk. Tijdens de protest demonstraties in Brussel droeg de stoet van zo'n 80.000 tot 100.000 boeren een stroom van spandoeken en borden mee met stuk. voor stuk weinig vleiende opmerkingen voor onze landgenoot. Dat het tussen de Belgische boerenleiders en Mans holt momenteel niet botert wordt heel duidelijk uit een aantal opmerkingen aan het adres van de Euro pese landbouwcommissaris, afkomstig van deze leiders. Het begon woensdag al, de dag nadat de furieuze boeren voor zo'n vijf miljoen schade in de Belgische hoofdstad hadden aangericht. De boeren leiders trachtten de verantwoording voor deze ge welddaden af te schuiven op „raddraaiers" en „onver antwoordelijke elementen". Maar heel wat ooggetui gen hadden toch ook boeren bezig gezien met het slo- bleek te genieten, aldus minister Lardinois. Het werk terrein van ir. Franke kwam spoedig voor een belang rijk deel buiten Nederland te liggen en nam zodoende in omvang en betekenis toe, uitmondende in het E.E.G.-landbouwoverleg. Over de mens Franke ge tuigde de bewindsman o.m. van een volstrekt integere, oprechte man, bereid zich totaal voor een goede zaak in te zetten, in staat helder en snel tot de kern van problemen door te dringen en meer menselijkheid be zittende, dan hij anderen wil erkennen. Ir. B. van Dam, sprekend namens het College van Produktschapsvoorzitters, zei in een meer persoonlijk woord o.m.: Gelukkig voor hem en voor de velen die in zijn lange ambtelijke loopbaan zaken met hem heb ben moeten bespreken. Ir. Franke is nooit de glad- gepolijste ambtenaar geworden, die ieder met een schone, meestal niet te vervullen belofte, liet heen gaan. Dat ir. Franke nu de functie van voorzitter van een produktschap heeft geambieerd, was voor ir. Van Dam het bewijs, dat hij stellig vanuit de functie, die hij nu verlaat, de waarde kent van de Produktschap- pen om tot een verantwoord democratisch beleid te komen, zowel wat de conceptie als de uitvoering be treft. pen van de stoffering van Brusselse lanen. Daarom liet men in de verklaring doorschemeren dat als er al boeren boos waren geworden, dat onbegrijpelijk was. Wie kreeg daarvoor de schuld? Mansholt. „Er moet rekening worden gehouden", zo stond in de verkla ring, „met het feit dat de Europese boerenstand sinds jaren door de Europese technocraten en meer in het bijzonder de heer Mansholt, uitgedaagd en getergd wordt met allerlei beschuldigingen, bedreigingen en onuitvoerbare plannen, in een taal, die meestal ge tuigt van diepgaand onbegrip voor hun toestand en van een cynisch misprijzen voor hun produktiviteits- inspanningen". TUSSEN de bedrijven van een uitputtende mara thon-ministerraad door waar hij juist bezig was de ministers te bewegen „zijn" structuurplannen voor de landbouw te aanvaarden zag Mansholt nog kans om te laten merken dat hij het boerenoptreden tegen hem dan wel niet zo leuk vond, maar dat hij het weet aan onvoldoende kennis van zaken. De verant woordelijkheid voor deze boeren-onkunde legde hij en hij deed dat opnieuw vrijdag tijdens 'een pers conferentie bij de boerenleiders. Dat hij daarmee op heel gevoelige tenen is gaan staan werd duidelijk uit een recente open brief van de leider van de Bel gische boerenbond prof. C. Boon. De Belgische boerenleider beschuldigde Mansholt in die brief er van gehandeld te hebben „als een rat in de val, die onberedeneerd bijt waar hij bijten kan". „Duidelijk is", zo eindigt de brref van prof. Boon, „dat onze wegen nu definitief scheiden. Dat spijt mij, want tot nu toe zag ik u als een eerlijk man. Ook op mijn leeftijd blijft de desillusie van onvoldoende mensen kennis pijnlijk". rIJDAG heeft dr. Mansholt, tijdens zijn perscon ferentie en in antwoord op vragen van journa listen, ook op deze brief weer gereageerd. Zijn betoog kwam op het volgende neer: De boeren moeten hun informatie voornamelijk halen uit de gespecialiseerde boerenbladen. Daarin wordt uitsluitend „nationaal" voorlichting gegeven in die zin dat de boeren er alleen in lezen wat de nationale boereneisen zijn. Dan krijg je bijvoorbeeld situaties waarin een Duitse boer on kundig is van het feit dat zijn Franse en Italiaanse collega's niets voelen voor zijn wens dat de prijs van akkerbouwprijzen omhoog moet. Niemand begrijpt dat in een Europese ministerraad alleen maar een com promis tussen de „nationale" boerenbelangen uit de bus kan komen dat soms de boeren in de afzonderlijke staten niet erg bevredigt. De zich opdringende vraag, of als een nationale voorlichting faalt de onkunde en het onbegrip wel licht door een „internationale" voorlichting kan wor den doorbroken, werd door Mansholt meteen beant woord. „Om de voorlichting ter hand te nemen zijn de middelen van de Commissie te beperkt," zo zei hij. En de vraagt rijst of het misschien zinvol is om een deel van de miljarden waarover de Europese Com missie de komende jaren gaat beschikken om het lot van de boeren te verbeteren aan te wenden om die zelfde boeren te laten begrijpen waar het om gaat

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 4