Nu is er Wigran Super Tegen kamille in wintergranen Aardappelteelt KORTE WENKEN muur, kleefkruid, zwaluwtong en veelknopigen AANTAL PLANTEN PER HA P. A. DEN HOLLANDER C.A.R. - Zevenbergen. Het is elke teler bekend dat het aantal planten per ha van aard appelen of suikerbieten invloed heeft op de opbrengst van het ge was. Hier wordt vrij veel over ge sproken en geschreven. Niettemin lopen de meningen nogal eens uit een. De indruk bestaat echter dat verschillende telers onder invloed van allerlei omstandigheden te wei nig poters per ha uitplanten. Dit gaat dan ten koste van de op brengst, want het aantal planten per ha is van grote invloed op de opbrengst en de sortering. Vol doende inzicht is voor elke teler gewensi. SITUATIE IN DE PRAKTIJK In 1969 werd nagegaan hoe de situatie in West- Brabant in de praktijk lag. De indruk was dat het aantal planten per iha op verschillende percelen vrij ver was gedaald, mede onder invloed van de ver breding van de rijenafstand van 66 cm naar 75 cm. Ook wordt door de praktijk soms te sterk de aan dacht gericht op het telen van grote knollen (grove sortering). De totaal verkoopbare opbrengst wordt te veel uit het oog verloren. STANDDICHTHEID De standdichtheid bij aardappelen kan worden uit gedrukt in het aantal planten per ha, per m- of per strekkende meter. Zelfs kan de plantafstand in de rij in centimeters worden aangegeven. Men spreekt ook wel van het aantal stengels (hoofdstengels). Hoofdstengels zijn stengels die rechtstreeks uit de poters zijn ontsproten en die in feite een aparte plant vormen die knollen produceert. Bij veel hcofdsten- gels per m- zijn dat veel knollen, hoewel bij een dichtere stand het aantal knollen per stengel daalt. Het kan ook zijn dat de gevormde knollen een fijnere sortering krijgen. De standdichtheid wordt bepaald door het aantal poters dat wordt uitgeplant, maar ook door het aan tal kiemen (stengels) per poter. Dit is op zijn beurt weer afhankelijk van de potergrootte, het ras, de pootgoedbehandeling, de pootwijze en de bodemom standigheden. Een dichte stand leidt tot een snelle grondbedek- king. Is de stand meer open, dan moeten de stengels meer vertakken om toch de grond vol te krijgen. Omdat dit tijd kost, is de knolbezetting en dus ook de produktie, later. Om een hoge knolopbrengst te krijgen, moet men er naar streven zo vroeg mogelijk een gesloten ge was te hebben en dit ook zo lang mogelijk te hand haven. Een dichte stand leidt in het algemeen tot een hoge produktie. De sortering wordt beïnvloed door het aantal plan ten of stengels per ha, de bödemomstandigheden en het ras. De meest gewenste standdichtheid hangt af van de bestemming. Voor poctgoedteelt is een dich tere stand vereist dan voor consumptie. Gebruikt men voor de poctgoedteelt te weinig po ters (bijv. 45.000) dan moet te vroeg worden dood gespoten anders wordt de sortering te grof. En dat kost geld voor de consumptieteelt 20 a 25 hoofdstengels per m- nodig zijn voor de hoogste opbrengst per ha boven 35 mm. Bij een rijenafstand van 75 cm is dit 1518 stengels per strekkende meter. Een aantal 'telers zal dus dichter moeten gaan poten. Uitgaande van 5 hoofdstengels per plant bij het ras Bintje betekent dit dat het aantal planten per ha bij de potermaat 35/45 rond 40.000 per ha moet bedragen. Zitten er gemiddeld 1000 poters van deze maat in een zak van 50 kg, dan is 2000 kg pootgoed per ha nodig om aan het vereiste aantal te komen. De pootafstand be draagt dan ongeveer 75 x 33 cm. Voor de pootgoedteelt geldt een fijnere sortering dan voor consumptie. Hier voor zijn nodig 30 stengels per m'2. Bij een rijenaf stand van 75 cm is dat 22 hoofdstengels per strekken de meter. Gebaseerd op deze richtlijnen wordt het advies voor het aantal poters per ha bij de verschil lende potermaten als volgt: Potermaat Consumptieteelt Pootgoedteelt 28/35 35/45 45/55 45.000 40.000 35.000 65.000 60.000 55.000 Van 43 percelen consumptie-aardappelen werden gegevens verzameld. Het bleek dat op de helft van de percelen het aantal hoofdstengels per m- onvol doende was, n.l. beneden 18 per m'2. Gemiddeld was op deze 22 percelen het aantal hoofdstengels 16,1 per m'2 en 34.500 planten per ha bij de potermaat 35/45. Op de andere helft van de getelde percelen was het aantal hoofdstengeLs per m- voldoende, n.l. ge middeld 19,4 per m'2 en 36.000 planten per ha bij de potermaat 35/45. Alle tellingen hadden betrekking op het ras Bintje. Ongeveer de helft van de gebruikte pootaardappelen was voorgekiemd. Er was geen verschil in het aan tal hoofdstengels per plant tussen voorgekiemd en niet voorgekiemd. Bij elke groep was dit gemiddeld 5 per plant. WELK AANTAL Uit verschillende vergelijkende proeven blijkt dat Dikke poters geven meer kiemen per knol en kun nen daarom ruimer worden geplant. Bij kleine poters is het juist andersom. Voor de consumptieteelt wordt nog dikwijls de maat 25/28 uitgepoot. Volgens geno men proeven is de opbrengst gelijk met 28/35 wan neer 1 y-i maal het aantal poters wordt uitgepland als bij 28/35 nodig is. Dit wordt dan ruim 60.000 planten voor de consumptieteelt, dus een behoorlijk aantal. De geschiktheid van 25/28 hangt van verschillende factoren af. Op zware grond onder droge omstandig heden blijft het gewas duidelijk achter bij een gro vere maat. NOC MEER FACTOREN De genoemde aantallen poters per ha zijn bedoeld als richtgetallen. Het is moeilijk te zeggen hoe hoog dat aantal precies moet zijn. De omstandigheden lopen van jaar tot jaar, per grondsoort en soms zelfs van perceel tot perceel uiteen. Op sommige lichte gronden is het onmogelijk voor de consumptie een grove sortering te telen, zelfs al daalt het aantal planten in de potermaat 35/45 beneden 30.000 per ha. Niet alleen zal dan de totaalopbrengst, maar ook de verkoopbare opbrengst beduidend lager zijn dan bij 40.000 planten per ha. De telers op deze gronden doen er beter aan het aantal planten op te voeren en meer te letten op de verkoopbare opbrengst. Op de zwaardere kleigronden is door verlaging van het plantaantal de sortering wel te beïnvloeden. Daalt het aantal planten beneden 35.000 per ha, dan is het ook hier nodig te letten op de verkoopbare opbrengst. "Een grove sortering mag wel iets, maar niet te veel aan opbrengst kosten. Bij verhoging vaij het aantal planten per ha van 35.000 naar 40.000 per ha is er een opbrengststijging van 5 a 10 9c. Het vraagt 250 kg pootgoed meer, dus ook hogere pootgoedkosten. Bij zeer duur poot goed kan het economisch verantwoord zijn iets te zakken in het plantaantal. Het is duidelijk dat de teler met behulp van een goed inzicht, zijn praktische ervaring, de kennis van zijn grondsoort en de daarop verkregen opbrengst en sortering aan aardappelen een keuze moet doen. Proefsgewijs wat dichter (of ruimer) poten op het zelfde perceel kan hem daarbij de nodige aanwijzing geven. Bij dit alles dient men te bedenken dat de ontwikkeling naar meer kleinverpakking van con sumptie-aardappelen niet vraagt naar zeer grote knollen. C.A.R. Zevenbergen DOOR HET OVERWAAIEN van bestrijdingsmidde len naar buurpercelen ontstaat elk jaar schade aan diverse gewassen. Overwaaien van groeistoffen, Chloor, I.P.C., en zelfs D.N.O.C. na het spuiten kan schade geven. Door rekening te houden met de wind richting eventueel te spuiten met lage druk, grove druppel en veel water kan overwaaien worden tegen gegaan. NU ER MEER BELANGSTELLING is voor de teelt van vlas, is het belangrijk nog eens te attenderen op een niet te zware stikstofbemesting en niet te veel zaaizaad. Als richtlijn geldt 130 a 140 kg zaaizaad per ha. Er schijnt dit jaar nogal verschil voor te komen in de gr of te van het zaad. Heeft u een partij zaaizaad die fijner is dan normaal, dan kunt u nog 10 zaad minder uitzaaien. VOOR BLAUWMAANZAAD GELDT een rijen afstand van 33—40 cm, breder benadeelt de zaadop brengst. Voor het fijn groeiende ras Marianne zijn 6080 planten per m- nodig. Om deze standdichtheid te bereiken is dan c.a. 800 gram zaaizaad per ha nodig, wat echter toch de minimale hoeveelheid is. Vaak is het beter wat meer zaaizaad te gebruiken om het vrij grote risico van een goede veldopkomst te ontgaan. BIJ EEN VELDOPKOMST van 30 bij blauw- maanzaad zal men tot circa 1 kg zaaizaad per ha moeten gaan. Op percelen met een minder goede struktuur komt dit opkomstpercentage voor. Een goede opkomst wordt bevorderd door een goed zaai- bed en goede struktuur van de grond, doch ook door het ontsmetten van het zaaizaad met 6 gram Thiram per kg zaad. UIT ONDERZOEK EN praktijkervaringen is duide lijk gebleken dat afgeharde kiemen bij pootaardappe len vaster aan de knol zitten dan niet afgeharde. Hoe lager de snelheid van de pootketting bij de poot- machine hoe minder kiembreuk. Dit alles pleit dus voor korte kiemen, goed afgehard en poten met een lage rijsnelheid. Neemt u zelf maar eens een proef. NAARMATE HET AANTAL kalveren per bedrijf toeneemt, nemen de kansen van opfokziekten toe. Het is nu hoog tijd, om de kalveren te enten tegen long worm. De kalveren moeten minstens 6 weken oud zijn bij de eerste behandeling. Deze enting dient 4 weken daarna herhaald te worden. Na de tweede behandeling moeten de kalveren nog minstens 2 weken binnen blijven. VOOR HET AANWENDEN VAN drijfmest op gras landpercelen die bestemd zijn voor beweiding is het nu te laat. Het gevaar voor kopziekte bij het rund vee wordt er door vergroot. Breng de drijfmest vanaf heden op grdslandpercelen die gemaaid zullen worden of op bouwland. Wigran Super een Orga-Produkt Spuiten kort na de winter vanaf het 4-5 bladstadium tot in het uitstoelingsstadium van het gewas met 6 l/ha

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 7