„Hay-Savor voldoet niet
aan verwachtingen"
lnschr[jvingsvoorwaarden rundvee 1971 Noord-Brabant
Produktschap voor zuivel
ongerust over late
prjjsbeslissingen
Maagdarmwormbestrijding
bjj
schapen
18
Ir. P. J. J. PHIUPSEN
en P. S. HAK
I.B.V.L. - Wageningen.
Pell Nedrland N.V. te Rotterdam
deed ons een persbericht toekomen
omtrent het op de markt brengen
van een (nieuw) toevoegingsmid
del Hay-Savor te gebruiken bij het
inkuilen van allerlei ruwvoeders.
Dit produkt, zo wordt gesteld, zou
de gebruiker in staat stellen hooi
met een hoger vochtgehalte in te
kuilen zodat de veldperiode ver
kort zou kunnen worden en minder
voedingswaarde verloren gaat. Bo
vendien zou Hay-Savor de smake
lijkheid van hooi verbeteren en
antixydanten en schimmelweren-
de middelen het hooi tijdens de be
waarperiode beschermen. Door mid
del van een bij te leveren sproei-
installatie, op balenpers of op-
raapwagen wordt Hay-Savor toege
diend. De prijs bedraagt 10 per
kg (exel. B.T.W.). Gelijktijdig met
dit persbericht ontvingen wij on
derstaand artikel, dat voor zich
zelf spreekt
RED
RESULTATEN
VAN PROEVEN MET HAY-SAVOR
MA de aankondiging dat Hay-Savor, een produkt
van Kemin Industries te Iowa, door Peil Neder
land N.V. te Rotterdam, op de Nederlandse markt zal
worden gebracht maken wij de uitkomsten van onze
proeven over de doelmatigheid van dit middel be
kend. Hay-Savor werd in 1968 op verzoek en in op
dracht van Peil Nederland N.V. voor gezamenlijke
rekening beproefd. Hay-Savor is een vloeibaar mid
del. dat, toegevoegd in hoeveelheden van 1 kg per
ton hooi met vochtgehalten tot 30 broei, schimmel
en kwaliteitsverlies zou tegengaan. Het effekt van
het middel zou volgens de fabrikant zodanig zijn, dat
bijv. hooi met een vochtgehalte van 30 dat tijdens
het in-balenpersen op een voorgeschreven (en door
ons gebruikte) wijze met de aangegeven hoeveel
heid Hay-Savor zou worden behandeld, verder zon-
aei meer zou kunnen worden opgeslagen en bewaard,
zonder dat broei, schimmel en kwaliteitsverliezen
zouden optreden.
UITVOERING VAN DE PROEVEN
IN overleg met Peil Nederland N.V. werd besloten
een proef aan te leggen, waarbij hooi met vocht
gehalten van 40 en 30%, afkomstig van hetzelfde
uitgangsmateriaal, overeenkomstig de door de fabri
kant gegeven aanwijzingen of voorschriften zou wor
den behandeld met 1 kg Hay-Savor per ton hooi. Ter
vergelijking zou van hetzelfde uitgangsprodukt een
deel op dezelfde wijze worden geperst zonder toevoe
ging van Hay-Savor. Zowel het behandelde als het
onbehandelde hooi werd per objekt op dezelfde wij
ze en onder dezelfde uitwendige omstandigheden be
waard tot 15 oktober. Deze proef werd aangelegd op
5 juli. Het gewas werd op 3 juli 's avonds gemaaid
en onder gunstige weersomstandigheden op het veld
gedroogd, zodat op 5 juli een uitstekend gewonnen,
mooi groen produkt kon worden geperst.
Bij de praktische uitvoering van de proef werden
i.p.v. 40 en 30 vocht 39 en 34 vocht bereikt, ter
wijl de feitelijk toegevoegde hoeveelheid Hay-Savor
bij de beide behandelde partijen 0.9 kg per ton hooi
bedroeg.
Daar reeds spoedig bleek, dat zowel bij het behan
delde als bij het onbehandelde hooi, broei en schim
mel optrad, werd na onderling overleg tussen het
I.B.V.L. en Peil Nederland, door Peil Nederland op
dracht gegeven voop, het uitvoeren van een tweede
proef. Hierbij zou worden uitgegaan van hooi met
een vochtgehalte van 30% waaraan resp. 0 (blanco),
1,25 en 2 kg Hay-Savor per ton hooi zou worden toe
gevoegd. Het gewas werd gemaaid op 29 juli en was
reeds op 30 juli klaar om bij 30 vocht in balen te
worden geperst. Het uitgangsprodukt was dus weer
goed gewonnen en van goede kwaliteit. Bij de behan
deling werd in feite 0, 1,2 en 1,9 kg Hay-Savor per
ton materiaal toegevoegd terwijl het vochtgehalte
30 bedroeg. Het geperste hooi werd evenals bij de
eerste proef per objekt op dezelfde wijze en onder
dezelfde omstandigheden bewaard tot 16 oktober.
Gedurende de bewaring werden bij beide proeven
zowel vóór als na de bewaarperiode uitvoerig be
monsterd en geanalyseerd. De opdrachtgever had
steeds toegang tot de proeven.
RESULTATEN VAN DE PROEVEN
DIJ beide proeven was geen verschil te constateren
tussen het wel en niet behandelde hooi. De
toevoeging van 1 of 2 kg Hay-Savor leverde dus
geen enkel praktisch effekt op. Het middel had dus
geen resultaat ten aanzien van:
1. Het optreden van broei.
2. Het optreden van bederf tengevolge van schim
mels en bacteriën.
3. Het optreden van veranderingen in de chemische
samenstelling en voederwaarde- en drogestofver-
liezen.
4. Het dalen van de verteringscoëfficiënt van het
eiwit volgens de pepsine-zoutzuurmethode.
Bij alle proeven was het hooi, dat al of niet met
Hay-Savor was behandeld sterk in kwaliteit achter
uitgegaan. De resultaten komen geheel overeen met
uit de literatuur beschikbare gegevens van Engelse
onderzoekinstellingen of proefboerderijen.
Hay-Savor kan derhalve niét worden aanbevolen.
Voor het inschaarseizoen 1971 zijn dezelfde voor
waarden van toepassing als die, welke in 1970 van
kracht waren.
De bepaling, dat in een inschaarweide voor drach
tig rundvee ten hoogste 30 runderen afkomstig van
maximaal 6 bedrijven mogen worden geweid, blijft
ook voor 1971 van kracht.
Voor inscharingen van uitsluitend niet drachtig
jongvee wordt alleen vereist, dat de ingeschaarde
runderen met inschaarformulieren worden inge-
schaard.
Deze inschaarformulieren kunnen door de bedrijfs-
voorlichters worden afgegeven voor runderen, welke
afkomstig zijn uit abortus Bang-vrije, TBC-vrije en
tegen Mond- en Klauwzeer geënte rundveebeslagen.
De in te scharen runderen behoeven derhalve door
de inscharing niet per se aan een bloedonderzoek te
zijn onderworpen.
Voor het inschaarseizoen 1971 gelden de navolgen
de bepalingen:
1. Inscharing van drachtig jongvee is verboden.
2. Inscharing van rundvee zonder inschaarformulie
ren is eveneens verboden.
3. Runderen, verblijvende in een inscharing van uit
sluitend gust jongvee, mogen na 1 juli 1971 gedekt
of geïnsemineerd worden.
4. Kleine inscharingen van ten hoogste 30 runderen,
afkomstig van maximaal 6 bedrijven, kunnen voor
ontheffing van het onder 1 gestelde verbod in aan
merking komen. De houder van een dergelijk in-
schaarbedrijf dient bedoelde ontheffing schrifte
lijk aan te vragen bij de Gezondheidsdienst voor
Dieren in Noord-Brabant, Molenwijkseweg 48 te
Boxtel.
5. Voor de bij inscharing benodigde inschaarformu
lieren dienen betrokkenen zich tijdig tot de be-
drijfsvoorlichter te wenden. Deze formulieren dus
niet bij de Gezondheidsdienst te Boxtel aanvragen.
6. Na inscharing moeten de inschaarformulieren bij
de houder van het inschaarbedrijf ter inzage lig
gen.
7: Bij inscharing buiten de provincie Noord-Brabant
moet voldaan worden aan de door de Gezondheids
dienst in die provincie te stellen voorwaarden.
DE recente uitlatingen van dr. Mansholt in een
radio-interview, waarin hij opgemerkt heeft dat
hij Nederland beslist niet meer ziet als een zuivel-ex-
porterend land hebben het P.Z.-bestuur verontrust.
I-i de openbare vergadering van het schap op 10
maart j.l. werden door de heer Ritzema van Ikema
(zuivelverkoopvercnigingen) de uitspraken van dr.
Mansholt als onrealistisch gekwalificeerd. De heer
Van Els zuivel importeurs) vond dat in krantebe-
richten terecht het woord „onthutsend" werd ge
bruikt.
De heer Hupkes (particuliere zuivelindustrie) wilde
klaarheid hebben over deze uitspraken. Andere be
stuursleden, met name de werknemers, maakten wel
enige reserve tegen de berichten in de pers, zolang zij
niet precies hadden gelezen wat Mansholt had gezegd.
Aan het slot van de vergadering ias secretaris Maas
voor wat de heer Mansholt woordelijk gezegd zou
hebben. Als reactie daarop zei de heer Schelling
(werknemers) de mening van dr. Mansholt niet zo
„onthutsend" te vinden, terwijl andere bestuursleden
aanleiding genoeg zagen tegen Mansholts opvattingen
stelling te nemen. Besloten werd een brief naar de
Minister van Landbouw te sturen, waarin het be
stuur stelling neemt tegen deze opvattingen van dr.
Mansholt. Verder werdt er in gewezen op de nood
zaak voor het bedrijfsleven zo snel mogelijk zekerheid
te krijgen omtrent de prijsmaatregelen die in Brussel
genomen worden. Als derde punt komt in deze brief
aan de orde en dat vloeit weer voort uit de mening
dat Nederland geen zuivelexporterend land meer zou
kunnen zijn dat bij een aanpassing van het restitu-
tiebeleid zeer grote voorzichtigheid moet worden be
tracht.
Verschillende bestuursleden toonden zich zeer be
zorgd over de gang van zaken in Brussel. De Raad
van Ministers was nog maar nauwelijks toegeko
men aan een discussie over de prijzen voor het melk
prijsjaar 1971/72. Men was het er over eens dat door
deze late prijsvaststelling het bedrijfsleven weer in
een onmogelijke situatie wordt gemanoeuvreerd,
want zonder inzicht in het prijsverloop in de naaste
toekomst is het onmogelijk zaken te doen op langere
termijn".
DE ZUIVELVOOR RADEN
UIT de mededelingen van secretaris Maas betref
fende EEG-aangelegenheden bleek dat op 25
februari bij de interventiebureaus in de lidstaten min
der dan 30.000 ton boter opgeslagen lag, waarvan
22.000 ton nog vrij beschikbaar is. Daaronder bevindt
zich vrijwel geen boter meer uit opslag van vóór juli
1970. Daarnaast was omstreeks 21 februari j.l. nog
ongeveer 15.000 ton boter (voor een deel in de vorm
van room) opgeslagen in koelhuizen onder de E.E.G.-
regeling voor particuliere opslag. De voorraad mager
melkpoeder bedroeg op 25 februari j.l. bijna 50.000
ton. Ruim 12.000 ton daarvan dateert uit 1969 en is
bestemd voor verwerking in onder andere kalver-
melk.
VOEDSELHULP VERLOOPT MOEIZAAM
|>,E 120.000 ton mager melkpoeder die destijds aan
V het Wereldvoedselprogramma beschikbaar is ge
steld door de EEG ligt nog grotendeels in de Europese
pakhuizen opgeslagen. Op 1 september 1971 zcu alle
poeder een bestemming gevonden moeten hebben. De
distributie in de landen van bestemming levert echter
grote problemen op. Nog maar 40.000 ton heeft een
bestemming gevonden. De opgaven uit Rome ten aan
zien van de landen van bestemming en verschepings-
data komen vrij traag binnen. Recente contacten tus
sen Brussel en de leiding van het Wereldvoedsel
programma in Rome zullen er vermoedelijk toe leiden
dat de eindtermijn van september naar een later tijd
stip (bijv. 1 april 1972) wordt verschoven!
A.
Gezondheidsdienst
voor Dieren.
J. J. PEKELDER.
Maagdai mwormen vormen voor alle intensief'ge-
houoen schapen een groot gevaar en zullen dit ook
blijven vermen.. Volwassen wormen produceren per
dag enkele honderden eieren, waaruit na enkele da
gen de larven vrijkomen, die met het gras opgeno
men worden. De besmetting van het land neemt snel
toe naarmate er meer (besmette) dieren gehouden
worden.
Verschijnselen: De dieren vermageren, de mest
wordt dun, de vacht grauw. Bloedarmoede treedt op.
Bij ernstige besmetting kan sterfte optreden, voor
namelijk bij jonge schapen, maar ook bij oudere die
ren. Een ontoereikende voeding verergert de ver
schijnselen.
Bestrijding: De moderne wormmiddelen geven ons
een goed wapen tegen de maagdarmworm-infektie,
mits op de juiste wijze toegepast. De eerste 34 we
ken na het werpen stijgt de eiuitscheiding van de ooi
zeer sterk.
Spring rise. Het gevolg hiervan is, dat de weide
ernstig besmet wordt met larven, waardoor de lam
meren met de neus in de besmetting vallen.
Bchandelingsschema: 1. Ooien behandelen om
streeks het lammeren: De eiuitscheiding wordt hier
door de eerste 3 weken onderdrukt.
2. Behandeling ooien 34 weken na het werpen:
Deze bêhandeling dient samen te gaan met het over
brengen van ooi en lam naar een niet besmet perceel.
3. Lammeren behandelen als ze 68 weken oud
zijn: Deze behandeling herhalen iedere 46 weken
tot aflevering. De dieren, die aangehouden worden
verder behandelen afhankelijk van de omstandig
heden.
De wormbehandelingen moeten zoveel mogelijk
samengaan met verweiden naar „schoon" (onbesmet,
gemaaid) land. Achterblijvers en zwakke dieren pro
duceren veel meer wormeieren met de mest dan ge
zonde dieren. Deze dieren isoleren, behandelen en
extra voeren. Door een goed omweidingssysteem (op
„schone weiden") kan de maagdarmwormbesmetting
op een onschadelijk niveau gehouden worden.