De Zeeuwse pluimveehouderij
in 1970
r\OOR de sterke uitbreiding van de legpluimvee-
stapel in 1969 is er in 1970 een overproduktie
aan eieren ontstaan, met als gevolg zeer lage eierprij-
zen. Op zichzelf is een periode van lage eierprijzen
voor de pluimveehouder vrij normaal. In het verleden
hebben zij deze prijsschommelingen ook gekend.
10
F. EDZERS
Consulentschap Varkens- en Pluimveehouderij
Tilburg
Toch bestaat er een wezenlijk verschil tussen de
lage eierprijzen in het verleden en die van het afge
lopen jaar. Wat is namelijk het geval?
In de afgelopen 5 jaar is het aantal legkippen per
bedrijf sterk toegenomen, terwijl tevens een groot aan
tal gespecialiseerde bedrijven zijn ontstaan. Deze si
tuatie heeft tot gevolg gehad dat minder gemakkelijk
tot inkrimpen van de pluimveestapel werd overge
gaan. Door de grotere éénheden per bedrijf hebben
de investeringen een zodanig niveau bereikt, dat ter-
wille van de jaarlijkse post aflossing en rente, het leg
hok gevuld moet blijven. Zolang de legkippen deze
post of een gedeelte hiervan kunnen goed maken,
moet het bedrijf dan ook worden voortgezet. In het
verleden speelde de aflossing en rente een minder
belangrijke rol en was men gauwer geneigd het hok
bij een lage eierprijs leeg te laten staan. Al deze om
standigheden hebben er toe bijgedragen dat langer
dan voorheen met een zeer lage eierprijs genoegen
moest worden genomen.
EIERCONTRACTEN
IN de loop van 1970 zijn er veel eiercontracten af
gesloten. De pluimveebedrijven, die hiertoe zijn
overgegaan, kunnen in twee groepen ingedeeld wor
den.
a. De financieel zwakkere bedrijven.
b. De bedrijven die meenden hierdoor meer zeker
heid te verkrijgen.
In Zeeland bestaat nog steeds een grote groep
pluimveehouders, die niet door een contract gebon
den zijn. Op de verschillende discussie-avonden is wel
gebleken, dat deze vrije pluimveehouders van mening
zijn, dat aan de huidige contractvorm te veel na
delen zijn verbonden. Volgens hen wordt de gegeven
prijsgarantie via het voeder door de pluimveehouder
zelf betaald. Wij kunnen ons voorstellen dat onder de
voederhandel weinig philantropen voorkomen. Dit
neemt echter niet weg, dat bij de goed werkende inte
graties de pluimveehouders het afgelopen jaar een
groot voordeel hebben geboekt. Helaas zijn niet alle
contracten betrouwbaar; het is daarom te hopen dat
de pluimvee organisaties zo spoedig mogelijk tot het
testen van eiercontracten overgaan. De uniformiteit
in de contracten zou hierdoor worden bevorderd, ter
wijl de onbetrouwbare contracten zouden verdwijnen.
De algemene verwachting is dat het aantal contracten
in de legpluimveehouderij nog verder gaat toenemen.
De sterke teruggang van de financiële mogelijk
heden dwingt hiertoe. Maar evenzeer geldt dat het
voor de pluimveehouders niet meer verantwoord is
het marktrisico alleen te dragen. Dat er in groeps
verband ook nog andere mogelijkheden zijn, wordt
veelal onvoldoende door de pluimveehouders onder
kend.
AKKERBOUW EN PLUIMVEEHOUDERIJ
DE enorme uitbreiding van de pluimveestapel in
1969, is in 1970 sterk afgezwakt. De reden hier
van is een ieder duidelijk. Evengoed zijn er nog een
groot aantal nieuwe bedrijven bijgekomen. De plan
nen hiervoor waren echter reeds in 1969 gemaakt,
maar konden pas in 1970 gerealiseerd worden. Wij
mogen echter verwachten, dat in 1971 de invloed van
de lage ei'erprijzen eerst goed merkbaar wordt, het
geen ook door een geringe uitbreiding tot uiting zal
komen. De opfokmogelijkheden hebben in Zeeland
een gunstige wending genomen. Er zijn vele nieuwe
opfokhokken, waardoor de opfokmogelijkheden thans
met het aantal aanwezige legkippen in overeenstem
ming zijn.
De algemene verwachting was dat er veel legkippen
vroegtijdig zouden worden opgeruimd. Voor de pro
vincie Zeeland is deze veronderstelling niet uitge
komen. Wel zijn er in d'e maand april enkele koppels
zwaardere legrassen opgeruimd, die toen 10 maan
den in produktie waren. De gunstige kg-prijs vaa
deze zwaardere dieren was zodanig, dat de meeste
koppels zonder verlies konden worden opgeruimd. In
1970 zijn er drie bedrijven met de legkippenhouderij
gestopt. De hokken van twee van deze bedrijven wer
den elders in de provincie herbouwd, zodat uiteinde
lijk in 1970 één bedrijf met 5000 legkippen is afge
voerd. Tot een werkelijke verlaging vaa het aantal
legkippen is het dus in de provincie Zeeland niet
gekomen.
In Zeeland zijn nog weinig gespecialiseerde leg-
bedrijven: de meeste kippen worden op de akker
bouwbedrijven gehouden, met daarnaast nog een
kleiner aaatal legkippen op fruit-, molenaars- of
vlasserijbedrijven. Van de meeste gespecialiseerde
bedrijven worden de eieren particulier verkocht. Door
deze verkoop komt deze groep van bedrijven minder
snel in financiële moeilijkheden. Wel moet worden
gesteld, dat de arbeidskosten op deze bedrijven hoger
liggen dan op een normaal legbedrijf het geval is.
Door gezinsarbeid en het maken van lange dagen
wordt de post arbeid zo laag mogelijk gehouden. Om
dat ook het toekomstbeeld voor de akkerbouwbedrij
ven als zodanig niet overdreven gunstig is, mogen wij
verwachten, dat in deze combinatie de legkippenhou
derij in Zeeland de meeste kansen heeft.
De kippenhouderij op deze bedrijven kam verge
leken worden met de kippenhouderij op de kleinere
gemengde bedrijven van 1015 jaar geleden! De leg
kippenhouderij op het akkerbouwbedrijf wordt als
aanvulling' gezien. All'een in de piek van de oogst-
periode moeten er overuren gemaakt worden; de ove
rige tijd is er voldoende mankracht beschikbaar. Wel
wordt de zondagsarbeid als een bezwaar gezien.
De legkippenhouderij in combinatie met fruitteelt
of molenaarsbedrijf geeft de meeste problemen. De
fruitteelt heeft reeds enige moeilijke jaren doorge
maakt. Het is te begrijpen dat door de aanhoudende
lage ei'erprijzen deze bedrijven nu extra moeilijk wer
ken. Evenzo met het molenaarsbedrijf. Door de toe
name van het aantal eiercontracten zal de plaatselijke
molenaar steeds meer terrein verliezen. Een grote
groep molenaars moesten reeds net bedrijf beëindigen.
Door het aantrekken van legkippen zijn er een aantal
in geslaagd het molenaarsbedrijf voort te zetten,
maar omdat veelal de legkippen hier de hoofdbron
van bestaan vormen hebben ook deze bedrijven het
moeilijk gekregen.
Hoewel er veel met de regeling Zelfstandigen wordt
geschermd is het aantal aanvragen in Zeeland in 1970
zeer gering geweest. Uit enkele aanvragen is ook wel
gebleken, dat zolang de pluimveehouderij nog andere
credietmogelijkheden heeft, hij niet voor een uit
kering in aanmerking komt. Als men een aanvraag bij
de Gemeente gaat indienen moet het van te voren
zeker zijn dat de bank geen crediet meer geeft. Slechts
in die gevallen kan een aanvraag zinvol zijn.
DRIJFMEST MINSTE PROBLEMEN
|IVE meeste legkippen worden in Zeeland op trap-
kooien of flatdeckkooien gehouden. Voor het
drie-etage-systeem bestaat minder belangstelling. In
de eerste plaats is wel gebleken dat de post onder
houd voor vele drie-etage-batterijen vrij aanzienlijk
is, terwijl het rapen van eieren meer moeite kost. Als
belangrijkste oorzaak moet echter de wijze van mest-
winning worden gezien. Bij het drie-etage-systeem
moet een mestput worden gebouwd, waarin de mest
tijdelijk als drijfmest wordt opgeslagen. Wanneer het
pluimveebedrijf niet in de directe omgeving van gras
land- of fruitteeltbedrijven is gelegen, kan de mest
niet regelmatig worden uitgereden. Op de akker
bouwbedrijven is het uitrijden van mest mogelijk van
af juli tot november. Op enkele bedrijven wordt ook
in het vroege voorjaar nog drijfmest gebruikt. Dit
betekent dat de pluimveehouder de mogelijkheid moet
hebben de mest 7 a 8 maanden te kunnen opslaan.
De opslag van de mest onder de kooien voldoet
uitstekend. Wanneer er niet teveel water wordt ge
bruikt is de opslag over genoemde periode mogelijk.
Op enkele bedrijven hoort men nog weieens de
klacht dat tijdens het oppompen de mest onvoldoende
naar de afzuigpunten stroomt. Dit probleem mag niet
aan het systeem worden verweten, maar moet worden
gezocht in onvoldoende afzuigpunten in het hok of
aan te dunne mest. Het systeem, dat tot nu toe de ge
ringste arbeid vraagt, is het buissysteem op een onder
linge afstand van 7 meter. De drijfmest wordt met
behulp van een vacuumtank op het land gebracht.
Op een aantal bedrijven gebeurt dit door inschake
ling van een loonwerker. In het afgelopen jaar heb
ben vele pluimveehouders zelf een vacuumtank ge
kocht. Ook zijn er in de provincie 4 combinaties van
pluimveehouders, die voor gezamenlijke rekening een
vacuumtank in gebruik hebben. Het is opvallend dat
er steeds meer akkerbouwers belangstelling voor
drijfmest krijgen. De bemestingswaarde van drijfmest
is dan ook zeer gunstig, hetgeen een besparing op de
kunstmestrekening betekent. De combinatie akker
bouw en legkippenhouderij is ook in dit opzicht gun
stig. Mestproblemen zoals deze in andere centra voor
komen spelen hier geen enkele rol.
MESTOPSLAG EN STANK VERSPREIDING
DE opslag van mest kan echter onder- bepaalde
weersomstandigheden een minder aangename
lucht verspreiden. Door het vele praten en schrijven
over luchtverontreiniging zijn velen bang geworden
en menen dat ook de mestlucht schadelijk voor de
gezondheid kan zijn. Het is echter nimmer gebleken
dat mestlucht schadelijke gevolgen aan de volksge
zondheid heeft toegebracht. Van de agrarische bevol
king zijn hieromtrent dan ook in mindere mate moei
lijkheden te verwachten. Anders ligt dit probleem ech
ter bij stedelingen die door het inkopen van een twee
de woning op het platteland alleen maar de voor
delen van het platteland willen ondervinden en geen
enkel nadeel. Zij moeten echter wel bedenken dat
deze nadelen, waaronder ook de mestlucht valt, plat
telandgebonden is. In een agrarische gemeente staan
de landbouw en veeteelt nu eenmaal op de eerste
plaats. Het is echter gelukkig te mogen constateren,
dat de meeste Zeeuwse gemeenten deze zaken reëel
onder ogen zien en zich niet direct door een minder
heid laten intimideren. Maar ook hier kan de liefde
niet van één kant komen; daarom moeten de pluim
veehouders er voor blijven waken dat moeilijkheden
voorkomen worden. Wij prijzen ons gelukkig te mo
gen constateren, dat op het merendeel van de Zeeuwse
pluimveebedrijven een strenge hygiëne wordt toege
past. Wanneer in en om het bedrijf de zaak netjes
wordt gehouden, bestaat er voor de omgeving minder
gemakkelijk aanleiding om problemen te zoeken.
Op enkele bedrijven, waar in de loop van het af
gelopen jaar moeilijkheden zijn ontstaan, is in over
leg met de betreffende gemeente en onze dienst een
oplossing gevonden. Problemen zijn er om opgelost te
worden, maar laten wij proberen deze problemen zo
veel mogelijk te voorkomen.
DE OPFOK VAN HENNEN
De pluimveehouders hebben in de afgelopen jaren
wel ondervonden dat goede opfokmogelijkheden
noodzakelijk zijn voor het verkrijgen van een produk-
tieve leghen. In het afgelopen jaar zijn een groot aan
tal opfokhokken in Zeeland gebouwd. De lage eier
prijzen hebben deze snelle groei mede bevorderd. Het
voordeel van het opfokbedrijf is dat, buitensporig
heden daargelaten, van te voren berekend kan wor
den welke winst te verwachten is. Het inkomen van
de legpluimveehouder is volledig afhankelijk van de
eiermarkt en geeft daarom minder zekerheid. Zolang
de integraties nog niet volledig zijn, zal dit verschil
blijven bestaan. Het ligt echter in de lijn der ver
wachtingen dat ook op dit punt veranderingen zullen
optreden. (Zie verder pag. 23)