lebeta (J
suikerbieten
Uitbreiding Europese gemeenschap
19
(Vervolg van pag. 17)
DE VOORSTELLEN VAN DE EUROPESE
COMMISSIE VOOR PRIJZEN EN STRUCTUUR
Op 15 februari j.l. heeft de Commissie haar voor
stellen over prijzen en structuur ingediend. Deze
zullen door de Raad op 8 en 9 maart en op 22 en 23
maart worden behandeld. De Raad Eheeft in eerste in
stantie alleen gesproken over de koppeling van de
voorstellen voor prijzen en structuur: Duitsland en
Nederland zijn daar tegen, Italië wil eerst een be
sluit over de structuur en de andere landen nemen
een tussenpositie in. Minister Ertl van Duitsland kon
digde aan dat hij aparte Duitse prijzen zou moeten
vaststellen wanneer er voor 1 april geeii beslissing
over de prijzen is.
Op 18 februari heeft zoals bekend de landbouw-
commissie van het Europese Parlement over de voor
steller. gesproken. Te verwachten is dat er een bij
zondere procedure zal worden gevolgd bij de ver
dere behandeling, zodat nog vóór 1 april advies kan
worden uitgebracht.
KOPPELING PRIJZEN
EN STRUCTUURMAATREGELEN
De Commissie ziet de voorstellen als een eenheid
en schijnt het voornemen te hebben dit zo lang mo
gelijk vol te houden. Nu er echter een voorstel over
de prijzen is gedaan, kan de Raad volgens het Ver
drag (art. 149) met eenparigheid een afwijzend be
sluit nemen. Hoewel E.E.G.-maatregelen voor de
structuur zeer wenselijk zijn, zal in ieder geval voor
1 april a.s. een besluit over de prijzen voor het ko
mende seizoen genomen moeten zijn, zowel voor de
akkerbouw als voor de veehouderij.
De voorgestelde prijsstijgingen komen in de E.E.G.
neer op een globale verhoging van het pakket basis-
produkten (tarwe, voedergranen, suiker, oliezaden,
rundvlees en melk, gewogen tegen de omvang van de
onderscheidene produkten) van 3-3,5 Het Land
bouwschap heeft voorgesteld een verhoging van mi
nimaal 5, welke na uitwerking per produkt uitkwam
op 6 a 7. De redelijkheid van dit voorstel wordt nog
eens duidelijk belicht wanneer bedacht wordt dat een
prijsverhoging van 6 a 7 van de marktordenings-
produkten de kosten van levensonderhoud voor de
Nederlandse consument met slechts 0,33 verhoogt.
Vandaar dat de door de Commissie voorgestelde ver
hogingen onvoldoende moeten worden geacht.
Eén van de grootste bezwaren tegen het E.E.G.-
beleid van de laatste jaren is de bevriezing van de
communautaire prijzen geweest. De huidige voorstel
len kunnen het begin van de doorbreking daarvan
betekenen, hoewel voor de akkerbouw nauwelijks
van een beëindiging van een prijsbevriezing kan wor
den gesproken. De aanstaande toetreding van het V.K.
wordt echter reeds nu als argument aangevoerd voor
een toekomstige bevriezing. Elke voortzetting of her
vatting van een prijsbevriezing zal dan ook afgewe
zen moeten worden. Elk jaar zal daarvoor op grond
van inflatie- en kostenontwikkeling en voor een deel
rekening houdend met de toename van de produk-
tiviteit, een prijsvoorstel moeten worden geformu
leerd.
De regeling voor suiker schijnt bij de besprekingen
op ambtelijk niveau weinig moeilijkheden te geven
omdat volgens de Britse regering de voortzetting van
de Commonwealth-overeenkomst alleen wat de ont
wikkelingslanden betreft tijdens de overgangsperiode
(tot l-l-'78) gegarandeerd moet worden en daarna
aan een algemeen E.E.G.-beleid aangepast kan wor
den.
Vermeld moet nog worden de verhouding tot de
niet-toetredende ESFTA-landen waarop aan het eind
van deze notitie nog zal wörden ingegaan. In onder
staande is nader ingegaan op de belangrijkste nog
hangende problemen met daaraan gekoppeld een
aantal conclusies.
OVERGANGSPERIODE
Bij de afbraak van de handelsbelemmeringen zijn
een aantal zaken aan de orde met betrekking tot de
afbraak van prijsverschillen van landbouwproduk-
ten. De Engelsen willen evenals de Europese Com
missie de verschillen in marktprijzen (richtprijzen
enz.) in gelijke stappen verminderen: het V. K. wil
zes etappen, de Commissie maximaal vijf.
Het V. K. wenst de deficiency-payments wel in de
overgangsperiode af te breken maar stelt geen auto
matisme voor. Ook wordt het wederom instellen van
deficiency-payments niet uitgesloten. De Commissie
wil voor de deficiency-payments een afbraak in ma
ximaal vijf gelijke etappen. Om dit laatste te bespoe
digen, stelt de Commissie voor om de E.E.G.-restitu-
ties bij uitvoer naar het V. K. welke het verschil in
marktprijzen overbruggen, door de Engelsen te laten
terugbetalen wat betreft het deel overeenkomend
met de deficiency-payment.
Bij landbouwtariefprodukten zou volgens het V. K.
grotere afbraak aan het einde van de overgangspe
riode moeten komen dan aan het begin. Bij industrie-
produkten zou het accent meer op het begin liggen.
Bij de landbouwheffingen zou volgens het V. K.
een preferentie toegepast kunnen worden door mid
del van een geleidelijk groter forfaitair bedrag. Hier
door zou de toegang voor de E.E.G. tot de V. K.-
markt met een lagere heffing belast worden dan voor
derde landen. Over een afschaffing van kontingenten
van tuinbouwproducten zal nog gesproken moeten
worden.
Tenslotte wil het V. K. de bestaande akkoorden
met b.v. Denemarken en Ierland in de overgangs
periode voortzetten.
Over al deze vraagstukken is nog geen overeen
stemming bereikt maar het ziet er naar uit dat de
tegenstellingen wel zijn te overbruggen met uitzon
dering van het terugbetalen van een deel der E.E.G.-
restituties dat onder de financiële problemen valt.
Zoals het Landbouwschap reeds eerder stelde is
een korte overgangsperiode gewenst welke voor
landbouw en industrie gelijk is. Het is logisch dat
reeds tijdens deze overgangs-periode een preferentie
wordt opgebouwd t.a.v. het handelsverkeer tussen
Groot-Brittannië en de zes. Ook in de lopende ak
koorden tussen Denemarken, Ierland en Groot-Brit
tannië zal deze preferentie tot uiting moeten worden
gebracht.
De bestaande kontingenten (bijvoorbeeld bij tuin
bouwprodukten) zullen moeten worden afgeschaft.
Afgewezen moet worden de gedachte dat tijdens
de overgangsperiode afgebroken deficiency-payments
wederom ingesteld kunnen worden.
FINANCIERING
Bij de financiering staat het Engelse voorstel op
vier punten aan kritiek bloot:
de overgangsperiode hier duurt acht jaar in plaats
van vijf:
de beginbijdrage is te gering, n.l. 3 en loopt de
eerste vijf jaar slechts op tot 13 a 15
nadat de toename van de bijdrage nog drie jaar
begrensd is, zou volgens de Engelsen een herzie-
Het komend half jaar zal zeer waarschijnlijk be
slissend zijn voor het succes van de derde poging
om de Europese Gemeenschap uit te breiden. Aldus
een nota van de Sociaal-Economische afdeling van
het Landbouwschap. De sleutel daarvoor is de over
eenstemming met het Verenigd Koninkrijk over een
aantal centrale onderwerpen. Het is niet onmogelijk
dat de formele eind-onderhandelingen hierover plaats
zullen vinden tijdens een topconferentie waaraan be
halve het V. K. ook de andere kandidaatlanden zul
len deelnemen. Een akkoord met het V. K. is echter
een absolute voorwaarde en dit akkoord zal reeds
voor een dergelijke topconferentie door de onderhan
delaars voorbereid moeten zijn.
De indruk bestaat dat de V. K.-delegatie voor de
zomervakantie zodanig gevorderd wil zijn dat aan
de uitslag geen twijfel meer behoeft te bestaan. Van
de huidige E.E.G.-landen lijkt men daaraan wel te
willen meewerken gezien het tempo van onderhan
delen, al zou Frankrijk er bepaald niet aan hechten
om voor de afloop van haar tijdelijk voorzitterschap
van de Raad (1 juli 1970) tot een beslissend stadium
te komen.
Een element van verrassing kan altijd ontstaan
door de politieke ontwikkelingen buiten de eigenlijke
onderhandelingen. Allereerst is er de publieke opi
nie in het V. K. welke zich bepaald niet duidelijk
voor een aansluiting bij het continent heeft uitge
sproken. In dit verband draagt tot nog toe de gang
van zaken bij de onderhandelingen niet bij tot de
indruk dat de Engelse delegatie door haar optreden
bepaalde concessies heeft afgedwongen. Voordat het
standpunt van de zes naar buiten komt is er n.l. door
o.a. de Nederlandse zoveel aan geschaafd dat niet
meer van een onderhandelingsstandpunt kan worden
gesproken. De Engelsen hebben dan weinig reden
om zich negatief op te stellen. Hierin is nu enige wij
ziging gekomen door het Britse voorstel over de fi
nanciële bijdrage dat niet haalbaar kan worden ge
acht, en dat door de Britse regering tegenover het
Britse parlement dat dit standpunt zoals alle andere
voorstellen nog kan wijzigen, zij het niet in sterke
mate. Het zal echter straks moeilijk zijn voor de Brit
se regering uit te leggen waarom het V. K. bij de fi
nanciering toch door de knieën gaat en dat kan ook
een averechts effect hebben op de Britse publieke
opinie.
Een ander element van verrassing kan schuilen in
de Franse houding. De nieuwjaars-persconferentie
van President Pompidou bevatte in dit opzicht nog
geen voortekenen; zijn opvatting over Europese sa
menwerking ondervindt in het V. K. weinig tegen
spraak. Er is veel belangstelling van Frankrijk voor
de positie van het pond sterling na toetreding van
het V. K.; het is echter op het ogenblik moeilijk in te
zien hoe daarvan een breekpunt kan worden ge
maakt.
ning mogelijk moeten zijn; aangezien de sprong
aan het eind van de acht jaar naar de bijdrage van
een normale E.E.G.-regeling vrij groot zal zijn,
zal op deze herziening waarschijnlijk een beroep
worden gedaan.
Tijdens de besprekingen van 2 februari reageerden
de zes vrij gematigd op dit voorstel door er o.m. de
nadruk op te leggen dat de Britten het principe van
een E.E.G.-financiering voor na de speciale over
gangsperiode reeds aanvaardden.
Uit de persberichten zou men kunnen opmaken dat
Minister Rippon ondanks nogal forse taal, toch wel
bereid is om water in dewijn te doen. Allereerst door
zoals gezegd, zijn voorstel vatbaar voor onderhande
lingen te noemen en ten tweede door tegen te spre
ken dat de „sprong" aan het einde van de overgang
voor de Britten moeilijkheden zal opleveren. Een
punt blijft echter dat de Britten geheel uitgaan van
de gedachte dat het Britse geld dat naar Brussel gaat
en dat niet in het V. K. wordt uitgegeven, slechts kan
worden beschouwd als extra-heffing zonder enige
directe reden.
Frankrijk heeft wel eens gesteld dat een land geen
volledig stemrecht zou kunnen krijgen zolang het
beginsel van communautaire financiering niet is aan
vaard. (overigens mag er van Frankrijk alleen over
onbelangrijke zaken in de E.E.G. gestemd worden).
Geconstateerd moet worden dat de financierings-
problematiek in de onderhandelingen in materieel
opzicht overgewaardeerd wordt. Kennelijk spelen
politieke motieven daarbij een rol. In ieder geval zal
Groot-Brittannië na de overgangsperiode zijn bijdrage
moeten leveren in de vorm van afstand van douane
rechten en heffingen, aangevuld met afdracht van
een deel der indirecte belastingen. Betreurd moet
worden dat t.a.v. de financiering een qua duur afwij
kende overgangsperiode wordt overwogen.
NIEUW-ZEELAND
Over de relatie met Nieuw-Zeeland is nog niet
diepgaand tussen de zes gesproken. Volgens de En
gelsen (en men kan aannemen dat Nieuw-Zeeland
daarmede akkoord is) zou er een permanente afzet-
garantie van de huidige import van melkequivalen-
ten (d.w.z. 4,95 min ton) gegeven moeten worden
tegen de huidige prijzen. Dit laatste betekent een
speciale lage heffing voor Nieuw-Zeelandse produk
ten. De Commissie stelde voor om de regeling met
Nieuw-Zeeland in de overgangsperiode geleidelijk te
beëindigen en zo mogelijk een internationale zuivel-
overeenkomst op te nemen; zou de laatste op zich
laten wachten dan valt over een speciale regeling te
denken. De Commissie streeft tijdens de overgangs
periode naar een geleidelijk kleinere invoer uit
Nieuw-Zeeland tegen hogere prijzen; de afzetgaran-
tie voor kaas zou moeten verdwijnen en die voor bo
ter moet worden gehalveerd.
De problematiek op gebied van de zuivel t.a.v.
Nieuw-Zeeland kan slechts afdoende worden gere
geld via een wereld-zuivelovereenkomst. In ieder
geval zal voorkomen moeten worden dat de Nieuw-
Zeelandse export naar West-Europa abrupt wordt
afgebroken. Dit zou immers tot ongewenste conse
quenties kunnen leiden elders op de wereldmarkt.
Ook zal voorzichtigheid betracht moeten worden met
het te snel verhogen van de consumptieprijs voor
boter in Engeland.
DE ONDERHANDELINGEN
De Raad van E.E.G.-Ministers heeft het voeren van
de onderhandelingen aan zich gehouden. Dit heeft tot
gevolg dat op ambtelijk niveau de permanente ver
tegenwoordigers de besprekingen voeren. Aangezien
de E.E.G. een eensluidend standpunt ten gehore moet
brengen, wordt de visie van de zes na onderling over
leg eerst op papier gezet en vervolgens door de voor
zitter (op het ogenblik Frankrijk) aan de Engelsen
voorgelezen. Wanneer het V. K. heeft gereageerd dan
trekken de zes zich terug om het antwoord op te
stellen.
De Europese Commissie neemt intussen met alle
kandidaat-landen alle E.E.G.-reglementen en beslui
ten door om na te gaan waar zich moeilijkheden kun
nen voordoen die in de Raad van Ministers moeten
worden gebracht. De Commissie heeft overigens wel
haar mening geformuleerd over de besluiten welke
de onderhandelaars moeten nemen.
De hoofdpunten van de onderhandelingen zijn op
het ogenblik:
1. de afbraak yan handelsbelemmeringen binnen
de reeds overeengekomen 5-jarige overgangs
periode;
2. de financiering;
3. de verhouding tot Nieuw-Zeeland.
(Zie verder pag. 21)
Zeer hoge bietopbrengst en
de hoogste suikeropbrengst