Dagelijksbestuur ZLM vergaderde Utrechts landbouwgenoodschap tegen grondbank Nog toekomst voor loonwerk in landbouw I1 s (Vervolg van pag. 1) VEEHOUDERIJ IN zijn o/erzicht van de recente ontwikkelingen in de veehouderijsector deelde de heer Van Heijst mede, dat op de gebruiksveemarkt de vraag het aan bod gaat overtreffen. Het goede weidevee is dan ook tegen stijgende prijzen goed verkoopbaar. Ook de prij zen voor de goede melk- en kalf koeien blijven vrij sta biel. Voor de kalfkoeien zal het echter moeilijker wor den door de grotere aanvoeren van nuchtere kalveren. Op de slachtveemarkten trekken de prijzen wat aan en op de referentiemarkten is de oriëntatieprijs weer bijna benaderd. De gemiddelde E.E.G.-prijs was in de week van 15 tot 19 februari 247,21, hetgeen inhoudt dat de heffing op dieren uit derde landen is verlaagd tot 75 en circa 33,20 bedraagt. Hierdoor kan dus wat voordeliger worden ingevoerd al schijnen de die ren in Engeland, Ierland en Denemarken ook niet goed koop te zijn. De vette kalvermarkten tonen een stabiel prijspeil bij een goede vraag en krap aanbod. De prijzen van slacht varkens staan onder sterke druk en tonen een dalende lijn. Het wegvallen van de toe slagen, die in Frankrijk verkregen werden als gevolg van de devaluatie met ingang van 22 februari is na delig voor onze export. Een andere factor, die ongunstig werkt is het feit, dat de grens in Italië voor levende varkens nog steeds gesloten is. De varkensmesters ma ken een moeilijke tijd door en men houdt dan ook ern stig rekening met een verdere prijsdaling. Pas in de tweede helft van dit jaar verwacht men weer wat prijs herstel. Op de biggenmarkt ziet het er iets beter uit; ook in Duitsland en België zijn de biggenprijzen wat hoger geworden. Hoewèl de eiermarkt op 22 februari weer is open gesteld voor Duitsland betekende dit geen enkele op leving. De prijzen zijn in Duitsland gedaald en wij zullen ernstig moeten trachten de markt in Duitsland weer te bezetten. Een spoedig herstel is voor de pluim veehouders, die een bijzonder moeilijke tijd doorma ken, dan ook dringend gewenst. Ten aanzien van de melk werd medegedeeld, dat de prijsvoorstellen voor melk inhouden een verhoging van circa 5 namelijk van 10,3 tot 10,8 rekeneenheden of met andere woorden 39,10 per 100 kg met een vet gehalte van 3,7 Deze verhoging zal echter geheel gerealiseerd moeten worden via een verhoging van de interventieprijs voor magere melkpoeder,, namelijk van 149,32 naar f 169,23 per 100 kg. Deskundigen hebben berekend, dat verhoging alleen langs deze weg niet mogelijk zal zijn en dan maar op 3,8 zal uitkomen. De Europese commissie heeft ook gesteld, dat de prijs verhoging niet ten laste mag komen van het Europese landbouwfonds. De verhoging van de consumptiemelk kan hierbij wellicht nog iets bijdragen. Deze is dan ook wel nodig, daar anders de kaas- en melkpoederfabri- cage hierdoor ongunstig zal worden beïnvloed. Een verhoging van de boterprijs met circa 10 cent zou ook een stap in de goede richting zijn. In elk geval zullen maatregelen genomen moeten worden, wil men aan de prijsverhoging van 5 geraken. Wordt zulks nagelaten, dan is dit percentage niet haalbaar en dan zou het in uitzicht stellen van de verhoging der prijs neerkomen op boerenbedrog. BENOEMINGEN |\E heer E. L. de Koeijer, Brouwershaven werd voor- gedragen als lid van het bestuur van de Onder linge Verzekeringsmaatschappij van de ZLM, zulks als opvolger van de heer J. A. van Nieuwenhuijzen. De heer A. B. Snoek te Almkerk werd herbenoemd als bestuurslid van de Onderlinge Zuidelijke Hagel - verzekering. De heer D. A. van Nieuwenhuijzen, Nieuw- en St. Joosland werd opnieuw voorgedragen als bestuurslid van de Stichting Keuringsdienst Delta-Nederland van de N.A.K. Tot leden van de commissie van toezicht van de ïand- bouwhuishoudschool te Zierikzee werden benoemd me vrouw HuygeKik, Zierikzee en mevrouw Mathijsse Wandel, Nieuwerkerk, zulks als opvolgsters van res pectievelijk mevrouw GelukDeïst, Noordgouwe en mevrouw Romeijn, Ouwerkerk. Voor kennisgeving werd aanvaard de herbenoeming van de heer C. J. Almekinders, Retranchemen: tot lid van het Hoofdbestuur en van de heer S. van Hoeve, Biervliet als plaatsvervanger. Het Utrechts Landbouwgenootschap is tegen het in het leven roepen van een grondbank zoals is voorgesteld door de commissie van overleg inzake het grondbeleid. Het hoofdbestuur van het ULG, dat vrijdag in Zeist over deze kwestie vergaderde, meent dat, wil de continuïteit in de agrarische bedrijven niet ernstig in gevaar komen, voor de grondfinanciering op korte termijn een reële op lossing moet komen. Het ULG ziet dieze oplossing in een aanpassing van de pachtprijzen tot een zodanig niveau, dat voor de grondeigenaars een netto-rendement van drie procent mogelijk wordt gemaakt. Het prijsbeleid zal de agrarische ondernemer in staat moeten stellen, de 'hoge re kosten in zijn opbrengst prijzen iin te calculeren. Een bezwaar van het ULG tegen de voorgestelde grondband is, dat alleen de grond op erfpachtsbasis kan worden ingebracht, zodat de andernemer met de vaak hoge gebouwenlast blijft zitten, terwijl hij ook alle grond lasten voor zijn rekening moet nemen. Het enige soelaas dat de grondbank hier biedt, aldus het ULG, is een drie a vier procent lagere interest voor het in de grond ge- investeerde kapitaal. „QNGEZOND" vindt het ULG het zeer summiere recht van terugkoop van de grond na afloop van de erfpacht, dat wil zeggen na 26 jaar, aangezien dat betekent dat anderen dan na dde 26 jaar gaan beslissen over de continuïteit van de bedrijven. Het ULG heeft ook kritiek op de voor deelneming aan de grondbank gestelde minima van 50 hectare voor akkerbouw en 30 hectare voor veehouderijbedrijven. Als „in het uiterste geval" de grondbank toch zou worden gehanteerd als oplossing voor de financierings problemen acht het ULG-bestuur dat alleen aanvaard'- baar als de minimum 'bedrijfsgrootte wordt verlaagd, als voor de erfpachter of erfopvolger, een recht op verlen ging van de erfpacht wordt vastgelegd, als er een recht komt tot terugkoop van de grond tegen agrarische waar de, tussentijds zowel als na afloop van de erfpacht, als de grond onder de gebouwen in de regeling wordt betrok ken, als bij de beëindiging van de overeenkomst voor de waardebepaling van de gebouwen wordt uitgegaan van de economische waarde plus investeringen onder aftrek van de afschrijvingen en als de erfrente eenmaal in de zes jaar kan worden gewijzigd. |JE verwachte ontwikkeling van de Nederlandse land bouw is niet van die aard, dat hierdoor de moge lijkheden voor het loonwerk in de eerste tien jaar sterk zullen verminderen. Ir. J. Crucq, rijkslandbouwconsulent voor landbouwwerktuigen, verklaarde dit vrijdag in Utrecht op die jaarvergadering van de Bond van Agra rische Loonbedrijven (Boval). In 1970 waren er ongeveer 3000 loonbedrijven waarvoor in totaal 9000 mensen werk ten. De totale omzet van het loonwerk bedroeg 405 miljoen ofwel 135.000 per bedrijf. De omzetten per persoon en per bedrijf stijgen vol gens ir. Crucq nog steeds, maar de bedrijfseconomische resultaten bieden een heel wat minder florissant 'beeld. Ir. Crucq noemde in dit verband enkele specifieke pro blemen, zoals de slechte organisatie van de bedrijven, het door over-mechanisatie niet efficient gebruiken van de machines en de te geringe aandacht voor spreiding van de werkzaamheden, afbakening van het werkgebied en een goede regeling van het werk. Bovendien brengt de angst om klanten te verliezen veel loonwerkers er toe, onder de prijs te gaan werken. Daar komt nog bij, dat boeren bij de mechanisatie steeds meer samenwerken, hetgeen het aanschaffen van grote machines en het be nutten van het in de bedrijven aanwezige arbeidspoten tieel mogelijk maakt. Door afspraken tussen boer en loonwerker kan vol gens ir. Crucq een betere organisatie van het werk wor den bereikt. Verder meent hij, dat het bedrijfseconomisch inzicht van die loonwerkers moet worden vergroot en dat er meer samenwerking moet komen tussen de loon bedrijven onderling. Hij concludeerde, dat het loonwerk een belangrijke taak vervult in de Nederlandse landbouw en dat de eerst komende jaren ook niet veel zal verande ren, maar dat de loonbedrijven wel zullen moeten groei en. Verschillende bedrijven zullen moeten verdwijnen omdat de totale hoeveelheid loonwerk niet noemenswaar dig toeneemt. )N deze rubriek is er al meer dan eens op ge wezen dat men er goed aan doet te bekijken of bepaalde regelingen die met het oog op de toekomst gemaakt zijn nog wel de juiste zijn. De wereld ver andert vlug en ingrijpend. Dat geldt niet alleen voor de grote dingen, maar ook voor de kleine. Dat geldt ook niet alleen voor een wereld-onderneming, maar ook voor voorzieningen die gemaakt zijn voor het eigen bedrijf of in verband met de mogelijke ont wikkelingen in de toekomst. Van de stukken die men maar heel zelden eens in kijkt om te zien of de gemaakte regelingen nog wel passend zijn, zijn testamenten wel de meest voor komende. De meeste testamenten die wij in onze praktijk tegenkomen zijn gemaakt door echtgenoten. Deze be vatten dan een regeling die men in de omgangstaal omschrijft met: ,^Alles is bemaakt op de langstleven de". Onder deze uitdrukking zitten nog wel heel ver schillende regelingen verborgen. In de eerste plaats bedoelt men er mee dat de langstlevende van de echt genoten het vruchtgebruik van de gehele nalaten schap van de eerststervende zal genieten. Men bereikt daarmee dat de overblijvende niet in inkomen achter uitgaat. Zij of hij heeft echter niet het recht om over het vermogen te beschikken, d.w.z. goederen van de boedel te verkopen. Bij roerende goederen gebeurt op dit punt nog wel eens iets, dat juridisch niet precies juist is, maar bij onroerende goederen is levering niet mogelijk, want de kinderen hebben er bij vruchtge bruik van de ouder wel geen inkomsten uit, maar ze zijn wel eigenaar, blote eigenaar, zoals de rechtsterm al eeuwen lang luidt. n vermogen kan in bepaalde omstandigheden als AT ontbreken van beschikkingsmacht over het een groot bezwaar worden gevoeld. Speciaal bij echt paren met kinderen, die nog minderjarig zijn en voor wie in de toekomst nogal wat geregeld zal moeten worden, kan het van belang zijn, dat bij onverhoopt vroegtijdig overlijden van een van de ouders, de over blijvende alleen nog kan beschikken over het na gelaten vermogen. Dat tracht men dan te bereiken door te bepalen dat de langstlevende alle goederen van de nalatenschap, of zoveel als hij ervan hebben wil in eigendom krijgt. Hij of zij moet dan aan de nalatenschap vergoeden de ivaarde van wat in natura verkregen wordt. Die ver goeding gebeurt dan meestal in de vorm van het cre- eren van een schuld van de ouder aan de kinderen. Die schuld is dan renteloos omdat de ouder het vrucht gebruik heeft. Deze regeling sluit in vele gevallen aan bij de rechtsopvattingen die in onze samenleving van van daag leven, mits ze niet wordt toegepast in gevallen waarin ze, naar redelijkerwijs te verwachten is, niet nodig is. Ze is niet nodig als de overblijvende ouder de inkomsten uit de nalatenschap wel kan missen. Als zij ondanks de vermindering ervan in dezelfde levenstaat kan blijven, behoeven zulke verstrekkende regelingen niet gemaakt te worden en kunnen de kin deren hun erfdeel ter vrije beschikking, in volle eigen dom, krijgen. A AN de regeling waarbij alles aan de langstleven- de komt tegen schuldbekentenis, kan in deze inflatie-tijd nog een speciaal bezwaar kleven. Een waardevermeerdering van de goederen die nu volle eigendom van de overblijvende zijn, komt ook hele maal aan deze ten goede. Komt ook de langstlevende ouder weg te vallen dan betekent dat meer successie rechten voor de kinderen. Dit door het doen van schenkingen op te vangen, is lang niet altijd mogelijk. De inflatie kan duseen motief opleveren voor iemand die een dergelijk testament heeft gemaakt om eens te bekijken of het nu nog nodig is. Een ander motief om wijziging aan te brengen kan liggen in het feit, dat de verzorgingsplicht die de echtgenoten tegen over elkaar hebben, vroeger wat andere en verder gaande regelingen vroeg dan tegenwoordig het geval is. Nog betrekkelijk korte tijd geleden bestond er geen algemene bijstandswet. Die is er nu wel. Maar het is bekend dat men daar pas gebruik van kan maken, als er vrijwel geen eigen vermogen meer is. Dat is op zichzelf niet onjuist! Maar het werpt wel de vraag op of men in bepaalde gevallen er toch niet mee moet rekenen dat deze wet er is. Het vermogen van de kinderen dan via een testament ook nog laten verdwijnen, althans voor een deel, dat zonder testa ment in hun handen zou zijn gekomen, is iets dat veel ouders ook niet zint. Daarom is het goed aan deze zaken ook aandacht te besteden! PAAUWE.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 3