Harde waarheid!
Ziektebestrijding
in graangewassen
RAPPORTEN EN PUBLIKATIES
Studie- en Beroepskeuze Schema sinds Mammoet,
door Ernst M. Schlattman - S.B.N.-Uitgeverij studie-
en beroepeninformatie Nederland, R. v. Goensplein
15, Haarlem. 168 pag., prijs ƒ8,90. Naast algemene
informatie over de algemene onderwijsorganisatie,
leervakken, lesuren enz. van de vele soorten van
onderwijs volgens de Mammoetwet, enz. geeft het
boekje een schematisch overzicht van 2208 beroeps
opleidingen. Per beroepsgroep en beroep kan op een
voudige wijze nagegaan worden welke (voor)oplei-
ding(en) voor een bepaald beroep nodig zijn. Anders
om kan ook teruggezocht worden tussen welke be
roepen na een bepaalde vooropleiding gekozen kan
worden. Van elke belastingguldien gaat in 1971 27
cent naar onderwijs!
Technisch Jaarverslag 1970 Fok- en Controle Ver.
Walcheren. Voor het eerst na de oprichting, 8 jaar
geleden, maakt het jaarverslag over 1970 melding
van een teruggang in het ledental van 128 naar 120.
Het aantal koeien blijft echter stijgen, dus stijging
van het gemiddeld aantal koeien per bedrijf. Het
jaarverslag geeft een overzicht van de verschillende
in 1970 verrichte werkzaamheden der vereniging
zoals aantal geschetste kalveren per maand en per
stier waarbij Lytse Rudolf er met 163 geschetste
kalveren ver boven de andere stieren uitsteekt. Sinds
de oprichting zijn er in totaal 4582 kalveren ge
schetst. De kalverregistratiekosten zijn op 6,ge
bracht. De vereniging die bemiddelt bij aan- en ver
kopen had daarmee in 1970 een omzet van ruim
171.000,Door de teruggelopen aktiviteiten van
de leden en de tijdsomstandigheden was dit bijna
73.000,— minder dan in 1969. De veeteeltstudieclub
organiseerde verschillende bijeenkomsten, Fokvee-
dag 1970 enz., waarvoor de belangstelling bevredi
gend was. De data van de Agrarische Dagen 1971
zijn reeds vastgesteld n.l. 9 en 10 juli a.s. en deze
zullen waarschijnlijk weer te Oostkapelle gehouden
worden.
Landbouwkundig Onderzoek in de IJsselmeerpolders
1970 - Publikatie van C.A.R. IJsselmeerpolders, de
Vereniging voor Bedrijfsvoorlichting aldaar en de
Stichting Proefboerderijen. Prijs 3,Te bestellen
C.A.R. IJsselmeerpolders, Lange Nehring 68, Emmel-
oord. Gewassenkeuze, Rassenkeuze, Stikstofhoe-
veelheden op groenbemesting in combinatie met
stikstoftrappen op een volgend gewas, Aardappelop
slag en gezamenlijke aardappelbewaring, Chemische
onkruidbestrijding in uien, Ervaringen met grond-
ontsmetting met D.D. zijn ondermeer onderwerpen
die in dit verslag worden behandeld.
aan onderhoud en verbetering van gebouwen of an
dere aanpassingen. Doet men dit wel, dan betekent
dit roofbouw op het gezin en zijn sociale zekerheid.
Conclusie: Ons inkomen is onvoldoende en de prijs
voorstellen van Brussel betekenen een verdergaande
verlaging van dat nu reeds onvoldoende inkomen!
AFVLOEIING
Het gestalde is geen verzinsel van mij, maar de
harde waarheid. Da boeren reageren duidelijk op de
verslechtering. Toen de afvloeiingsregeling per 1
januari 1971 maar iets beter werd zaten de wachtka
mers bij onze landbouw-organisaties tjokvol. In zes
weken tijds meldden zich 1700 boeren om hun bedrijf
te beëindigen en geachte aanwezigen, laat het u dui
delijk zijn, dit zijn heus geen 1700 kleine bedrijfjes.
In de jaren 1968 en 1969 samen waren het er 1800. In
zes weken t ij ds al 2 maal zoveel als in één voorgaand
jaar. Indien alternatieve werkgelegenheid voldoende
voorhanden was zou deze afvloeiing nog harder gaan.
Mijn betoog is geen klaagzang, maar een werke
lijkheid. Je moet er kort bijgestaan hebben, om te
beseffen wat het betekent, je eigen bedrijf te moeten
verlaten. Als je generaties iang grond, vee en gebou
wen verzorgd en bewoond hebt. Als je de vertrouw
de sfeer, milieu en beroep uit moet gaan, dan grijpt
dat diep in de boerenziel.
BLIJVERS
Maar ook hij die niet wil of kan stoppen, moet
doorgaan. Stilstand is zonder meer achteruitgang, dus
aanpassen, maar hoe? Als de grond voor een nieuw
te stichten bedrijf in ons voorbeeldgebied 10.000,
per ha kost en het bouwen en inrichten 2000,per
koe kost, dan betekent dit bij een bedrijf van 20
ha en minstens 30 melkkoeien een investering van
ƒ350.000,op eigenaarsbasis. Dat betekent bij de
huidige kapitaalslasten meer dan 30.000,per jaar.
Hiermede is duidelijk aangegeven, dat veehouderij
bedrijven kapitaalsintensieve ondernemingen zijn ge
worden.
Als wij als veehouders met geheel vreemd kapitaal
zouden moeten werken en lonen zouden moeten be
talen, overeenkomstig andere sectoren van het econo
misch leven, dan zcu de melkprijs zeker zes cent per
liter omhoog moeten gaan. Misschien komt de vraag
naar voren, of de zo algemeen gepreekte schaalver
groting, maar vooral die naar de zeer grote eenhe
den, dan geen perspectief zal bieden voor de kost
prijs van de melk. Laat ik u dan uxi de droom hel
pen. Ik citeer hier uit het rapport over de „Wense
lijkheid van 't stichten van zeer grote melkveehou
derijbedrijven in NederlandHierin wordt duidelijk
geschreven, dat het niet de perspectieven op het
terrein van de kostprijs zijn, die de commissie doet
adviseren een aantal grote bedrijven te stichten,
maar voornamelijk van technisch en sociale aard. Ook
de gemaakte studies in de grote klasse van 300 en 900
koeien lieten kostprijzen zien, waar het goede bedrijf
van gemiddelde grootte niet voor onder behoeft te
doen. Een opbrengstprijs die dus zeker 6 cent hoger
zou moeten zijn. Dat vragen wij niet. Wij aanvaarden
een lagere vergoeding voor ons eigen geld en arbeid.
Wij willen bewust de afzetproblemen niet vergroten.
Maar wel dat ons inkomen niet verder achterop raakt,
maar meegroeit met andere bevolkingsgroepen. Daar
om kunnen wij de voorstellen van de Europese Com
missie onmogelijk aanvaarden.
ONTWIKKELING EN AANPASSING
De heer Verhoef wilde per se voorkomen dat de
veehouderij in Nederland en West-Europa het image
krijgt „alleen maar te willen vasthouden aan het ver
leden en néé te zeggen tegen de ontwikkelingen van
morgen". Aan de hand van een aantal voorbeelden
tccnde hij overduidelijk aan dat ook de veehouderij
zich aan deze ontwikkelingen aanpast. Hij wees er
op dat in 5 jaar tijds het aantal melkveehouders in
Nederland met 30.000, dus 6000 per jaar daalde, het
aantal zuivelfabrieken in 20 jaar tijds van 600 tot 300
verminderde en de melkaanvoer per fabriek verdrie
voudigde. De veelbesproken boterberg en de angstige
voorspellingen van dr. Mansholt in dec. 1968 voor de
jaren 1969 tot 1971 aldus de heer Verhoef blijken de
grootste sof te zijn. In plaats van 790.000 ton per 1
april 1971 blijkt er een voorraad van 20.00 ton. Bij 'n
verbruik van 100.000 ton per maand is dit een werk-
voorraad van 5 dagen. En ten aanzien van Mansholt's
(Vervolg var pag. 5)
voorspellingen van de poederbergen hetzelfde ver
haal: verwacht 300.000 ton in de E.E.G., werkelijk
heid 20.000 ton. In de Benelux is er zelfs een import-'
behoefte Hij wees er tevens op dat de waarde van
de export van zuivelprodukten in Nederland die in
1965 1 miljard gulden was, in 1970 opgelopen was tot
een totaal van 1,7 miliard, hetgeen in oercentage
10 van de totale Nederlandse export door de vee
houderij van Nederland betekent. En dan te beden
ken dat de totale kosten van melk en zuivelbeleid in
de E E.G. in 1971 lager geschat werden dan in
1970 bü dezelfde prijzen'
Geachte vergadering, ik grijp de gelegenheid aan
om eens duideliik te maken:
a. dat het voeren van een markt- en priisbeleid geen
zaak is, die alleen de veehouder-producent dient,
maar mede in het belang is van de consument.
Dit beleid beschermt de consument voor onverant
woord oplopende prijzen:
b. de betrekkelük lage bijdrage van 3 cent ner kg
melk. wat één kwartje per week betekent voor
elke E E G.-inwoner:
c. voor 25 cent per week per E.E.G.-inwoner heeft
men keus uit een scala van zuivelprodukten van
ruim 200 voor een aanvaardbare prijs.
Een premie van nog geen 4 centen oer dag om te
megen kiezen uit zo'n ruim gesorteerd zuivelassorti-
ment. Is dat geen koopje in deze voor vele niet agra
riërs toch toenemende welvaartstijd
Daar kemt nog bij dat er een steeds kleiner deel
van de consumentengulden bij de producent terecht
komt. Cüfers van de Europese Commissie in de pe
riode 1960/70 illustreren dit overduidelijk:
Producenten- Consumenten-
Prijsstijging van priis nrijs
rundvlees 47 73
varkensvlees 22 76
melk 22 54
Dubbe' onderstreept wordt hiermede, dat niet het
zuivelbeleid in de E.E.G. een kostbare zaak is voor
de consument, maar de schakel tussen producent en
consument, die steeds kostbaarder wordt. Vandaar
dat het gevoerde beleid ons. veehouders wel eens de
indruk geeft, dat er alleen aan onze predukten ver
diend mag worden, nadat zij onze bedrüven verlaten
hebben! Bovendien gaat het voedselpakket een steeds
kleiner deel vragen van de totale gezmsbesteding,
1 cent meer voor de consumptiemelk, betekent slechts
0.1 punt stijging van de totale kosten van levens
onderhoud.
CONCLUSIF
Geachte vergadering, na dit yat sombere, maar
realistische verhaal doet het misschien wat vreemd
aan dat ik toch nog vertrouwen heb in de toekomst
van de veehouderij van Nederland. Ik stoel dit ver
trouwen-
a. op uw kracht, uw buigzaamheid en uw aanpas
singskracht. in het verleden bewezen en uw vaste
wil om te blijven werken in de toekomst:
b. dat het Nederlandse volk de hard werkendste be
volkingsgroep in de komende jaren niet. in de kou
mag laten staan. De produktiviteitsstijging in de
totale economie over de laatste 10 jaren was 40
tegen 60 in de landbouw. Uw aanpassingskracht
staat er borg voor dat u deze krachtexplcsi-a in de
toekomst zult voortzetten:
c. de voorsteller, van dr. Mansholt en zelfs van de
Europese Commissie door u, maar ook door de
middenstand niet mogen worden aanvaard:
d. wij zonder enige concessie moeten vasthouden aan
de minimumprijsvoorstellen, die door de gezamen
lijke landbouworganisaties van Nederland en
West-Europa zijn gesteld, t.w. 6 voor de melk,
10 voor het vlees, dit alles per 1 april a.s. en
eer. aangepaste prijsstelling voor consumptiemelk.
Dit zijn de wensen, nee de minimumeisen van de
Nederlandse vèehouderij. Na 2!£ jaar totals prijsbe
vriezing en een minimale verbetering vanaf 1 april
1967 kan hier eigenlijk niet gesproken worden van
prijsverhoging, maar hooguit van een minimale aan
passing. Daarom, veehouders van Nederland, weige
ren wij nog langer het slachtoffer te worden van de
koppel-verkoop van de heer Mansholt en nog langer
de knibbelprijspolitiek van diezelfde heer Mansholt
te aanvaarden. Heren voorzitters van de 3 C.L.O.'s,
125.000 veehouders met hun medewerkers en hun ge
zinnen rekenen nu op u en zij zijn het waard om er
voor te vechten. Aldus de heer Verhoef.
Het veelvuldig verbouwen van graangewassen leidt tot
allerlei ziekten, die een zeer ongunstige weerslag hebben
op de opbrengst, zowel kwantitatief, als kwalitatief.
Maatregelen dringen zich dan ook op om de nadelige
gevolgen zoveel mogelijk in te dijken. Het toepassen van
kalkstikstof neemt hierbij een zeer voorname plaats in.
WELKE ZIEKTEN KUNNEN MET KALKSTIKSTOF
IN GRAANGEWASSEN BESTREDEN WORDEN?
Het zijn in de eerste plaats: legervoetziekte, kafjesbruin en
meeldauw. Echter ook tegen de tarwehalmdoder,
steenbrand en sommige roestziekten worden gunstige
resultaten bekomen.
Ter illustratie geven we hieronder de resultaten van een
proefveld met kalkstikstof tegen legervoetziekte bij winter
tarwe.
N bemesting
400 kg/ha kalkstikstof
evenveel andere stikstof
zonder stikstof
relatieve
opbrengst
131
100
86
Dit betekent dat de tarwe, behandeld met kalkstikstof in
het voorjaar tegen legervoetziekte, ongeveer 1/3 meer
graan heeft opgebracht.
HOE BESTRIJDT KALKSTIKSTOF PLANTEN
ZIEKTEN?
De cyaanamide die ontstaat bij de omzetting van
kalkstikstof in de bodem, oefent een direkte bestrijdende
werking uit tegen ziekteverwekkende schimmels.
Kalkstikstof oefent tevens een indirekte bestrijding uit
tegen ziekten, door de regelmatige en aanhoudende
werking van de cyaanamidische stikstof, door de
bestrijding van onkruiden en door de bevordering van de
omzetting van plantenresten waarop veelal ziektekiemen
overleven.
WANNEER KALKSTIKSTOF TOEPASSEN?
"Voor ziektebestrijding kan kalkstikstof toegepast worden
op hetzelfde tijdstip als voor onkruidbestrijding en
stikstofbemesting, namelijk: bij wintergranen in het
voorjaar en bij zomergranen vanaf de opkomst tot in het 3-
4 bladstadium.
Niet alleen kalkstikstof in poedervorm, doch ook de jn
fijn gekorrelde nitraathoudende kalkstikstof (CYAN-
TRAAT) mogen aangewend worden. Als de dosis sis
minder dan 300 kg/ha bedraagt of als de jes
onkruidplantjes meer dan 34 blaadjes gevormd bij
hebben, dan moet bij voorkeur het poedervormig ;n.
produkt uitgestrooid worden.
BESLUIT.
Kalkstikstof biedt ontegensprekelijk zeer belangrijke
voordelen voor de graanteelt. Een oordeelkundige
toepassing van kalkstikstof op winter- en zomergranen, als
regelmatig en aanhoudend werkende stikstofbron en als
onkruidbestrijdingsmiddel, remt gelijktijdig, in een
belangrijke mate, vele plantenziekten af
1