zlm LANDBOUWSCHAP Nieuwe gunstige regeling voor vrijwillige kavelruil VAN HET r\E -ambtelijke instanties die in deze werkgroep „Vrijwillige kavelruilregeling" zitting hebben houden nauw kontakt met elkaar, zodat het door goed samenspel mogelijk is dat in de praktijk de verschil lende fasen worden gecombineerd en vrijwel gelijk tijdig worden uitgevoerd. Daardoor kan een snelle en efficiënte uitvoering worden gerealiseerd. 17 oude toestand CEN in feite in de Ruilverkavelingswet 1954 vast- gelegde regeling van de kavelruil bij overeen komst is onlangs weer nieuw leven ingeblazen en te vens op bepaalde punten vereenvoudigd. Werd voor heen reeds via ruilverkavelingsovereenkomsten onder linge uitruil en herindeling van gebruikspercelen met Overheidshulp via de Cultuur Maatschappijen tot stand gebracht, nu is de voorbereiding van deze (kleine) kavelruil bij overeenkomst in handen gelegd van een provinciale werkgroep en waarin vertegenwoordigd zijn: de provinciale direktie voor de bedrijfsontwikke ling; de provinciale direktie van de Cultuurtechnische Dienst; de kadastrale Ruilverkavelingsdienst; de provinciale direktie van Staatsbosbeheer. Is opzet en uitvoering van een Ruilverkaveling over het algemeen voor het betreffende gebied een bijzon der ingrijpende zaak, die de nodige tijd aan voorberei ding kost, de nodige financiële lasten met zich mee brengt en waarmede een meerderheid zich akkoord dient te verklaren, deze regeling van kavelruil en per ceelsvergroting door middel van ruilverkaveling bij overeenkomst is (indien betrokkenen het eens kunnen worden) een bijzonder eenvoudige regeling. Voor deze regeling tot kavelruil en perceelsvergro ting, die voor een verantwoorde rationele bedrijfs voering van bijzonder groot belang kan zijn, moeten tenminste een drietal eigenaren zich bij overeenkomst bereid verklaren er aan deel te willen nemen. Van zelfsprekend zijn landbouwgronden die reeds in een ruilverkaveling, die in uitvoering is, van deze regeling uitgesloten. VOORLICHTING P)E voorlichting van deze vrijwillige kavelruil wordt verzorgd door de Provinciale Direktie voor Be 4 eigenaren, ono. Ca. 54 ha. drijfsontwikkeling. Geïnteresseerden kunnen zich dan ook rechtstreeks richten tot de consulentschappen of dit via hun bedrijfsvoorlichter doen. Van die zijde wordt desgevraagd een schetsplan opgemaakt van de be staande situatie, de voorgenomen ruilingen en de no dig geachte cultuurtechnische werken. Tekeningen enz. worden gratis opgesteld door de Cultuurtechni sche Dienst. Na deze voorfase worden de plannen door de provinciale Direktie op uitvoerbaarheid, land bouwkundig nut enz. beoordeeld. De verdere uitwer king van de plannen wordt dan behandeld door de C.T.D., die een kostenraming opzet alsmede een korte omschrijving van de uit te voeren werken samenstelt. BIJDRAGEREGELING IN DE KOSTEN V/OOR de realisering van de aan deze kavelruil- regeling verbonden kosten bestaat een gunstige regeling. De Provinciale Direktie van de C.T.D. zal na verkregen ministeriële toestemming een bijdrage in de kosten verlenen van 50 tot een maximum van f 500,per ha. Verder komen de kosten van de ad ministratieve uitvoering volledig voor Rijksrekening. Ook de notariskosten die aan het opstellen van de desbetreffende akten zijn verbonden worden geheel door de C.T.D. gedragen. Verder wordt zonder kosten alle hulp voor het ontwerpen en de uitvoering van deze vrijwillige kavelruil verleend. Deze regeling van vrijwillige kavelruil kan van groot belang zijn voor grondgebruikers en eigenaren die voorlopig geen kans hebben op een wettelijke ruil verkaveling. Ook is deze van belang voor die gebieden waar een ruilverkaveling alweer jaren geleden is ge reedgekomen en b.v. de situatie door aanleg van nieuwe wegen, leidingen enz. niet meer aan de hui dige eisen van optimaie indeling van een bedrijf vol doet. Als er mogelijkheden zijn om met andere belang hebbenden tot overeenstemming te komen geeft deze regeling gunstige kansen om een en ander tegen niet al te hoge kosten te realiseren. Een betere bedrijfsindeling kan hiervan het resul taat zijn, iets waar ook de eigenaar-verpachter belang bij kan hebben. De kosten verbonden aan de uitvoe ring van de noodzakelijke aanpassingswerken moeten door partijen zelf worden gefinancierd. In tegenstel ling tot een ruilverkaveling vindt bij deze regeling n.l geen voorfinanciering door het Rijk plaats. De C.T.D. betaalt de Rijksbijdrage aan partijen uit overeenkom stig de verdeelsleutel, opgenomen in de overeenkomst, na controle van de werken. VERSCHILLENDE MOGELIJKHEDEN Belangstellenden voor deze regeling tot kavelruil en perceelsvergroting door middel van ruilverkaveling bij overeenkomst zouden wij willen adviseren eens met hun bedrijfsvoorlichter te gaan praten. Dit ook als men niet verder zou kunnen komen dan slechts twee deel nemers. Misschien weet hij een oplossing om er een derde belangstellende bij te betrekken. Dit zou bijvoor beeld de Stichting Beheer Landbouwgronden kunnen zijn! Het is verder ook mogelijk dat eigenaren die hun bedrijf willen beëindigen in de ruil worden betrokken. De beëindiger kan dan grond inbrengen en geld daar voor terug krijgen. Hij ontvangt bovendien de uitke ring van maximaal 10x de pachtwaarde zoals die in de bedrijfsbeëindigingsregeling is vastgelegd. BI. Woensdag 3 maart vergaderde het Bestuur van het Landbouwschap aan de hand van een zeer uitvoerige Sgenda, waarbij ondermeer belangrijke zaken als de prijs- en structuurvoorstellen van de Europese Com missie, het meerjaren programma voor de Neder landse land- en tuinbouw, de instelling en werkwijze van een Grondbank, de Wet Verontreiniging Opper vlaktewateren en de landbouw aan de orde kwamen. Daarnaast nog onderwerpen als akkerbouw- en vee- en pluimveehouderij-aangelegenheden en een aantal bestuurlijke zaken. Vooruitlopend op het verslag van deze openbare bestuursvergadering ontlenen wij aan de bij de agenda gevoegde stukken de volgende bij zonderheden. VOORSTEL WIJZIGING PACHTNORMENBESLUIT Van de Minister van Landbouw werd per 19-2-1971 het verzoek ontvangen, om uiterlijk 8 april een ad vies te geven over een voorstel tot wijziging van het Pachtnormenbesluit 1967. Voorgesteld wordt de indeling per grondsoort naar kwaliteitsklasse als basis voor de pachtnormen te laten vervallen en in het vervolg te volstaan met het noemen van één maximale pachtwaarde voor de hoogste kwaliteit per grondsoort. In verband met de toenemende eigenaarslasten wordt voorgesteld deze basisnormen voor los land met gemiddeld 25,per ha te verhogen en de af trek en toeslagen met gemiddeld 15,per ha. In deze verhoging is mede begrepen de uitbreiding van de factoren, die de externe produktie-omstandighe- den bepalen met kavelgrootte, perceelsgrootte en be reikbaarheid. Voor tuinland wordt geen verhoging van de pachtnormen voorgesteld. Ook bij de basispacht voor de gebouwen wordt voorgesteld de onderverdeling op basis van de doel matigheid der gebouwen te verminderen, n.l. van 5 naar 3 klassen. De doelmatigheidsklassen „zeer goed", „voldoende" en „slecht" worden gehandhaafd, waar bij voorgesteld wordt de maximum pachtwaarde voor de beide eerstgenoemde klassen met 25 te verho gen in verband met gestegen loon- en onderhouds kosten. De Commissie Grondgebruik heeft dit voorstel op haar vergadering op 4 maart besproken, tegelijker tijd met de voorstellen van de Werkgroep Pacht met betrekking tot het pachtprijsbeleid, waarover wij reeds eerder de conclusies in ons blad opnamen. KINDERBIJSLAGWET KLEINi: ZELFSTANDIGEN Het Landbouwschap heeft zich naar aanleiding van de behandeling van de begroting van het Departe ment van Sociale Zaken en Volksgezondheid met een schrijven tot minister Roolvink gewend betreffende de toepassing van de kinderbijslagwet kleine zelf standigen. Volgens deze wet wordt het inkomen van in het zelfstandige bedrijf meewerkende, ongehuwde inwonende kinderen bij dat van de ouders geteld. Naar aanleiding van opmerkingen uit de Kamer dien aangaande heeft de minister gesteld dat deze bepa ling zijn betekenis binnen zeer redelijke tijd in be langrijke mate zal verliezen. Dit omdat, mede ten gevolge van de leerplichtverlenging, kinderen bene den de 16 jaar in het algemeen niet meer in het be drijf zullen meewerken. Het Landbouwschap wijst er de minister terecht op dat dit probleem zich in het geheel niet tot kinde ren beneden de 16 jaar beperkt. De wet spreekt zelfs helemaal niet over een leeftijdsgrens en ook bijv. het loon van een 21-jarige ongehuwde meewerkende zoon moet bij het inkomen van zijn ouders worden geteld. De wet gaat nog steeds uit van een „gezinsinkomen", een bepaling die uit de tijd is en als onredelijk er varen. Dit te meer omdat hoe langer hoe meer aan meewerkende kinderen normaal loon wordt uitbe taald Vandaar dat het Landbouwschap de minister verzoekt te willen bevorderen dat bij de toepassing van de K.K.Z. bij de bepaling van het inkomen het loon van meewerkende kinderen niet meegeteld wordt. (Zie verder pag. 19)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1971 | | pagina 17