Boeren en tuinders willen ook welvaart! (Vervolg van pag. 3) slagen. Dat vergt zoveel dat er nauwelijks genoeg overblijft voor minimale sociale voorzieningen_voor zichzelf en het gezin. Om van een goede oudedags voorziening maar niet te spreken. Omdat de belas tingheffing geen rekening houdt met dit alles, is er wel degelijk sprake van een ongelijke verdeling van de belastingdruk ten nadele van de zelfstandige. ZELFSTANDIGE ONDERNEMERS UITROEIEN HIT is des te klemmender nu de landbouw voor een structurele aanpassing staat van schaalver groting en verdere mechanisatie. Daarvoor is uiter aard veel geld nodig. Door de inflatie en de hoge ren tevoet zijn we gedwongen onze investeringen uit het eigen inkomen te financieren. En daarop is het hui dige Nederlandse belastingstelsel niet afgestemd! Je vraagt je wel eens af of men de zelfstandige ondernemer wil uitroeien. Reeds enige jaren hebben v. e onze hoop gevestigd op de Commissie-Van Soest, dse c!e opdracht heeft met concrete voorstellen te ko men waardoor net verschil in belastingheffing tussen zelfstandigen en locntrekkenden wordt weggenomen. De installatie vond plaats op 24 januari 1969. Maar ei- is nog geen enkel rapport uitgebracht! Van.deze plaats wil ik zeggen dat we dit getreuzel beu zijn en op korte term ij n resultaat willen zien, aldus de heer Knottnerus. Hij stelde tenslotte ter afsluiting: De landbouw en de zelfstandigen worden hoe langer hoe meer in de hoek gedrukt. De landbouworganisaties zullen dat niet zonder meer over zich heen laten gaan. Ruimte voor de ontwikkeling van de bedrijven en een billijk en economisch verantwoord belastingbeleid zijn de komende jaren onze belangrijkste eisen. Bovendien zullen we moeten blijven vechten voor een prijsbe leid dat aan de boeren en allen die van de landbouw afhankelijk zijn en dit zijn in Nederland meer dan 2 miljoen mannen, vrouwen en kinderen - het aan deel geeft in de welvaart waarop ze recht hebben. PRIJSVOORSTELLEN ONBEVREDIGEND DE heer C. G. A. Mertens, voorzitter van de K. N. B. T. B.. ging vooral in op het E.E.G.-landbouw beleid en in het bijzonder op de nieuwe voorstellen van de E.E.G.-commissie, die zo hardnekkig door dr. Mansholt worden verdedigd. De heer Mertens ging eerst in op de positieve en minder gunstige gevolgen van het E.E.G.-landbouwbeleid voor de Nederlandse land- er. tuinbouw. De varkens- en slachtpluimvee- houderij. de aardappelsector en de tuinbouw hebben zich sinds de oprichting van de E.E.G. expansief ont wikkeld. Andere sectoren zijn in een moeilijke posi tie terecht gekomen. Bij de fruitteelt is er sprake van een catastrofale situatie en ook de Nederlandse be drijven met overwegend graanteelt dreigen het te moeten afleggen tegen vooral de concurrenten uit Noord- en Midden-Frankrijk. Het is echter onjuist de E.E.G. van alles de schuld te geven. Wanneer we terug zouden gaan naar de situatie van vóór de E.E.G. zou de Nederlandse land bouw er heel slecht voorstaan. De steunpilaren van de Nederlandse akkerbouw en veehouderij, te weten de aardappelproduktie en melkproduktie zouden dan fors moeten worden ingekrompen. Voor de helft van de varkens- en pluimveehouders zou zonder E.E.G. geen plaats zijn in ons land. We zijn aangewezen op een grote afzetmarkt en moeten vóór alles deze af zetmarkt in de toekomst behouden. Wat de E.E.G.-voorstellen betreft, merkte de heer Mertens op dat de prijsverhogingen waarvan sprake is, neerkomen op 3 a 3 4 Dat is minder dan wat de georganiseerde landbouw en het C.O.P.A. vroe gen. Deze hadden een verhoging van tenminste 5 gevraagd, wat na uitwerking per produkt neerkwam op 6 a 7 Bij het standpunt van de Nederlandse landbouw was er van uitgegaan dat de jaarlijkse prijsaanpassing zodanig zal moeten zijn, dat de inflatie wordt gecom penseerd. In de E.E.G.-prijsvoorstellen is echter vrij wel geen rekening gehouden met de voortgaande in flatie en de gevolgen daarvan voor de landbouw. Vooral ten aanzien van de akkerbouw zijn de voor stellen wel erg teleurstellend. Dit zeker als men de marktsituatie bekijkt. De tarwevoorraden zijn terug gebracht tot de normale seizoenvoorraad. Bij de sui ker tekent zich op de wereldmarkt het begin van een tekortsituatie af. De zogenaamde vrije suikerprijs op de beurs te New York benadert het peil van de in terne E.E.G.-suikerprijs. Desondanks is er van tarwe- prijsverhoging in de voorstellen nauwelijks sprake en wordt de gegarandeerde hoeveelheid suiker zelfs veilaagd! Ook voor de melkveehouderij is de prijs verhoging minder dan de kostenontwikkeling en min der dan het Landbouwschap heeft gevraagd. Tevens zijn de voorstellen ten aanzien van het rundvlees dit jaar 5 en volgend jaar 5 aan de zuinige kant. Ir. S. Herweyer, direkteur-generaal bij het ministerie van landbouw, die na mens minister Lardinois de demon stratieve C.L.O.-vergadering bijwoon de, kon toch nog lachen! Gelijk met de prijsvoorstellen heeft de E.E.G.-com- missie een resolutie aan de Raad voorgelegd over het structuurbeleid. Het gaat hierbij om uitwerkingen en enige wijzigingen van de aanvankelijke voorstellen van het zogenaamde Plan-Mansholt. De heer Mertens had bezwaren tegen een aantal onderdelen van dit gewijzigde Plan-Mansholt en was mede daarom tegen een gekoppelde behandeling van de prijs- en struc- tuurvoorstellen. Samenvattend kwam de heer Mertens tot de vol gende conclusies: 1. De prijsvoorstellen van de E.E.G.-commissie zijn onbevredigend en in het licht van de huidige in flatie volkomen ontoereikend. 2. De koppeling van het prijsbeleid aan het struc tuurbeleid zoals dit in de huidige voorstellen is ingebouwd, is onaanvaardbaar. 3. De structuurvoorstellen bevatten veel onderdelen waar wij overwegende bezwaren tegen hebben en die ingrijpende veranderingen zullen moeten on dergaan. DE POSITIE VAN DE VEEHOUDERIJ UIERNA werd door drie practici en een boerin het woord gevoerd. De heer Verhoef uit Utrecht sprak als veehouder en toonde aan de hand van recente L.E.I.-cijfers aan dat er sprake is van een snelle en drastische teruggang van het inkomen in de veehouderij. De prijsvoorstel len betekenen een verdergaande verlaging en zijn daarom onaanvaardbaar. Dit te meer, omdat de vee houderij blijk heeft gegeven niet vast te willen hou den aan het verleden, maar bereidheid toont aan te willen passen. De heer Verhoef gaf daarvan voor beelden en stelde dat zonder enige concessie moet worden vastgehouden aan de minimumprijsvoorstel len, die door de gezamenlijke landbouworganisaties en van Nederland en West-Europa zijn ingediend, te weten 6 voor de melk en 10 voor het vlees, dit alles per 1 april 1971 en aangepaste prijsstelling voor consumptiemelk. Na 24 jaar totale prijsbevriezing en een geringe prijsverbetering vanaf 1 april 1967 kan dan eigenlijk nog niet worden gesproken van prijsverhoging, doch hooguit van een minimale aan passing. De heer Verhoef kreeg voor zijn gloedvol betoog, dat wij elders opnemen, terecht een ovationeel applaus! NOORDELIJKE AKKERBOUWPROBLEMATIEK DE heer Wiersema uit Groningen ging in op de problemen in de akkerbouwsector en dan in het bijzonder die van het noorden. In dat deel van ons land kampt men met een geringe gewassenkeuze en slechtere klimatologische en bodemomstandigheden. Daar is bijgekomen dat de uitkeringen op stro door de coöperatieve strokartonfabrieken sterk zijn ge daald. Spreker liet doorschemeren dat in andere delen van het land soms onvoldoende begrip getcond wordt voor de noordelijke problematiek. Hij pleitte voor ruimere aankoop in ruilverkavelingsgebieden door de S.B.L., omdat anders van de noodzakelijke schaalvergroting weinig terecht komt. Verder stelde hij zich uitgesproken positief op ten opzichte van de Grondbank. AANDACHT VOOR DE GLASTUINBOUW ALS vertegenwoordiger van de glastuinbouw werd het woord gevoerd door de heer Kekkerkerker uit Zuid-Holland. Hij schetste de moeilijkheden in die sector in verband met de dalende rentabiliteit, de hoge oliekoster, en de financiële consequenties van overschakeling op aardgas. Daarnaast komt dan nog de schaalvergroting, mechanisatie en automatisering, die veel geld vragen. In andere E.E.G.-landen worden hoge subsidies ge geven om uitbreiding van het glasareaal te bevorde ren en vanuit de Oostbloklanden wordt steeds meer concurrentie ondervonden, waarbij van dumping kan worden gesproken. In verband met dit alles vroeg de heer Lekkerker- ker medewerking van de overheid, door te zorgen dat de oliekosten voor de tuinder op een redelijk peiL blijven, dat de aardgasprijs niet naar boven gaat en dat de concurrentievervalsing een halt wordt toege roepen. Verder: inflatiebestrijding en een belasting vrije reserve. 4 IJ aankoop van gronden door een gemeente of - andere instantie doen zich nogal eens moeilijk- hedcii voor met betrekking tot de splitsing van de '•■koopprijs in een belast en een onbelast ge- declte. In een pas geyjnbliceerde uitspraak van de be lastingkamer van 'nor Gerechtshof te Arnhem was dit ook weer het geval. Het geschil tussen de inspecteur van de belastingen en een landbouwer betrof de verkoop door de laatste aan een gemeente van grond tot een oppervlakte van 3.14.50 ha voor een prijs van 4,ver m-. Zoals ge bruikelijk was van de transactie een voorlopig koop contract opgemaakt met de clausule dat de overeen komst ontbonden zou zijn als deze niet door Gedepu teerde Staten goedgekeurd zou worden. De Gedepu teerde Staten keurden het betreffende raadsbesluit, waarbij de gronden zonder meer voor f4,per m- w er den gekocht, niet goed. B. en W. lieten toen, zon der dat de landbouwer ergens van wist, een taxatie rapport door deskundigen opmaken. Deze deskundi gen kwamen voor het hele complex aan een verkoop waarde van f 101.980,en aan een inkomensschade van f-27.830,In totaal dus aan f 129.810,De ge meente had de koop gesloten voor f 125.800G.S. konden nu goedkeuren en de levering van het on roerend goed vond plaats voor het bedrag dat over eengekomen was, dus voor f 125.800,In de akte van overdracht werden geen splitsingen gemaakt. Dat kon ook moeilijk want de landbouwer wist van de hele taxatie niets af. 7V7U zat er aan dit geval nog een bijzonder tintje. Ongeveer 1.20.00 ha van het totaal lag in een bestemmingsplan. De rest niet. De taxateurs hadden vastgesteld dat de grond die in het bestemmingsplan lag een waarde had van f 5,per m'2. De rente die de boer van dit bedrag kon maken was zo groot dat er geen inkomstenschadevergoeding meer geleden werd. De hele inkomensschade had dus betrekking op het stuk van 1.94.50 ha, dat buiten het bestemmings plan lag. Dat hele verhaal leerde de boer pas kennen toen de belastingprocedure aan de gang ging. Hij had er ook eigenlijk niets mee te maken, want de getrof fen overeenkomst was zonder taxatie tot stand ge komen. Bij de uitvoering ervan had deze ook a1 geen rol gespeeld. Het was een stuk dat alleen een rol speel de in de verhouding tussen gemeente en gedeputeerde staten. Niettemin had de man toch wel belastbaar inkomen gehad als die bijna 2 ha die hij ook voetstoots voor f4,per m- had verkocht, in een bestemmingsplan had gelegen en de aankoop door de gemeente er één was geweest ter voorkoming van onteigening. In die gevallen moet n.l. de rechtspraak van de Hoge Raad aangenomen worden, dat alle bepalingen die de onteigeningswet betreffende schadevergoedin gen heeft, nageleefd zijn. Als er don inkomensschade is geleden, wordt die ook vergoed. Zelfs is het niet ondenkbaar dat er een schadevergoeding voor in komensderving gegeven wordt, terwijl er van wer kelijke schade op dit punt geen sprake is. Er wordt nu eenmaal in deze soort zaken ook wel met normen gewerkt. Wie de vergoeding dan krijgt moet er van betalen al is zijn schade nihil. 1OLGENS de uitspraak van het Hof gold dit alles hier niet omdat er geen sprake kon zijn van zo'n minnelijke aankoop ter voorkoming van onteigening. De landbouwer kreeg onder de geschetste omstandig heden de gehele koopprijs onbelast in handen. De Staatssecretaris van Financiën zal geen heil in een cassatie-procedure gezien hebben, gezien het feitelijk karakter van de uitspraak, zodat het hele geval in een procedure voor één instantie, rond was. Het geval toont weer eens aan hoe de belastingheffing in een bepaalde situatie afhankelijk kan zijn van be trekkelijk formele omstandigheden. Als de gemeente de betreffende grond een bestemming voor bouw grond had gegeven was van f 25.000,20 tot 40 belasting betaald. Nu was ze vrij. Dit alles schrij ven wij om er weer eens op te wijzen dat zaken als deze toch ook altijd goed bekeken moeten worden. De kans dat er meer van deze soort gevallen zijn en dat toch belasting wordt betaald is niet uitgesloten. Overigens moet (dat blijkt wel) bij verkopen die wel iets met de onteigeningswet te maken hebben, dikwijls met belastbare posten worden gerekend. PAAUWE. Ar

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 4