zlm Verbetering onteigenings procedure? Boer en natuur 17 VRIJDAG 19 MAART 1971 59e Jaargang - No. 3073 r\E onteigeningsprocedure en daarbij de waarde- bepaling van onroerend goed in geval van ont eigening houdt al enkele jaren de gemoederen bezig. Reeds in de regeringsverklaring van 1965 werd er op gewezen dat de toenmalige regering zich voorstelde om een reeks maatregelen te nemen om het, in het kader van de ruimtelijke ordening en het algemene belang, mogelijk te maken dat grond op eenvoudige wijze in voldoende mate en tegen redelijke vergoe ding beschikbaar zou komen. De toenmaligevMinister van Justitie Samkalden diende dan ook enige tijd later een wetsontwerp tot wijziging van de Onteigenings wet in, waartegen vooral van agrarische zijde veel bezwaren bestonden. In verband met de politieke om mekeer werd dan ook door minister Polak van Justitie dit wetsontwerp in december 1967 ingetrokken. De Tweede Kamerleden Van den Bergh, Wester hout, Daams en Vondeling voelden zich toen geroe pen zelf met een initiatief voorstel tot wijziging van de onteigeningswet te komen en dienden daartoe in februari een ontwerp in dat in grote lijn aansluit bij het destijds ingediende voorstel. TE WEINIG REKENING GEHOUDEN MET BELANGEN ONTEIGENDE DEN bijzondere Commissie uit de Tweede Kamer heeft zich hiermede bezig gehouden, een open bare hoorzitting gehouden en in april 1970 een voor lopig verslag uitgebracht. Onder meer werd daarin de mening van een aantal leden van de commissie tot uitdrukking gebracht dat in het betreffende ont werp van wijziging van de Onteigeningswet te een zijdig werd uitgegaan van de zeer specifieke belan gen van de onteigende partij en te weinig met die van de onteigende. Deze wordt dubbel getroffen om dat hem tegen zijn wil (in het algemeen belang) zijn eigendom wordt ontnomen en hem daarbij tevens fi nanciële schade wordt toegebracht. Alleen door een integrale schadevergoeding op basis van de verkeers- waarde van het onroerend goed kan dit voorkomen worden. De in dit wetsontwerp voorgestelde beper kingen bij het vaststellen van de werkelijke waarde werden dan in de commissie ook niet algemeen aan vaardbaar geacht, in het bijzonder dat bij de waarde bepaling kan worden teruggegrepen op de situatie vóór het tot stand komen van een bestemmingsplan. Dit initiatief wetsontwerp ligt nu nog steeds ter na dere behandeling bij de regering. VERBETERING ONTEIGENINGSPROCEDURE AP 16 maart 1970 werd van regeringszijde wel een wetsontwerp tot wijziging van de onteigenings procedure ingediend. De memorie van toelichting werd ondertekend door de Ministers van Justitie, Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Verkeer en Waterstaat en Landbouw. Dit wetsontwerp be oogt een versnelling van de onteigeningsprocedure zowel in het administratieve als gerechtelijke vlak. De opzet is om met name de mogelijkheid van eigen domsovergang eerder in de procedure te doen plaats vinden dan nu het geval is. Het tijdstip dat beslissend is voor de schadeberekening kan daardoor vroeger komen te liggen. Daardoor kan voorkomen worden dat de onteigende partij profiteert van prijsstijgingen die gedurende de schadeprocedure kunnen optreden. Anderzijds houdt dit wetsontwerp onverminderd vast aan het beginsel dat de werkelijke waarde wordt vergoed, d.w.z. d«e. waarde ten tijde van- de ontneming van de eigendom. Ook is in het wetsontwerp o.m. de mogelijkheid geopend van vervroegde uitspraak over een onteigening na betaling van een voorschot van 90 op de achteraf definitief toe te kennen schade vergoeding, zodat de onteigende geen jaren op het belangrijkste deel van zijn vergoeding hoeft te wach ten WIJZIGINGEN IN ONTWERP AANGEBRACHT MAAR aanleiding van de behandeling van dit wets- ontwerp in een bijzondere Kamercommissie en het voorlopige verslag hierover van eind december 1970 heeft de regering onlangs een memorie van ant woord en een nota van wijzigingen aan de Tweede Kamer voorgelegd. Wij ontlenen daaraan de volgen de (en in het kort) bijzonderheden. (Zie verder pag. 23) DE HANDEN VOL AAN DF MISVERSTANDEN Het onderwerp „Boer en natuur in de actualiteit is onuitputtelijk. Er gaat geen dag voorbij of krant, ra dio en televisie weten wel iets te melden waaruit zou blijken op welk een onverantwoorde wijze de boer ingrijpt in de natuur. Er zou een wekelijkse kroniek van gemaakt kunnen worden! Maar dat zou al leen zin hebben wanneer elk on derwerp deskundig werd toegelicht èn wanneer die toelichting dan op ruime schaal onder de aandacht kwam van alle belangstellenden. Of dat mogelijk is? Uit de veelheid van berichten van de laatste weken pikken wij zo hier en daar wat op. Misschien is het mogelijk naai een bepaalde conclusie te werken? VAARBOERDERIJEN VERDWIJNEN OP het ogenblik, en vooral na de t.v.-Brandpunt- uitzending van 12 februari j.l., is de Krimpener- waard in het geding. Net zoals in vele andere polders zijn hier zoveel sloten en vaarten, dat de landbouw erdoor bemoeilijkt wordt. De overgang van varen op rijden (mest, hooi, kuilgras en soms zelfs vee) is logisch en is in vele polders al sinds jaren ingeleid via 't dempen van overbodige sloten. En terecht, want de boer moet mechaniseren, nietwaar. De sloten wa ren daarom pracht stortplaatsen voor afval dat onze samenleving in steeds rijkere mate gaat produceren. Natuurlijk moet zoiets geordend worden. Voor een vuilstortplaats is een gemeentelijke verguaning krachtens de Hinderwet nodig. De Krimpenerwaard, eerlang toe aan ruilverkaveling, kent 20 stortplaatsen waar containerbedrijven hun afval lozen. Dat afval bestaat, zo leert ons de analyse, voor 50 uit steen puin, 49 uit ander afval (plastiek, papier, huishou delijk afval enz.) en één procent gevaarlijke stoffen, zoals chemische spullen (soda, natriumbisulfaat enz.) maar ook olievaten. Natuurlijk wordt een sloot waarin men rommel stort, vuil. Dat kaa niet anders. Pas na volstorten, be zinken en overdekken met teelaarde kan het vuil on zichtbaar worden. Enige vervuiling van polderwater is voordien onvermijdelijk. Dat ergerde velen en zo ontstond de Werkgroep „Schone Krimpenerwaard". Dat daarin bepaald geen boeren zitten zal duidelijk zijn. Niet omdat de boeren de Krimpenerwaard graag vuil willen maken, maar omdat zij bereid zijn een tijdelijk nadeel te aanvaarden in ruil voor uiteindelijk voordeel, meer land, minder varen, doelmatiger wer ken. ONDESKUNDIGE KRITIEK ÏVAT sloten dempen verzet opwekt is begrijpelijk. Sloten en vaarten zijn de trots van ons polder landschap en ze herbergen vaak vele soorten leven. Wanneer echter de kritiek geen oog heeft voor de situatie van de vaarboer (of van de rijboer met ver schrikkelijke omwegen) hebben wij daar niet veel aan. Wél heeft men iets aan de kritiek op het gif dat men in het water brengt. Dit mag natuurlijk volstrekt niet. Maar aangezien onze koeien 's zomers water uit de sloten opnemen kan men gevoeglijk aannemen dat de boeren zelf wel zullen oppassen dat de sloten niet vergiftigd worden. Zo niet dan ruïneren ze zichzelf. De werkgroep Krimpenerwaard denkt daar anders over. Plotsklaps blijkt gif via zandruggen in de onder grond terecht te komen. Het is nog nooit aangetoond, maar het zou kunnen. En na lang zoeken vindt men dan nortonwater met colibacteriën. Voor de leek is dat een veeg teken. Lucht, water en grond zijn wéér vuiler geworden. Laten wij nu even rustig nagaan wat er in feite aan de hand is. Colibacteriën zijn darmbewoners, rottingsbacteriën. Iedere schep mest bevat miljarden ervan. Iedere mod dersloot ook. Wat iedere boerenzoon op de landbouw school leert is: wil je coli in je melk hebben dan moet je handen en melkgerei wassen met slootwater! Wat daarom niet meer gebeurt! Wanneer in nortonwater coli wordt aangetroffen dan wil dat zeggen dat de wel te ondiep zit. Hij wordt dan n.l. verontreinigd met onvoldoende gefiltreerd water. Gezien de herkomst van de coli kan dat vuil slootwater, mest en gier zijn. Gestort afval bevat stel lig coli, maar mest en gier nog veel meer. Hier is weer eens duchtig gewerkt met demagogie voor een twij felachtig doel. Maar de heren van de werkgroep zijn allesbehalve bacteriologen en de lezers van hun rap porten klaarblijkelijk evenmin. OOK DE VOGELS Elk voorjaar zaait de bouwboer en elk voorjaar teis teren vogels zijn akkers. Dat kan zelfs al eerder ge beuren, zoals in Flevoland, waar afgelopen winter 50.000 wilde ganzen bivakkeerden. Dit tot groot genoe gen van de natuurminnaar, maar tot wanhoop van de boeren daar de vogels n.l. zwaar zijn en de akkers met wintertarwe vertrappen via mest en zwemvliezen. Het wordt dan één plakkerige boel waarin het graan ver stikt. Dat is natuurlijk géén verontreiniging van de natuur. Nu is de iacht op wilde ganzen streng beperkt. Enkele boeren vroegen verruiming van de jacht aan. Niet om ze alle 50.000 te doden want daarvoor zou men zeker 10.000 jagers moeten charteren, maar om ze beter te kunnen verjagen. Meteen verschenen er berichten in de pers over bloeddorstige landbouwers enz. LEVE DE POPULIERENTEELT Het nieuwste is thans wel, dat in het kader van het plan-Mansholt grote aandacht wordt besteed aan de populierenteelt. Er is grond teveel, zegt men. althans er wordt teveel geproduceerd en over 20 ia-ar is er stellig tekort aan hout voor de papierfabricage en dat over de hele wereld. Het volpoten van landbouw gronden met populieren ontlokt daarom juichkreten aan iedereen, niet het minst aan de natuurminnaars. Helaas produceert een ha bos veel minder zuurstof dan een ha weiland of bouwland. Dat is gewoon een kwestie van koolzuurr.ssimilatie. Zolang er nog gras onder de populieren groeit gaat de zaak gelijk op, maar zodra het gras het verliest van de populieren slaat de balans door ten nadele van het houtgewas. Bovendien levert een populierenaanplant geen re creatie. Het is een teelt, net zoals aardappelen of bie ten, zij het een veeljarige. Ten slotte eisen populieren goede vochthoudende grond. Stellig zal ons landschap winnen als men meer populieren aanplant (al is koekoekenzang ook niet alles) maar daar houdt het dan ook wel mee op. In ernst: er mag best eens wat meer gedaan wor den om de veronderstelde aanslagen van de boer op onze natuur in het juiste licht te plaatsen. Inderdaad zal er dan wel eens wat naar voren komen dat an ders en beter had gemoeten. Dat zijn echter steevast de kwesties waarbij het geld de doorslag geeft. Dat wil zeggen waarbij de boer heel goed weet dat hij de natuur verfraait maar waarbij hij niet anders kan, wil hij boer blijven. En dan komt de vraag naar vo- rèn wat men er voor over heeft om de natuur intakt te laten of te verfraaien. W. B.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 17